De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de aangiftebereidheid onder slachtoffers van haatcriminaliteit te laag is, terwijl het voor de bestrijding
van haatcriminaliteit cruciaal is dat meteen aangifte gedaan wordt bij de politie;
constaterende, dat de verdachten meestal bekenden zijn, zoals collega's, klas- of buurtgenoten, waardoor de kans op vergelding
na een aangifte zeer hoog is;
constaterende, dat door de politie onvoldoende onderkend wordt dat het pesten en treiteren van bijvoorbeeld LHBT-personen
zorgt voor een ernstige wijze van vrijheidsberoving, waardoor mensen zichzelf niet authentiek kunnen gedragen op straat, hun
huis niet uitdurven of geen bezoek meer durven ontvangen;
constaterende, dat de lage pakkans voor daders van haatcriminaliteit de aangiftebereidheid negatief beïnvloedt, terwijl zeer
effectieve opsporingsmethoden, zoals lokagenten of intensief cameratoezicht, onvoldoende benut worden;
constaterende, dat het dus in handen van de overheid ligt om de aangiftebereidheid voor deze ernstige vrijheidsberovende haatcriminaliteit
te vergroten;
verzoekt de regering de aangiftebereidheid van slachtoffers van haatcriminaliteit te vergroten door het anoniem doen van aangifte
echt overal mogelijk te maken en door bij de politie de kennis van haatcriminaliteit te vergroten zodat de ernst van het misdrijf
meteen onderkend wordt en de meest effectieve opsporingsmiddelen worden ingezet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Marcouch
Van Raak
Berndsen
Dibi
Van der Staaij
Çörüz