Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2018
Hierbij doe ik u het antwoord toekomen op de aanvullende vraag1 van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken die is gesteld naar aanleiding van
de beantwoording samenhangende met de Najaarsnota (Kamerstuk 34 845 XVIII, nr. 3): «Hoe het kan dat slechts 1% van de NHG’ers (Nationale Hypotheek Garantie) de extra
leenruimte voor energiebesparende maatregelen gebruikt?»
Bovenop de maximale Loan-to-Value (LTV) van 100%2, dat is de maximale lening ten opzichte van de waarde van de woning, mag aanvullend
tot 106% geleend worden ten behoeve van verduurzaming. In de toenmalige beantwoording
is aan u bericht dat ultimo oktober 2016 bij 1% en ultimo oktober 2017 bij 2,3% van
de afgegeven NHG-garanties gebruik wordt gemaakt van deze extra leenruimte voor verduurzaming.
Het is inmiddels bekend dat over heel 2017 gemiddeld bij 2,1% van de afgegeven NHG-garanties
gebruik is gemaakt van de extra leenruimte voor energiebesparende maatregelen. Er
lijkt sprake van een stijgende trend; in het laatste kwartaal was dit percentage gemiddeld
3,2%. Deze extra leenruimte geldt overigens ook voor niet-NHG-hypotheken.
Het daadwerkelijke percentage huishoudens dat bij de aankoop energiebesparende maatregelen
treft ligt waarschijnlijk hoger. Voor hypotheken met een LTV onder het maximum is
namelijk niet uitgesloten dat huishoudens ook hier energiebesparende maatregelen hebben
getroffen. Doordat in zo’n geval geen gebruik wordt gemaakt van de extra leenruimte
is dit niet altijd zichtbaar in de boeken van het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW,
de uitvoerder van de NHG). Het WEW noemt daarnaast meerdere mogelijke oorzaken voor
het beperkte gebruik van de wettelijke mogelijkheid om voor verduurzaming tot 106%
te financieren. Belangrijke factoren hierin zijn dat veel hypotheekadviseurs slechts
beperkte kennis hebben van de mogelijkheden om verduurzamingsinvesteringen mee te
financieren. Ook bij de klant zijn de voordelen van verduurzaming en de financiële
mogelijkheden niet altijd bekend. Tevens kunnen ook huishoudens die tegen de maximale
LTV financieren, duurzaamheidsinvesteringen uit eigen vermogen doen, mogelijk aangevuld
met (gemeentelijke) subsidies.
Het WEW heeft in 2017 verschillende initiatieven genomen om energiebesparing nadrukkelijker
op de agenda te zetten bij hypotheekadviseurs, geldverstrekkers en klanten. Zo zijn
er verschillende trainingen voor adviseurs georganiseerd in samenwerking met marktpartijen
om het kennisniveau over de financiering van verduurzamingsinvesteringen te verhogen.
Met de introductie door het WEW van het «Energiebespaarbudget» kan de klant op basis
van een eenvoudige specificatie een verduurzamingsbouwdepot laten aanmaken door de
geldverstrekker. De klant kan bij de daadwerkelijke realisatie van de energiebesparende
maatregelen, indien gewenst, afwijken van deze specificatie, mits uiteraard sprake
is van investeringen gericht op verduurzaming.
Om financiering van energiebesparende maatregelen eenvoudiger en aantrekkelijker te
maken is in 2014 tevens het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) gestart met het verstrekken
van consumptieve leningen voor energiebesparing. Het NEF loopt steeds beter. In het
jaar 2017 zette het voor 73 miljoen euro aan energiebesparingsleningen uit bij eigenaar-bewoners
en Verenigingen van Eigenaren (VVE’s).
Voor de verduurzamingsopgave die in het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is geformuleerd, is het verder van belang dat huishoudens tijdens de aanvraag van
een hypotheek goed geïnformeerd worden over de mogelijkheden om te verduurzamen. Daarnaast
is het van belang dat hypotheekverstrekkers en adviseurs de mogelijkheden onderzoeken
om ook de huidige eigenaar-bewoners te motiveren om te verduurzamen. Ik ben hierover
in gesprek met de sector via het platform hypotheken, een overlegorgaan dat binnen de driehoek Rijk, toezicht en sector zoekt naar oplossingen
voor knelpunten rondom hypotheekverstrekking.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren