33 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2012

Overeenkomstig art 4 lid 2 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten dient het College financieel toezicht (Cft) eens per half jaar schriftelijk verantwoording af te leggen over zijn werkzaamheden door tussenkomst van mij aan de raad van ministers van het Koninkrijk, de besturen, de beide kamers der Staten-Generaal en beide Staten.

De rapportage is op 2 maart behandeld in de raad van ministers van het Koninkrijk. Bijgaand ontvangt u de rapportage over de periode april 2011 tot en met december 20111.

In aanvulling op de halfjaarrapportage kan ik u melden dat het Cft de definitief vastgestelde begroting van Curaçao van een voorzichtig positief advies (d.d. 10 februari) heeft voorzien met inachtneming van een aantal beleidsmatige risico’s.

De concept-begroting van Sint Maarten is door het Cft op 13 januari voorzien van een aanvullend advies. In die brief is nogmaals aangegeven de definitieve begroting te beoordelen op een viertal voorwaarden en de actuele stand van zaken tot dan toe. Het Cft geeft aan dat de reactie van Sint Maarten op de brief van het Cft d.d. 14 december voldoende vertrouwen geeft in de planning en monitoring om een voorzichtig positief oordeel over de concept-begroting uit te spreken.

Voor beide landen geldt dat het Cft aan de landen nadrukkelijk aangeeft dat als op enig moment gedurende het jaar het Cft tot het oordeel komt dat de (meerjarige) houdbaarheid van de begroting in gevaar komt, of dat er anderszins onvoldoende voldaan wordt aan de normen van de Rijkswet, het Cft hierover zal adviseren op basis van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Hierbij wordt nadrukkelijk ook de mogelijkheid opengehouden zich te wenden tot de Rijksministerraad tot het geven van een aanwijzing. De Rijksministerraad volgt de ontwikkelingen op basis van de adviezen van het Cft nauwlettend.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven