Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2020
Tijdens het wetgevingsoverleg van 3 december 2018 heb ik toegezegd een onderzoek uit
te laten voeren, in samenspraak met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat,
naar bonussen en kortingen die media-adviesbureaus (achteraf) ontvangen van media-exploitanten
op basis van gerealiseerde omzetvolumes in de advertentiemarkt (hierna: bestedingsaandeelkortingen).1, 2
Vervolgens ben ik onder andere in gesprek gegaan met brancheorganisaties in de mediasector
die actief zijn op de advertentiemarkt. Ook heb ik ter zake overleg gevoerd met de
Autoriteit Consument en Markt (ACM). In de kamerbrief van 4 september 2019 heb ik
u tussentijds geïnformeerd over de stapsgewijze aanpak die mij voor ogen stond.3
Ik heb geconstateerd dat bestedingsaandeelkortingen moeten worden beoordeeld op basis
van hun mogelijke effect op marktwerking. De ACM heeft in dit kader, naar aanleiding
van signalen uit de markt, gekeken naar de praktijk van bestedingsaandeelkortingen
bij One Media Sales (OMS) – de verkooporganisatie die de exploitatie van de advertentieruimte
op de radiozenders van onder andere Talpa en RadioCorp verzorgt. OMS gebruikt kortingen
om media-adviesbureaus en adverteerders ertoe te verleiden om meer advertentieruimte
bij OMS in te kopen, waardoor er een risico bestaat dat er minder wordt besteed bij
andere aanbieders van radioadvertentieruimte, wat hun marktpositie kan schaden. Deze
praktijk kan leiden tot een verschraling van het aanbod en hogere advertentieprijzen.4 Vanwege deze, door ACM geconstateerde, risico’s heeft OMS toegezegd om met ingang
van 1 januari 2020 geen bestedingsaandeelkortingen meer aan te bieden. Naast deze
casus, zijn uit de door EZK en OCW gevoerde gesprekken geen andere concrete voorbeelden
van misstanden naar voren gekomen.
Gelet op de OMS-casus ga ik er vanuit dat marktpartijen zelf hun verantwoordelijkheid
oppakken door (onderbouwde) signalen van eventuele problemen bij mij en de ACM onder
de aandacht te brengen. Indien vanuit de sector dergelijke signalen of handhavingsverzoeken
worden ingediend bij de ACM die betrekking hebben op eventuele misbruik van een economische
machtspositie, dan zal ACM met inachtneming van haar prioriteringsbeleid, naar deze
signalen en verzoeken kijken.
Op basis van het voorgaande zie ik op dit moment geen reden voor verder onderzoek
naar de praktijk van bestedingsaandeelkortingen in de advertentiemarkt. Mocht op basis
van signalen uit de markt, waarover ik nauw contact zal houden met de ACM, alsnog
blijken dat, naast het generieke mededingingstoezicht, aanvullende wet- en regelgeving
of andere maatregelen nodig zijn dan zal ik samen met de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat bezien welke vervolgstappen daarvoor gezet kunnen worden.
mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob