Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2012
Hierbij informeer ik uw Kamer over het recente Staatsbezoek van de Turkse President
Abdullah Gül, 17–19 april jl., aan ons land. Kamerleden Timmermans en Van Bommel vroegen
17 april jl. bij de Regeling van Werkzaamheden om een Kabinetsbrief over de wijze
waarop tijdens het Staatsbezoek over mensenrechten in Turkije is gesproken. Met deze
brief beantwoord ik tevens het verzoek van de vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken,
27 maart jl., over de rol van Turkije in de regio, de ontwikkelingen van de mensenrechtensituatie
en het Staatsbezoek van President Gül.
Dit jaar staan Nederland en Turkije stil bij 400 jaar diplomatieke relaties. Beide
landen maken van deze gelegenheid gebruik om de economische, culturele en maatschappelijke
banden aan te halen. Het recente bezoek van de Turkse President markeert het politieke
belang dat hieraan wordt gehecht, alsook het economisch potentieel dat Turkije, gegeven
zijn sterke economische groei, het Nederlands bedrijfsleven biedt. President Gül werd
onder andere door een grote Turkse handelsdelegatie vergezeld.
Tijdens het Staatsbezoek hebben de Minister-President en ik politieke consultaties
met de Turkse delegatie gevoerd. Er is onder meer gesproken over de politieke Kopenhagen-criteria,
«goed nabuurschap» en de rol van Turkije in de regio. De goede bilaterale betrekkingen
kenmerken zich door een reguliere en indringende politieke dialoog zoals gebruikelijk
bij de jaarlijkse bilaterale «Wittenburg»-conferentie, recentelijk op 6 maart jl.
in Rotterdam, en bij andere politieke contacten zoals het Turkije-bezoek van vicepremier
later deze maand.
Nederland heeft de Turkse regering opgeroepen de politieke Kopenhagen-criteria na
te leven. Zo sprak het Kabinet waardering uit voor de voortgang in de afgelopen jaren,
maar werd er tegelijk bij de Turkse delegatie op aangedrongen de hervormingen t.a.v.
democratie en rechtstaat voort te zetten. Het gaat daarbij om verbetering van de politieke,
sociale en economische rechten van de Koerdische minderheid, godsdienstvrijheid, bescherming
van religieuze minderheden, respect voor vrijheid van meningsuiting en persvrijheid,
eerlijke en onafhankelijke rechtsgang, alsook de rechten van vrouwen en kinderen.
Voorts heeft het Kabinet aandacht gevraagd voor goede relaties van Turkije met zijn
buurlanden. Mede in dit licht is benadrukt dat Turkije het «Ankara-protocol» dient
te implementeren en dat een constructieve bijdrage aan hereniging van de beide gemeenschappen
in Cyprus aangewezen is. Ook is Turkije gevraagd de eerder ingezette toenadering tot
Armenië te hervatten, zodat beide landen tot een gezamenlijk inzicht over de kwestie
van de Armeense genocide kunnen komen.
Nederland gaf ook aan dat inspanningen van Turkije en de EU in de (wijdere) regio
elkaar, zoveel mogelijk, dienen te versterken. Het Kabinet heeft Turkije gecomplimenteerd
met zijn proactieve houding bij de Arabische transitie, waaronder het (politiek) isoleren
van het Assad-regiem en de opvang van Syrische vluchtelingen; het Kabinet draagt zelf
één mln. euro bij aan de opvang van deze vluchtelingen in de regio. Nederland uitte
daarnaast zijn bezorgdheid over het Turkse beleid ten aanzien van Iran, waarbij van
belang is dat Turkije zich aansluit bij de EU-sancties tegen het Iraanse bewind. Het
is positief dat Turkije onlangs de P5+1-consultaties met Iran in Istanbul heeft gefaciliteerd.
Gelet op de strategische noodzaak van goede relaties met Israël, is Turkije tevens
verzocht om deze te herstellen. Het Kabinet blijft zich inspannen de toenadering tussen
beide landen te bevorderen.
De indringende politieke dialoog tussen Nederland en Turkije is, mede dankzij het
bilaterale jaar, stevig ingebed in een brede uitwisseling op economisch, cultureel
en maatschappelijk gebied. Zoals ik Uw Kamer eerder berichtte, is deze dialoog van
belang om elkaars standpunten, wanneer deze verschillen, nader te kunnen toelichten.
Voorafgaand aan de reis van Hare Majesteit de Koningin naar Ankara en Istanbul, 13–15 juni
a.s., vinden de volgende gesprekken op politiek niveau plaats bij het Turkije-bezoek
van vicepremier Verhagen, 23–25 mei a.s.
De dialoog met Turkije beperkt zich geenszins tot de Regering. Het kader van het Staatsbezoek
voorzag in een aantal ontmoetingen van leden van de Eerste en Tweede Kamer met Turkse
parlementariërs die zowel de regeringspartij als de oppositie in Turkije vertegenwoordigen.
Ook is er een debat geweest tussen de Turkse President en Nederlandse studenten van
verscheidene universiteiten. Tijdens beide gelegenheden is gesproken over de veelzijdige
relaties tussen beide landen en is ingegaan op ontwikkelingen ten aanzien van Turkije.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal