33 000 III Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken en van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2012

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

blz

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1

Leeswijzer

4

     

2

Ministerie van Algemene Zaken

5

2.1

De beleidsagenda

5

2.2

Beleidsartikel

6

2.2.1

Algemene beleidsdoelstelling

6

2.2.2

Budgettaire gevolgen van beleid

6

2.2.3

Operationele doelstellingen

7

2.2.3.1

Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid

7

2.2.3.2

Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

7

2.2.3.3

Het leveren van bijdragen aan de langeretermijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

8

2.3

Baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie

11

2.3.1

Begroting van baten en lasten

11

2.3.2

Kasstroominformatie

13

2.3.3

Doelmatigheidsinformatie

14

     

3

Kabinet der Koningin

15

3.1

Algemene doelstelling

15

3.2

Taken

15

3.3

Budgettaire gevolgen

15

     

4

Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

17

4.1

Algemene doelstelling

17

4.2

Budgettaire gevolgen

17

     

Internetbijlagen (gepubliceerd op www.rijksbegroting.nl)

 

1

Verdiepingshoofdstuk

 

2

Moties en toezeggingen

 

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1, 3 en 4

De onderhavige wetsartikelen strekken ertoe om de begrotingsstaten van respectievelijk het Ministerie van Algemene Zaken, van het Kabinet der Koningin en van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voor het jaar 2012 vast te stellen.

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. In afwijking van het derde lid is in het vierde lid bepaald, dat de begrotingsstaten van het Kabinet der Koningin en van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden vastgesteld bij de wet waarmee de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken wordt vastgesteld.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2012 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie voor het jaar 2012 vastgesteld. Deze baten, lasten, kapitaaluitgaven en -ontvangsten worden toegelicht in onderdeel B van deze memorie van toelichting.

De Minister-President,Minister van Algemene Zaken,M. Rutte

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaten voor het jaar 2012 van het Ministerie van Algemene Zaken (inclusief die van de baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie), van het Kabinet der Koningin en van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheids-diensten. Bedoelde begrotingen komen in de paragrafen 2 tot en met 4 aan de orde.

Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid van het ministerie (paragrafen 2.1 en 2.2), de baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie (paragraaf 2.3).

In de toelichting bij de begroting van het Kabinet der Koningin wordt achtereenvolgens ingegaan op de algemene doelstelling (paragraaf 3.1), de taken en activiteiten (paragraaf 3.2) en de budgettaire gevolgen (paragraaf 3.3).

In de toelichting bij de begroting van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt kort aandacht besteed aan de doelstelling van de Commissie (paragraaf 4.1) en aan de budgettaire gevolgen (paragraaf 4.2).

Voor wat betreft het verstrekken van beleidsinformatie wordt opgemerkt dat de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken, gelet op de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, geen aanknopingspunten biedt tot het benoemen van maatschappelijke effecten (outcome-indicatoren). Dit neemt niet weg, dat in de AZ-begroting ieder jaar zo goed en zo concreet als mogelijk inzicht wordt gegeven in de activiteiten. Waar mogelijk en zinvol zijn deze gevat in output-indicatoren.

2. MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN

2.1 De Beleidsagenda

Voor het Ministerie van Algemene Zaken en de minister-president staan, overeenkomstig artikel 45 van de Grondwet, het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid daarvan, centraal.

Voor de periode 2010–2014 is het algemeen regeringsbeleid uitgewerkt in het beleidsprogramma «Vrijheid en Verantwoordelijkheid» van het kabinet Rutte-Verhagen.

Voor het kabinet heeft herstel van de overheidshuishouding prioriteit. Daarnaast richt zij zich op de realisatie van een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid.

De Europese agenda, waaronder de bijeenkomsten van de Europese Raad, blijft onverminderd prioriteit hebben.

Het ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de minister-president in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Het Ministerie van Algemene Zaken bestaat voor een groot deel uit de interdepartementale «shared service» Dienst Publiek en Communicatie (ca. 40%). Voorts uit het bureau van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Rijksvoorlichtingsdienst en het secretariaat Ministerraad (tevens kabinet minister-president). De directe ondersteuning van de Ministerraad en van de minister-president omvat ca. 20% van het geheel. Het Kabinet der Koningin (KdK) en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) behoren formatief en budgettair eveneens tot de begroting III van het Ministerie van Algemene Zaken. Dit alles wordt ondersteund door bedrijfsvoeringfuncties.

In de periode 2011–2015 vult het ministerie een personele taakstelling (bezuiniging) in. Gecumuleerd daalt de omvang – inclusief KdK en CTIVD – van ca. 500 fte, bij ongewijzigd beleid, naar ca. 400 fte.

Doel is om te komen tot een maximaal efficiënt ministerie dat de aandacht volledig richt op haar kerntaken. Bij DPC betekent dat ondermeer een uitbesteding van de vraagbeantwoording onder regie aan de markt, in samenhang met een andere procesinrichting leidend tot kwalitatieve en kwantitatieve voordelen. Onderzocht wordt ook hoe het ministerie haar huisvesting terug kan brengen van drie naar twee gebouwen.

2.2 Beleidsartikel

2.2.1 Algemene beleidsdoelstelling: Het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De verantwoordelijkheid van de minister-president en de minister van Algemene Zaken, zoals neergelegd in de Grondwet en diverse regelgeving.

Verantwoordelijkheid

Het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de rijksministerraad, ministerraad, onderraden, ministeriële commissies enz.

Externe factoren

De coördinerende verantwoordelijkheid van de minister-president heeft een ander karakter dan die van andere ministers met een coördinerende taak. «Eenheid» en «algemeen regeringsbeleid» zijn hier staatsrechtelijke begrippen. Er is geen sprake van een beleidsveld.

2.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel zijn de programma- en de apparaatsuitgaven voor de komende jaren opgenomen.

(x € 1 000)

Het Algemeen regeringsbeleid

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

73 278

65 607

56 835

57 604

56 418

57 670

57 343

Uitgaven

72 355

65 607

56 835

57 604

56 418

57 670

57 343

               

Programma-uitgaven

             

waarvan juridisch verplicht

 

7 047

6 081

– Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid

 

630

600

618

618

618

618

– Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

 

25 266

22 708

22 978

22 943

24 203

24 203

– Bijdragen aan de langeretermijn beleidsontwikkeling

 

764

744

574

574

574

574

               

Apparaatsuitgaven

 

38 947

32 783

33 434

32 283

32 275

31 948

               

Bovenstaande communicatie-uitgaven incl. opdrachten AZ aan de baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie

 

20 910

19 674

18 976

19 310

19 310

19 310

Ontvangsten

3 659

3 767

4 373

4 373

4 373

4 373

4 373

Een toelichting op de budgettaire gevolgen van het beleid is terug te vinden in de internetbijlage.

Toelichting taakstelling apparaatartikel

De efficiencytaakstellingen waartoe het vorige kabinet reeds had besloten en die uit het regeerakkoord zijn als volgt:

(x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

Doelmatigheidskorting Rijksdienst

750

750

750

750

750

Bruto efficiencytaakstelling regeerakkoord

   

1 000

2 000

2 000

Besparingsverlies

     

– 1 000

– 667

Totale ombuiging

750

750

1 750

1 750

2 083

Een deel van deze taakstelling wordt pro rato doorbelast naar de begroting van het Kabinet der Koningin; deze doorbelasting bedraagt € 71 000 in 2016.

Van de voor het ministerie zelf resterende taakstelling wordt circa eenderde deel gevonden in een verlaging van het budget voor personeel van het kernministerie en tweederde deel wordt gevonden in een verlaging van de taakbijdrage aan de baten-lastendienst DPC, onder meer samenhangend met een verdere concentratie op shared-service taken en uitbesteding van de vraagbeantwoording.

2.2.3 Operationele doelstellingen
2.2.3.1 Operationele doelstelling: Het Algemeen regeringsbeleid

Motivatie

Het ministerie van Algemene Zaken coördineert het algemeen regeringsbeleid. Doel is de minister-president en de ministerraad adequaat te ondersteunen door beleidsinhoudelijke voorbereiding en afstemming en de woordvoering en communicatie hierover.

Instrumenten

De inhoudelijke advisering ter voorbereiding van de ministerraad en de onderraden ligt voor het grootste gedeelte bij het Kabinet van de minister-president (KMP) en het secretariaat Ministerraad. De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de woordvoering voor de minister-president en de ministerraad. KMP en RVD werken in de praktijk nauw samen om een optimale ondersteuning te garanderen.

Ook is de RVD verantwoordelijk voor de communicatie over en de begeleiding van publieke optredens van de Koningin, de Prins van Oranje en Prinses Máxima. Dit geldt eveneens voor andere leden van het Koninklijk Huis, in die gevallen dat zij deel hebben aan de uitoefening van de Koninklijke functie. Bij de communicatie wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds.

2.2.3.2 Operationele doelstelling: Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

Motivatie

De Rijksvoorlichtingsdienst coördineert het algemeen communicatiebeleid. Kernbegrippen hierbij zijn eenheid in presentatie naar inhoud en vorm, adequate beschikbaarheid, toegankelijkheid en herkenbaarheid van informatie, en het duiden en gebruiken van signalen uit de samenleving.

Instrumenten

Gemeenschappelijk Communicatiebeleid

De Rijksvoorlichtingsdienst en directies Communicatie werken intensief samen om het gemeenschappelijk communicatiebeleid vorm te geven. De Voorlichtingsraad (VoRa), waarvan alle directeuren Communicatie lid zijn, is hierin de spil. De VoRa is de ambtelijke adviesraad voor de Ministerraad op het gebied van overheidscommunicatie. De VoRa ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie en werkt samen in het vormgeven van de shared service organisatie Dienst Publiek en Communicatie (DPC). Na afronding van de projecten Overheidscommunicatie Nieuwe Stijl (ONS) en 1Logo treedt een periode van beheer en consolidatie aan. Taken die zijn voortgekomen uit ONS, zoals de doorontwikkeling van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl, zijn overgeheveld naar DPC, die daar namens en voor de departementen uitvoering aan geeft.

Rijks- en kabinetsbrede communicatie

Om praktisch vorm en inhoud te geven aan eenduidige, herkenbare en toegankelijke overheidscommunicatie, werken departementen op tal van terreinen samen. Te denken valt aan de afstemming tussen voorlichters, het beheer van de rijksbrede huisstijl, thematische communicatie in campagnes, de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl en het rijksbrede intranet (Rijksportaal). In lijn met de introductie van één rijksbreed logo en eenduidig afzenderschap, verdwijnt de naam Postbus 51 in 2012 als afzender van (R)TV-campagnes en de Informatiedienst.

Onderzoek

Analyse en onderzoek zijn belangrijke instrumenten om uiteenlopende signalen uit de samenleving goed te kunnen duiden. Het Continue Onderzoek Burgerperspectieven (COB) speelt hierin een belangrijke rol. Eind 2011 wordt het COB geëvalueerd. Dit kan leiden tot aanpassingen in het COB in 2012.

Online communicatie

De mogelijkheden van online communicatie blijven zich ontwikkelen. Dit vraagt ook van de Rijksoverheid om de mogelijkheden die dit biedt te blijven onderzoeken en in te zetten. Zo zijn bijvoorbeeld de sociale media integraal onderdeel geworden van de middelenmix van de minister-president. Doel is doelgroepen zo goed mogelijk te (blijven) bereiken en bedienen.

2.2.3.3 Operationele doelstelling: Het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

Motivatie

De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij. De raad heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, dilemma’s te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.

Werkprogramma

Instrumenten

2012 is het laatste jaar van de achtste raadsperiode, die loopt van 2008 tot en met 2012. In dit jaar zullen zowel de lopende projecten worden afgerond als de nieuwe periode (2013–2017) worden voorbereid. In het werkprogramma geeft de WRR prioriteit aan drie onderling samenhangende thema’s: welvaart en welzijn in de toekomst; de verhouding tussen burgers, overheid en instituties; en de verhouding van Nederland tot het buitenland.

De overheid staat voor essentiële vragen over hoe welvaart en welzijn van Nederland in de toekomst te verzekeren. Het project Waar verdienen we over 20 jaar ons brood mee zal daarom adviseren over de vraag welke eigen mogelijkheden Nederland heeft voor effectief economisch beleid. Wat betekenen de snelle veranderingen in de mondiale economische krachtsverhoudingen voor Nederland? Tevens zal de raad zich verdiepen in het thema Voedsel, dat zich onder meer richt op de vraag hoe we in de toekomst op een verantwoorde en duurzame wijze kunnen blijven voorzien in onze voedselbehoeften.

De verhouding tussen burgers, overheid en instituties vraagt extra aandacht in een tijd waarin een steeds groter beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, terwijl diezelfde mondige burger steeds hogere eisen stelt aan de kwaliteit van voorzieningen, dienstverlening, veiligheid en rechtszekerheid. In dit verband zal de raad, in aansluiting op het project Vertrouwen in de burger, zich bezighouden met de onderwerpen Toezicht en Lessen van evaluaties en wordt een start gemaakt met het thema Rechtsstaat.

Naast de reeds bestaande aandacht voor internationalisering binnen diverse projecten, wordt in 2012 specifiek aandacht besteed aan de nationale en Europese dimensies van arbeidsparticipatie. In het voorjaar van 2012 wordt een internationale conferentie georganiseerd met deskundigen op dit terrein.

Publicaties

Op grond van door de WRR geïnitieerd onderzoek worden Rapporten aan de regering uitgebracht waarop een regeringsreactie wordt gegeven. Dit proces kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving. Het zal altijd van een politieke afweging afhangen of, en zo ja in hoeverre, inzichten van de WRR doorwerken in beleid en regelgeving. Door hun sectoroverstijgend karakter dragen sommige rapporten bij aan de eenheid van het regeringsbeleid. Achtergrondstudies die in het kader van WRR-rapporten tot stand zijn gekomen, worden als Verkenningen of als Webpublicaties gepubliceerd.

Bijdrage beleidsdialoog en publieke debat

De WRR brengt behalve regeringsadviezen en verkennende studies ook internetpublicaties, essays en wetenschappelijke of opiniërende artikelen in Nederlandse dagbladen uit. Via conferenties, expertmeetings en de jaarlijkse WRR-lecture draagt hij ook actief bij aan het verbinden van de werelden van wetenschap en beleid en het creëren van «netwerksynergie» met de adviesorganen en de planbureaus. Voor dit laatste organiseert de WRR ook jaarlijks twee bijeenkomsten met de voorzitters van de strategische adviesraden. Naast de regering, ambtelijke en bestuurlijke kaders, de volksvertegenwoordiging, denktanks, adviesorganen en regionale en lokale overheden profiteren ook andere partijen en groepen in de samenleving van WRR-inzichten, zoals non-profit organisaties, het bedrijfsleven, de media en online netwerken. De WRR organiseert bovendien ook thematische of sector-gerelateerde debatten in samenwerking met universiteiten, onderzoeksinstellingen of andere adviesraden. Verder levert de raad een actieve bijdrage aan het maatschappelijke debat door deel te nemen aan en/of te publiceren over door derden georganiseerde bijeenkomsten of online debatten. Aldus agendeert de WRR belangrijke thema’s en stimuleert hij het publieke debat.

De viering van het 40-jarig jubileum in 2012 wordt gekoppeld aan de jaarlijkse WRR-lecture. Daarnaast wordt een bundel samengesteld waarin (oud-)medewerkers en (oud-)raadsleden beknopt geschreven adviezen geven voor de toekomst.

Evaluatie-onderzoek

In 2012 zal een externe commissie (aspecten van) het werk van de WRR evalueren. De resultaten worden begin 2013 gepubliceerd. Een dergelijke evaluatie vindt plaats aan het eind van elke raadsperiode op initiatief van de raad zelf. De raad in zijn nieuwe samenstelling kan hiermee zijn voordeel doen, zoals ook de huidige raad heeft kunnen profiteren van de bevindingen van de commissie Van Rooy, die de WRR aan het eind van de vorige periode heeft geëvalueerd.

Meetbare gegevens

Het functioneren van de WRR kan in beperkte mate kwantitatief worden weergegeven. De beperking van een dergelijk overzicht is dat het meten van wetenschappelijke prestaties en de doorwerking van adviezen in beleid en in de samenleving door middel van kwantitatieve outputindicatoren een arbitraire zaak blijft. De effecten van het werk van denktanks c.q. brede adviesorganen als de WRR zijn immers veelal indirect en pas zichtbaar op de lange termijn.

Jaar 1

2008

2009

2010

2011

2012

Rapporten aan de regering

3

1

2

2

3

Verkenningen

3

2

2

1

1

Webpublicaties

0

0

12

1

8

Overige publicaties

3

4

2

5

2

Grote conferenties

8

4

7

2

2

WRR-lecture

1

1

1

1

1

(Verslagen van) Expertmeetings en debatten

     

8

3

X Noot
1

2008 t/m 2010 realisatiecijfers, 2011 en 2012 streefcijfers. «Conferenties» worden m.i.v. 2011 uitgesplitst in grote conferenties, de WRR-lecture en Expertmeetings en debatten.

2.3 Baten-lastendienst dienst Publiek en Communicatie

2.3.1 Begroting van baten en lasten

De kwaliteit van het rijksbeleid staat of valt bij de uitvoering ervan. Voor de communicatiediscipline is die uitvoering door het Rijk belegd bij de baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie (DPC). DPC is verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van campagnemanagement, publieksvoorlichting, communicatieadvies en -onderzoek, media-inkoop, centrale distributie en professionalisering.

Per 1 januari 2011 is de projectorganisatie «Overheid Nieuwe Stijl» geïntegreerd in DPC.

Dit betreft het beheer van de website www.rijksoverheid.nl, rijksportaal (rijksbreed intranet) en rijksoverheidvideo en -foto.

(x € 1 000)
 

2010 1

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Opbrengst moederdepartement

15 305

20 910

19 674

18 976

19 310

19 310

19 310

Opbrengst overige departementen

35 501

21 024

21 177

20 683

20 639

20 639

20 639

Opbrengst derden

           

Rentebaten

196

200

200

200

200

200

200

Vrijval uit voorzieningen

680

           

Bijzondere baten

133

           

Totaal baten

51 815

42 134

41 051

39 859

40 149

40 149

40 149

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

– Personele kosten

10 819

15 475

14 800

13 430

13 240

13 240

13 240

waarvan eigen personeel

10 119

14 474

13 842

12 561

12 383

12 383

12 383

– waarvan externe inhuur

700

1 001

958

869

857

857

857

– Materiële kosten

38 363

26 459

26 051

26 229

26 709

26 709

26 709

waarvan ICT

1 128

1 437

1 026

932

932

932

932

               

Overige lasten

             

– Rentelasten

8

200

200

200

200

200

200

– Afschrijvingskosten

             

– Dotaties voorzieningen

3 917

           

– Bijzondere lasten

14

           

Totaal lasten

53 121

42 134

41 051

39 859

40 149

40 149

40 149

               

Saldo van baten en lasten

– 1 306

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Bedragen 2010 zijn realisatiecijfers (Kamerstuk 32 710 III, nr. 1)

Toelichting:

Baten

De opdrachten aan DPC komen in toenemende mate voort uit opdrachten die in shared service voor meerdere of alle opdrachtgevers worden uitgevoerd. Daarnaast voert DPC opdrachten uit voor één opdrachtgever. Geraamd wordt dat in 2012 circa 90% van de omzet uit shared service opdrachten voortkomt. De ingezette veranderprocessen leiden uiteindelijk tot het worden van een 100% shared service organisatie.

Opbrengst moederdepartement

Dit betreft de vergoeding c.q. bijdrage van het moederdepartement voor opdrachten voortkomend uit de uitvoering van collectieve taken voor de (in de VoRa) samenwerkende departementen, zoals de Postbus 51 publieksvoorlichting, de monitoring van Postbus 51-campagnes en de beschikbaarheid als rijksbreed kennis- en expertisecentrum voor overheidscommunicatie. Verder zijn hierin ook de uitgaven opgenomen voor www.rijksoverheid.nl en rijksportaal. Tenslotte zijn de structurele opdrachten aan DPC vanuit het jaarprogramma Gemeenschappelijke Communicatie thans onder deze noemer verantwoord; in voorgaande jaren werd dit verantwoord onder «opbrengst overige departementen».

Opbrengst overige departementen

De opbrengst komt naar verwachting hoofdzakelijk uit het in shared service uitvoeren van campagne-management, maatwerk communicatieadvies en -onderzoek en de media-inkoop. Voor een belangrijk deel wordt de opbrengst gebruikt ter dekking van externe kosten die aan de opdrachtgevers worden doorberekend.

Rentebaten

Doordat in de loop van het jaar soms tijdelijke debet en creditstanden op de rekening-courant bij de RHB ontstaan als gevolg van ontvangsten en betalingen samenhangend met de media-inkopen, worden zowel rentelasten als rentebaten geraamd.

Lasten

Personele kosten

De post personeelskosten omvat de kosten van ambtelijk personeel en uitzendkrachten. De toegestane formatie van DPC bedraagt in 2012 maximaal 161 fte, exclusief de bedrijfsvoering. In de jaren daarna zal nog een verder afname plaatsvinden in het kader van het invullen van de taakstelling binnen AZ.

Materiële kosten

De materiële kosten hebben voor circa 85% rechtstreeks betrekking op aan projecten en aan media-inkoop verbonden externe kosten die aan de opdrachtgevers worden doorberekend.

De dienst is gehuisvest in panden van het ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven voor de gebruikerszaken lopen via de begroting van dit ministerie en worden voor een deel aan het moederdepartement betaald via de vergoeding voor ontvangen diensten. De huisvesting van Algemene Zaken maakt geen deel uit van het rijkshuisvestingsstelsel.

Saldo van baten en lasten

Verwacht resultaat is dat de kosten volledig gedekt worden door de opbrengsten.

2.3.2 Kasstroominformatie
(x € 1 000)
 

2010*

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1. Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)

158

10 542

10 542

10 542

10 542

10 542

10 542

2. Totaal operationele kasstroom

8 384

0

0

0

0

0

0

               

-/- Totaal investeringen

-

-

-

-

-

-

-

+/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

-

-

-

-

-

-

-

3. Totaal investeringkasstroom

0

0

0

0

0

0

0

               

-/-Eenmalige uitkering aan moederdepartement

             
               

+/+ Eenmalige storting door het moederdepartement

2 000

           
               

-/- Aflossingen op leningen

             

+/+ Beroep op leenfaciliteit

             

4. Totaal financieringskasstroom

2 000

0

0

0

0

0

0

5. Rekening-courant RHB 31 december (1+2+3+4)

10 542

10 542

10 542

10 542

10 542

10 542

10 542

Toelichting:

Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de kapitaaluitgaven en -ontvangsten en geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar komen c.q. zijn gekomen (de herkomst van middelen) en op welke wijze gebruik wordt of is gemaakt van deze kasmiddelen (de besteding van middelen). Het incidentele hoge rekening-courant saldo per ultimo 2010 zal op termijn worden afgebouwd. Waarbij de benodigde middelen zullen worden aangewend voor de reorganisatiekosten en als aan aanpassing van het kortingspercentage wordt teruggegeven aan de opdrachtgevers.

2.3.3 Doelmatigheidsinformatie

In onderstaande tabel is informatie weergegeven over de doelmatigheidsindicatoren van DPC.

Doelmatigheidsinformatie DPC

Indicator

Norm 2010

Realisatie 2010

Norm 2011

Norm 2012

Saldo baten en lasten

0%

– 2,5%

0%

0%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

Max. 158,4

136,5

(exclusief ONS medewerkers)

Max. 169

(exclusief bedrijfsvoering)

Max. 161

(exclusief bedrijfsvoering

Verhouding direct : indirect personeel

Richting 80 : 20

85 : 15

Richting 80 : 20

Richting 80 : 20

Ziekteverzuimpercentage

Max. 5,5%

4,1%

5,5%

5,5%

Voldoende klanttevredenheid over de dienstverlening van DPC (1x per 2 jaar)

Opdrachtgevers geven minimaal een waarderingscijfer 7

n.v.t.

Opdrachtgevers geven minimaal een waarderingscijfer 7

n.v.t.

Service niveau telefonie

80% beantwoord binnen 40 sec.

83% beantwoord binnen 40 sec. (gemiddelde beantwoor-dingstijd is 26 sec.)

80% binnen 40 sec.

80% binnen 40 sec.

Service niveau e-mail

80% binnen 48 uur (zijnde 2 werkdagen)

82% beantwoord binnen 48 uur (gemiddelde beantwoor-dingstijd is 23 uur)

80% binnen 48 uur

80% binnen 48 uur

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid telefonie

7,5

7,6

7,5

7,5

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid

e-mail

6,5

7,5

6,5

6,5

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid internet

7,0

7,3

7,0

7,0

Gebruik van het contactcentrum

Aantallen telefoon:

196 000

216 732

196 000

196 000

 

Aantallen e-mail:

101 000

70 114

101 000

101 000

 

Aantallen internet sessies: 1 500 000

(tot 1 april; daarna via rijksoverheid.nl)

6 439 530

n.v.t.

n.v.t.

Klanttevredenheid dienstverlening door Academie voor Overheidscommunicatie

7,5

7,6

7,5

7,5

Financieel voordeel collectieve inkoop van mediaruimte (versus afzonderlijke inkoop door ministeries)

Kostenbesparing van 25% bij inkoopvolume van € 90 mln.

32% bij inkoop-volume van € 83 mln.

25% bij inkoopvolume van € 65 mln.

25% bij inkoop-volume van € 65 mln.

Door een stelselwijziging in 2010 zijn een aantal indicatoren, zoals declarabele uren, niet meer zinvol.

3. KABINET DER KONINGIN

3.1 Algemene doelstelling

Het Kabinet der Koningin (KdK) draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Koningin bij de uitoefening van haar staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koningin en ministers. Het KdK is tevens belast met de bewaring van oorspronkelijke staatsstukken.

Het werkaanbod wordt bepaald door externe factoren (agenda van de Koningin, staatsstukken vanuit de ministeries, verzoekschriften van burgers).

3.2 Taken

  • a. Namens de Koningin onderhouden van contacten met bewindslieden, commissarissen der Koningin en andere hoogwaardigheidsbekleders;

  • b. Informatie verzamelen en op grond hiervan de Koningin schriftelijk en mondeling informeren, in het bijzonder ten behoeve van haar gesprekken met de minister-president en met andere binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staatsbezoeken en werkbezoeken;

  • c. Begeleiden van de Koningin tijdens staatsbezoeken en ander verblijf buitenlands;

  • d. Voeren van correspondentie namens de Koningin;

  • e. Tijdig en in correcte vorm aan de Koningin ter tekening of ter goedkeuring voorleggen van alle door de ministeries aangeboden staatsstukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • f. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koningin gerichte verzoekschriften;

  • g. Archiveren van staatsstukken en in goede en geordende staat bewaren daarvan (volgens de Archiefwet).

3.3 Budgettaire gevolgen

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

 

2 354

2 353

2 357

2 357

2 357

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2011

 

58

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

2 357

2. Toegekende loonbijstelling 2011

 

13

13

13

13

13

12

3. Toegekende prijsbijstelling 2011

 

6

6

6

6

6

6

4. Toedeling taakstellingmaatregelen aan KdK

       

– 53

– 53

– 71

Stand ontwerpbegroting 2012

2 352

2 431

2 372

2 376

2 323

2 323

2 304

Toelichting:

Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling aan het Kabinet der Koningin, alsmede de verwerking van de taakstelling uit het regeerakkoord in de begrotingsstaat van het Kabinet der Koningin.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

 

2 354

2 353

2 357

2 357

2 357

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2011

 

58

-

-

-

-

-

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

2 357

2. loonbijstelling

 

13

13

13

13

13

12

3. prijsbijstelling

 

6

6

6

6

6

6

4. Toedeling taakstellingmaatregelen aan KdK

       

– 53

– 53

– 71

Stand ontwerpbegroting 2012

2 352

2 431

2 372

2 376

2 323

2 323

2 304

Toelichting:

Dit betreft technische mutaties in het kader van de doorbelasting aan de begroting van de Koning (I) samenhangend met de uitgedeelde loon- en prijsbijstelling en de verwerking van de taakstelling.

4. COMMISSIE VAN TOEZICHT BETREFFENDE DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN

4.1 Algemene doelstelling

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002 (Wiv) is er een Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die belast is met:

  • het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Wiv en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld;

  • het gevraagd of ongevraagd inlichten en adviseren van de bij de Wiv betrokken ministers (BZK, Defensie en AZ) aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen;

  • het adviseren van de betrokken ministers over de onderzoeken en het beoordelen van klachten;

  • het ongevraagd adviseren van de betrokken ministers over het uitbrengen van verslag aan personen, ten aanzien van wie bijzondere bevoegdheden zijn uitgeoefend door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

4.2 Budgettaire gevolgen

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

 

1 058

1 058

1 058

1 058

1 058

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2011

 

 
               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

1 058

2. Toegekende loonbijstelling 2011

 

4

4

4

4

4

4

3. Toegekende prijsbijstelling 2011

 

2

2

2

2

2

2

Stand ontwerpbegroting 2012

827

1 064

1 064

1 064

1 064

1 064

1 064

Naar boven