Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32824 nr. 31 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32824 nr. 31 |
Vastgesteld 5 augustus 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 27 juni 2013 overleg gevoerd met Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
− de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 24 mei 2013 over de Toets Gesproken Nederlands (TGN) en de monitor inburgeringsexamen buitenland over 2012 (Kamerstuk 32 824, nr. 24);
− de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 17 juni 2013 met de reactie op het promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen dat stelt dat het inburgeringsexamen uitsluiting zou bevorderen (Kamerstuk 32 824, nr. 26).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post
Voorzitter: Mei Li Vos
Griffier: Lips
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Azmani, Heerma, Karabulut, Van Klaveren, Mei Li Vos, Van Weyenberg en Yücel,
en Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn Ministerie.
Aanvang 11.32 uur
De voorzitter: Ik heet de Minister en zijn medewerkers, de geachte afgevaardigden en natuurlijk de mensen op de publieke tribune welkom. Ik stel spreektijden van vijf minuten voor. Als eerste is het woord aan de heer Azmani van de VVD.
De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Wij voeren vandaag een kort algemeen overleg over inburgering. Dit is het eerste algemeen overleg over dit specifieke onderwerp met deze Minister sinds het aantreden van dit kabinet. De komende periode zullen we hier verder over spreken als de afspraken uit het regeerakkoord nader zijn uitgewerkt middels het verder aanscherpen van de inburgeringseisen zowel in Nederland als in het buitenland. De VVD kan meer dan tevreden zijn over de inburgeringsparagraaf in het regeerakkoord.
Op mijn eerste dag als Kamerlid vroeg een journalist mij naar mijn visie op integratie, waarschijnlijk niet omdat het mijn portefeuille was maar vanwege mijn afkomst. Toen heb ik meteen helder aangegeven, en dat is nog steeds mijn standpunt, dat niet de overheid integreert maar dat mensen dat zelf doen. Het werkt in mijn optiek het beste als mensen zelf het initiatief nemen. Dat getuigt wat mij betreft van zelfredzaamheid en motivatie. Dat is wat de overheid moet stimuleren. Dat is ook exact wat er in het regeerakkoord gebeurt en wat al is ingezet door het vorige kabinet. Naast het aanscherpen van de inburgeringseisen wordt de eigen verantwoordelijkheid pregnant rond het inburgeringsexamen neergelegd. Ik doel onder andere op de voorbereiding daarop en op het feit dat men het zelf dient te betalen. Wie onvoldoende inburgeringsinspanningen levert, kan rekenen op verlies van de verblijfsvergunning. Het dragen van gezichtsbedekkende kleding wordt bijvoorbeeld op verschillende terreinen verboden; dan krijgt men ook geen bijstand. Ook ligt momenteel het voorstel van de VVD «geen Nederlands, geen bijstand» ter behandeling in de Kamer. Kortom: de VVD ziet uit naar de uitwerking van de afspraken uit het regeerakkoord.
We hebben echter nog de volgende vragen naar aanleiding van de stukken die op de agenda staan. In de brief van 24 mei 2013 geeft de Minister aan een onderzoek te willen doen naar een nieuw te ontwikkelen toets die buiten de computer om kan gaan. Wat is de laatste stand van zaken daaromtrent? Kan de Minister ook al enig licht laten schijnen op de verdere aanscherping van de inburgeringseisen? Hoe denkt deze Minister over de eisen om taalvaardigheden verder aan te scherpen? Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat je de eisen voor het voeren van een conversatie, een dialoog, verder aanscherpt. Nu is het nog zeer eenzijdig van aard.
In hoeverre zullen elementen die beter aansluiten op de arbeidsmarkt en op participatie in de samenleving, deel kunnen uitmaken van de aanscherping van de inburgeringseisen? Alleen dan namelijk zal men daadwerkelijk onderdeel kunnen worden van de Nederlandse samenleving. Daarbij denkt de VVD bijvoorbeeld aan een praktijkmodule, bijvoorbeeld door het verplicht stellen van een aantal uren arbeid of, indien men geen baan heeft, het verplicht stellen van een aantal uren maatschappelijke prestatie. Inburgeringstrajecten zijn nog te veel alleen gericht op de kennis en het beheersen van de taal. De praktijk laat echter zien dat een inburgeringstraject pas sluitend is als je daadwerkelijk je steentje bijdraagt aan onze samenleving. Is de Minister bereid om daarnaar te kijken?
Bij het lezen van de monitor inburgeringsexamen 2012 viel mij in het bijzonder het volgende op. Kennelijk wordt er gewerkt met gekuiste en ongekuiste versies van zelfstudiepakketten. Is dat niet een beetje vreemd? Als men kiest om naar dit land te komen, moet men ook accepteren dat het hier bijvoorbeeld gewoon is dat mannen elkaar kunnen zoenen. Dat is volgens mij ook niet vreemd in de Arabische wereld, wellicht vanuit een andere insteek. Hoe obsceen kan het echter zijn als in het kader van het onderdeel «Kennis van de Nederlandse samenleving» kennis wordt opgedaan over de acceptatie van homoseksualiteit in dit land?
De heer Heerma (CDA): Voorzitter. Nederland heeft in Europa vooropgelopen bij de ontwikkeling van een stelsel van inburgering. Dat is een goede zaak. Het afgelopen decennium is gezocht naar de juiste balans tussen het stellen van eisen en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Van dit stelsel is te veel het beeld geschetst alsof het zou gaan om het opwerpen van drempels. Dat is een misvatting. Inburgeringseisen zijn er om te zorgen dat mensen die hiernaartoe komen, worden voorbereid op deelname aan de samenleving en participatie. Iedereen heeft een taak om mee te doen. In het verleden is dat genegeerd. Dat leidde ertoe dat mensen die mee hadden kunnen doen, daartoe niet de kans kregen: ze kregen een uitkering, en misschien hadden ze een partner met een baan of zelf een klein baantje, maar verder werden ze aan hun lot overgelaten.
Daarin is in het afgelopen decennium echt verandering gekomen. Inburgering in het land van herkomst is daar wat mij betreft een belangrijk onderdeel van. Het gaat erom dat mensen die hierheen komen om te wonen en te werken erop voorbereid zijn om hun eerste stapjes in de samenleving te kunnen zetten. Vanaf het begin moet de focus liggen op meedoen in plaats van achterblijven. Wellicht weerhoudt dat ook profiteurs, maar het biedt vooral kansen en mogelijkheden voor mensen die hiernaartoe willen komen om een positieve bijdrage te leveren. Het kabinet zet die lijn met dit regeerakkoord door; dat vind ik positief. Het kabinet scherpt de eisen voor inburgering aan, zo staat in het regeerakkoord, zowel bij de inburgering in Nederland als in het land van herkomst. Dat is prima.
Wat de inburgering in Nederland betreft gaf de Minister in het laatste overleg, en volgens mij ook in zijn integratienota, aan dat hij zich wil richten op participatie op de werkvloer. Ik vind de suggesties die daarvoor zijn gedaan door collega Azmani interessant en ben benieuwd naar de reactie van de Minister daarop. Kan de Minister wellicht al meer melden over zijn vorderingen op het terrein van de inburgering in Nederland die gericht is op de participatie op de werkvloer? Volgens mij stond er in de integratienota namelijk vooral dat er nader overleg over zou volgen. Misschien is er wel meer over te zeggen.
Wat de inburgering in het land van herkomst betreft zouden de eisen worden aangescherpt. Op dit moment ligt er volgens mij nog niets. VluchtelingenWerk geeft in haar bericht aan de Kamer aan dat er een grens zou zijn bereikt. Daar ben ik het niet mee eens. Ik ben er juist benieuwd naar welke concrete voorstellen deze Minister gaat doen om inburgering in het land van herkomst verder aan te scherpen. Ook daarbij verwijs ik naar voorstellen zoals de heer Azmani die net deed. Ik denk namelijk dat daar kansen liggen. Het gaat niet om het opwerpen van barrières. Het gaat erom mensen de tools in handen te geven om mee te kunnen doen.
Wat de toetsing met computers betreft zijn er opstartproblemen. Daar is al herhaaldelijk over gesproken. In zijn schrijven geeft de Minister aan dat mensen na vier keer zakken de kans wordt geboden om door een menselijke beoordelaar te worden getest. Ik kreeg het gevoel dat hierbij is aangesloten bij het staatsexamen van het rijexamen; volgens mij vindt dat ook plaats na vier keer te zijn gezakt. De vraag is of vier keer in dit specifieke geval, zeker als het gaat om inburgering in het land van herkomst, niet laat is. Mogelijk zijn de problemen immers technisch van aard. Collega Yücel heeft in het verleden ook vragen gesteld over spraakproblemen. Waarom is er dus gekozen voor vier keer? En is dat niet erg laat, gegeven deze reden?
Daarnaast schrijft de Minister in zijn brief dat het op dit moment niet mogelijk is om die toets met de computer te vervangen, maar dat er wel onderzoek wordt gedaan naar alternatieven. Wij hebben elkaar hierover gesproken in april, naar aanleiding van berichten dat het mogelijk zou zijn om die toets te halen als je goed kunt napapegaaien. Ik ben benieuwd hoe het staat met het onderzoek en wanneer we resultaat kunnen verwachten. In het vorige debat met de Minister is er van links en rechts kritiek geuit op het meest concrete voorstel in de integratienota, namelijk het participatiecontract. Ikzelf, maar volgens mij de meeste collega's hier, hebben kritisch gereageerd op dat voorstel, vanwege het grote risico dat het om een lege huls zou gaan. De Minister is heel duidelijk geweest in dat overleg en heeft gezegd dat dat absoluut niet de bedoeling is. Hij heeft gezegd dat er afdwingbare eisen in zouden worden opgenomen en dat het echt iets om het lijf zou hebben. Collega Azmani en ik hebben de Minister in dat overleg min of meer het voordeel van de twijfel gegeven, onder de voorwaarde dat er echt iets zou komen. Anderen bleven kritischer daarover. Ik meen gehoord te hebben dat het niet meer zou zijn dan een folder. Wellicht dat anderen daarop terugkomen. Ik ben benieuwd of het meer is en wanneer het komt.
Mijn laatste vraag gaat over gemeenten en het overgangsrecht bij het weghalen van inburgering van nieuwkomers bij gemeenten. Daar lagen problemen met de financiering tussen 2014 en 2016 aan ten grondslag. Dat zou vooral bij de G4 tot problemen leiden. Is de Minister daarover in overleg met gemeenten en wat is de stand van zaken daaromtrent?
Mevrouw Yücel (PvdA): Voorzitter. Afgelopen vrijdag heb ik bij DUO in Rijswijk zelf de Toets Gesproken Nederlands en een stukje van de toets «Kennis van de Nederlandse samenleving» afgelegd. Ik moet zeggen dat dit een bijzondere ervaring was. Het was bijzonder om het zelf te doen, om te weten waar we eigenlijk over praten. Ook de kennis over de ontwikkeling van de hele toets gaf mij heel veel nieuwe en waardevolle inzichten. Tot mijn vreugde heb ik gemerkt dat er niet alleen hoge eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de examens maar ook aan de borging van de kwaliteit van de afname van de examens: tests, retests, audits, terugkomdagen voor de examinatoren. In Nederland is mij geen ander examenstelsel bekend waarbij zo goed op de kwaliteitsborging en -bewaking wordt gelet. Dat wil ik toch wel even gezegd hebben, want het beeld over inburgeringstoetsen varieert in de media nogal. Het hele stelsel is omgeven met zo veel mogelijk deskundigheid en toetsing en borging van de kwaliteit. Bij mijn weten is het wereldwijd ook een uniek systeem. Dat verdient natuurlijk de juiste kwaliteitsborging.
De ontwikkeling gaat gewoon door. Vandaag spreken we dan ook over de verdere verbeteringen. De PvdA is positief over de brief van de Minister over de Toets Gesproken Nederlands in het kader van de inburgering, met name over de aangekondigde verbeteringen. Deelnemers aan het examen krijgen voortaan deelscores teruggekoppeld over de verschillende vaardigheden. Nog belangrijker: ze krijgen ook tips om bepaalde vaardigheden, waarmee ze moeite hebben, beter te kunnen oefenen. Ook krijgen vreemdelingen die steeds opnieuw zakken, na de vierde poging de mogelijkheid tot een menselijke beoordeling in plaats van een beoordeling door de computer. Dat lijkt mij ook een goede zaak. De heer Heerma heeft daar een vraag over gesteld, en ik ben benieuwd naar het antwoord van de Minister hierop. Waarom niet na twee keer of zes keer, maar na vier keer? Daar is vast over nagedacht, maar toch krijg ik daar graag een toelichting op.
Kan deze verbetering zowel voor het inburgeringsexamen in Nederland als in het buitenland gelden? Dit gaat per 1 juli in. De Partij van de Arbeid heeft hier ook al een tijdje op aangedrongen en is blij dat dit nu gerealiseerd wordt, vooral omdat hierdoor de inburgeringsexamens veel effectiever voorbereid kunnen worden en de slagingspercentages omhoog kunnen. Met rond 80% zijn die natuurlijk al redelijk, maar we moeten de ambitie hebben om dit voor zo veel mogelijk mensen succesvol te laten zijn.
Van het halen van het examen hangt namelijk nogal veel af. Mensen willen hun toekomst opbouwen. Die vaak diep gekoesterde wens staat of valt met inburgering. Achterliggende gedachte is natuurlijk dat het belang voor Nederland groot is. Het is belangrijk om de mensen die zich hier vestigen, een goede start te geven met deze inburgeringsexamens. De PvdA vindt het belangrijk dat inburgering ervoor zorgt dat de kansen op de arbeidsmarkt groeien en dat het delen van essentiële waarden en kenmerken wordt bevorderd. De verdere uitwerking van eventuele verbeteringen in de inburgering verwachten we later dit jaar van de Minister. Wij vragen hem om bij deze verbeteringen in te zetten op het versterken van de arbeidsmarktoriëntatie – als het mogelijk is een stukje werkervaring door middel van de combinatietrajecten – kennis van de essentiële waarden en democratisch burgerschap.
Ik ga kort in op de brief van de Minister in reactie op het onderzoek dat stelt dat inburgeringseisen juist uitsluiting van de samenleving bevorderen. De PvdA heeft niet de indruk dat dit per se het geval is. Wel is dit een aspect van het beleid dat we niet uit het oog moeten verliezen. Als je lange tijd niet voldoet aan de eisen, kan het uiteraard zijn dat je je er nog niet helemaal bij voelt horen. In dit opzicht constateer ik ook dat de slagingspercentages hoog zijn en dat die verbeteringen ertoe zullen bijdragen dat ook de overige mensen meer kans hebben om het succesvol af te ronden. Bovendien bestaan er in Nederland ontheffingsmogelijkheden als je echt niet aan de eisen kunt voldoen vanwege medische of fysieke beperkingen. Ik ben benieuwd hoe in de praktijk wordt vastgesteld wie daarvoor in aanmerking komt, maar ik denk dat we het daarmee goed geregeld hebben.
We kijken uit naar de verdere ontwikkeling van het inburgeringsbeleid van deze regering. We vinden het belangrijk dat er naast kennis van de taal en de Nederlandse samenleving een versterking plaatsvindt op de onderdelen arbeidsmarktoriëntatie, participatie, het delen van essentiële waarden en democratisch burgerschap. Inburgeraars verdienen namelijk een goede start en onze samenleving verdient een goede inburgering van nieuwkomers.
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ik ga in op vier punten. Ik begin met de vraag die ook gesteld is door de heer Heerma. Het kabinet geeft aan de regels nog verder te willen aanscherpen. De vraag is natuurlijk hoe dat precies vorm krijgt en hoe zich dat verhoudt tot de brief die we onder andere van VluchtelingenWerk Nederland hebben gekregen. Daarin staat dat dat de grens van wat je kunt eisen, inmiddels bereikt is. Zou de Minister willen reflecteren op die spanning als hij die ook voelt? Wil hij ook aangeven welke concrete aanscherpingen hij in de pijplijn heeft om het regeerakkoord, waar de heer Azmani zo trots op was, dan ook in de praktijk te brengen? Ik sluit niet uit dat niet elk idee op evenveel enthousiasme van mijn fractie kan rekenen.
Het aantal examen Nederlands dat in het buitenland is afgenomen, is met een kwart gedaald. De drempel om die toets te maken is toch hoger. Je moet studieboeken kopen, je moet € 350 per examen betalen en je moet naar een ambassade reizen om het af te leggen. Dat is niet altijd zo eenvoudig als een enkeltje met de bus in Nederland. Dat kan duur en gevaarlijk zijn. Pas als je vier keer bent gezakt, kan er een soort menselijke controle plaatsvinden. Ik vind het goed dat er een controle komt, maar waarom pas na vier keer zakken? Zijn er geen uitzonderingen denkbaar voor de gevallen waarin het eigenlijk niet zo zinnig is om nog eens twee, drie keer door diezelfde molen te gaan om bij de vierde keer een conclusie te trekken die na een eerdere herbeoordeling door een menselijke examinator ook getrokken had kunnen worden? Waarom heeft de Minister voor vier keer gekozen? Is hij bereid om wat meer ruimte te bieden om die menselijke beoordeling eerder in te zetten?
Dan kom ik bij het participatiecontract, dat de heer Heerma het voordeel van de twijfel gaf. Ik ga nog steeds liever voor arbeidscontracten dan voor participatiecontracten. Net als de heer Heerma ben ik wel nieuwsgierig hoe het hiermee staat. Dit is met veel aplomb gepresenteerd. Hoever is de Minister gevorderd om dit in daden om te zetten?
Ik was enkele weken geleden op het Taalplein in Den Haag. Daar wordt ook gewerkt met «doorburgeren». Ik heb daar gesproken met een groot aantal dames en enkele heren die een mbo-opleiding in de zorg volgen en tegelijk aan hun kennis van de Nederlandse taal werken. De ervaringen van die doorburgering zijn buitengewoon goed. Zeer velen ronden de opleiding af en de meesten van hen vinden een baan, met name in de zorg. Kan de Minister aangeven wat hij vindt van het concept van doorburgeren? Kan hij zijn licht laten schijnen op de rol van de overheid daarbij? Ik werd hier enthousiast van, omdat het mannen en vooral vrouwen met een aanzienlijke achterstandspositie echt kans geeft om volop in onze samenleving te participeren, zich te ontwikkelen en daarbij bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan de zorg, een sector waarin nog steeds veel behoefte is aan goed opgeleide medewerkers.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Ik begin met een quoteje van voormalig PvdA-fractievoorzitter Jacques Wallage: «Hoezo is Nederland van zijn inwoners? Iedereen heeft recht op dit stukje aarde». Deze uitspraak is tekenend voor de naïviteit van links als het gaat om immigratie en integratie. De hippiegeest van deze kosmopoliet kon blijkbaar niet bedenken dat de massale import van anti-Westerse levensbeschouwingen zou leiden tot spanningen en problemen in onze samenleving. Wel degelijk vormden en vormen de massa-immigratie en de angst om eisen te stellen aan immigranten, de basis voor de huidige integratieramp. Voornamelijk linkse partijen waren op basis van hun giftige politieke correctheid en cultuurrelativisme van mening dat het stellen van inburgeringseisen discriminerend was. Zo gaven de Partij van de Arbeid en GroenLinks enkele jaren geleden nog aan dat de schriftelijke beheersing van de taal door immigranten helemaal niet nodig was.
De heer Heerma (CDA): Uit welk jaar is dit quoteje?
De heer Van Klaveren (PVV): 1996. Ik kan straks nog wel even de bronvermelding geven, als u daar interesse in hebt.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik aarzelde even, maar ik denk dat ik het toch even vraag. De heer Van Klaveren noemde een quote uit 1996, er zijn vast ook andere quotes uit 2000, 2002. Waarom kiest de PVV ervoor om in de oude tijd te blijven leven? Volgens mij moeten wij naar de toekomst kijken.
De heer Van Klaveren (PVV): U kent de PVV als een zeer constructieve partij. Wij schetsen altijd goed waar wij vandaan komen om te kijken hoe wij verder kunnen komen. Het is heel belangrijk om de geschiedenis te kennen om niet dezelfde fouten te maken. Helaas zien wij bij dit kabinet dezelfde fouten nog steeds terugkomen. Het is heel belangrijk om het kader te schetsen om te weten waar wij vandaan komen.
Zo gaven de Partij van de Arbeid en GroenLinks enkele jaren geleden dus nog aan dat de schriftelijke beheersing van de taal door immigranten niet nodig was. D66 en wederom GroenLinks vonden kennis van de samenleving een eis die niet gesteld mocht worden. Als het aan links lag, kon je als immigrant prima een volwaardige burger worden, zonder dat je kon schrijven, lezen of zonder dat je ook maar enig idee had van de hier geldende waarden en normen: gelijkheid van man en vrouw en van homo en hetero, de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat. Voor links was het allemaal onbelangrijk.
Mohamed Rabbae, voormalig lijsttrekker van GroenLinks, stelde ooit zelfs dat Nederlanders «er maar aan moeten wennen dat wij islamieten homoseksualiteit niet accepteren». Hij vond dat Nederlandse normen en waarden niet mogen worden opgelegd aan nieuwkomers. Alsof het nog niet erg genoeg was, paste de gemeente zich zelf aan de immigrant aan. Er werden gescheiden inburgeringscursussen opgetuigd en in de Kamer onder anderen verdedigd door Tofik Dibi. In al die gemeenten waar dat gebeurde, en dat zal niet echt een verrassing zijn, zit de Partij van de Arbeid in het bestuur. Het signaal was dat immigranten zich niet dienden aan te passen aan de Nederlandse normen en waarden maar dat Nederlanders zich wel aan moesten passen aan de veelal islamitische waarden en normen van de immigrant. Het resultaat is thans bekend: een voortschrijdende islamisering die zich onder andere uit in antisemitisch, homofoob en antivrouwengeweld. Ook de extreme oververtegenwoordiging van bijvoorbeeld Marokkanen in met name de geweldscriminaliteit en het gegeven dat driekwart van de moslims in Nederland de jihadisten die naar Syrië gaan, als helden ziet, zijn tekenend voor de multiculturele flop. Nederland is hier dan ook klaar mee. Liefst 77% van de Nederlanders vindt de islam geen verrijking voor Nederland. Meer dan de helft van de mensen wil dat er een stop komt op de immigratie uit islamitische landen. Bijna 70% vindt dat er genoeg islam in Nederland is. Zelfs van de D66-stemmers is bijna 60% het daarmee eens.
Je zou denken dat dit kabinet daarom heeft geleerd van het verleden. Dit is mijn linkje naar de stelling van mevrouw Yücel dat men het roer radicaal heeft omgegooid in vergelijking met de linkse traditie van geen eisen stellen en dus verdere islamisering. Dit kabinet zet die lijn echter voort. Vanaf 1 juli kunnen immigranten het inburgeringsexamen namelijk al halen indien zij voldoende inspanning hebben geleverd om in te burgeren. Daarnaast stelt het kabinet dat zelfs het niet-halen van de naturalisatietoets, die inmiddels is vervangen door het inburgeringsexamen, geen belemmering hoeft te zijn om Nederlander te worden. Ook dit kabinet geeft onze nationaliteit dus cadeau bij een pakje boter. Graag hoort de PVV wat dit kabinet verstaat onder voldoende inspanning en waarom het van mening is dat men toch Nederlander kan worden zonder dat men het examen heeft gehaald.
In tegenstelling tot het kabinet is de PVV wel van mening dat het Nederlanderschap waardevol is en dat er flinke eisen mogen worden gesteld. De PVV pleit ervoor dat pas na tien jaar werken en als er geen sprake is van crimineel gedrag de mogelijkheid moet bestaan tot naturalisatie van de immigrant, uiteraard enkel wanneer er afstand wordt gedaan van een eventuele tweede nationaliteit. De inburgering, dus niet alleen het basisexamen, dient volledig plaats te vinden in het land van herkomst. Haalt men het examen niet, dan volgt er geen verblijfsvergunning. In dat kader hoort de PVV ook graag van de Minister hoeveel verblijfsvergunningen er tot nu toe zijn ingetrokken omdat mensen het examen niet hebben gehaald.
Verder wil de PVV dat in de huidige situatie bij het niet-halen van het inburgeringsexamen de verblijfsvergunning van immigranten altijd wordt ingetrokken. Er dient geen ontheffing te zijn van het examen en de eisen dienen verder te worden aangescherpt. Zo dient de termijn om in te burgeren van drie naar een jaar te gaan, willen we geen herexamens en moet het taalniveau minimaal B1 zijn, wat gelijkstaat aan een startkwalificatie. Ik krijg graag een reactie op het punt van het taalniveau.
Om de bestaande integratieproblemen verder aan te pakken, pleit de PVV voor een immigratiestop uit islamitische landen, uitzetting van criminele vreemdelingen en, na denaturalisatie en straf, ook van criminelen met een dubbele nationaliteit.
Mijn dank is groot voor de aandacht.
Mevrouw Karabulut (SP): Los van het feit dat het verschil tussen sommige linkse en rechtse partijen onzichtbaar is, zijn onder rechtse regeringen grote groepen migranten naar Nederland gekomen, nog even los van het oordeel dat de heer Van Klaveren daaraan geeft. Misschien is het goed als hij dat voortaan in zijn relaas benoemt.
De heer Van Klaveren (PVV): Helaas is het niet zo dat links denken zich beperkt tot linkse partijen. Hans Dijkstal, Annemarie Jorritsma en Joris Voorhoeve bijvoorbeeld zijn van de VVD, maar bezigden toch geen rechtse taal.
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Ik begin met de brief van de Minister over de Toets Gesproken Nederlands. Die bevat een aantal zaken waarop wij al langer hebben aangedrongen. De afgelopen tijd hebben wij de voorbeelden gezien van mensen die goed de taal beheersen, althans conform het gewenste niveau, maar toch niet slagen vanwege de computerexamens. Wij hebben de suggestie gedaan om, als dat gebeurt, ervoor te zorgen dat men in ieder geval na drie keer beoordeeld kan worden door een menselijke examinator. Wat daarover in de brief staat, zie ik als een tussenstap: bij de vierde keer wordt het afgelegde examen nog eens door een menselijke examinator doorgenomen, maar niet zozeer met de cursist; als ik het verkeerd begrepen heb, hoor ik het graag. Hoe zit het echter met de bestaande gevallen? Dit gaat per 1 juli in. Kunnen de gevallen die bij ons bekend zijn – die zijn er ook erg nieuwsgierig naar – dan ook van deze mogelijkheid gebruikmaken?
De Minister is op dit moment aan het onderzoeken hoe die toets verbeterd kan worden en of daar veel meer het menselijke aspect bij betrokken kan worden. Voor de zomer zouden wij daar nog informatie over ontvangen, zo lees ik in de brief. Ik ben benieuwd of de Minister daar al nieuws over heeft. Indien niet, wanneer kunnen wij die informatie ontvangen? Ik denk, net als de Minister, dat die toets nog voor verbetering vatbaar is. Heel goed is het natuurlijk ook dat mensen nu inzicht gaan krijgen in de examenresultaten.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik heb een verhelderende vraag. Mevrouw Karabulut vraagt de Minister om de menselijke maat in de verbeteringen mee te nemen. Waaraan denkt zij dan concreet? Hoe ziet zij dat voor zich?
Mevrouw Karabulut (SP): In de brief staat: moet je de toets, zoals die nu is vormgegeven, in die vorm handhaven? Is die wel efficiënt of moet je bepaalde onderdelen vervangen door docenten, menselijke examinatoren?
Dan kom ik bij de monitor inburgeringsexamen buitenland. Ondanks de nog altijd redelijk hoge slagingspercentages, valt op dat er iets is veranderd. Het aantal aanvragen is namelijk fors verminderd. Voor een deel heeft dat te maken met het feit dat bepaalde groepen er nu buiten vallen. Deels heeft het te maken met de invoering van nieuwe eisen die worden gesteld aan het inburgeringsexamen. Klopt dat? Was het de bedoeling dat dit zou leiden tot minder aanvragen? De monitor laat ook een verschuiving zien naar meer hoger opgeleiden en minder lager opgeleiden. Hoe zit het bijvoorbeeld met analfabeten en laaggeletterden, die hier heel veel moeite mee hebben? Is de monitor nog wel toegankelijk voor deze mensen en kunnen zij het examen nog halen? Kunnen wij daarmee voldoen aan de richtlijn voor gezinshereniging? Dit punt wordt ook aangestipt in de brief van VluchtelingenWerk.
Een conclusie van het promotieonderzoek van de Radboud Universiteit is dat een belangrijk deel van de permanent verblijvende migrantenbevolking door de inburgeringsexamens uitgesloten wordt, in ieder geval wat volledige burgerschapsrechten betreft, en dat deze examens niet daadwerkelijk zouden bijdragen aan een verbeterde integratie, niet van hoger opgeleiden omdat ze te weinig uitdaging bevatten, en niet van lager opgeleiden omdat de eisen inmiddels te hoog zouden zijn. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan, zeker in relatie tot het voornemen om de inburgeringseisen fors aan te scherpen? Dat begrijp ik al niet. Kan de Minister mij uitleggen waarom die eisen moeten worden aangescherpt, behalve omdat het een vurige VVD- en PVV-wens is? De heer Van Klaveren kan daar zeer content mee zijn. Waarom is dit in het regeerakkoord beland? De aantallen zijn de afgelopen jaren afgenomen, maar ik vind het juist voor volledig burgerschap een heel belangrijk instrument. Ik ben er dus erg benieuwd naar wat de Minister daarover kan vertellen.
De heer Van Klaveren (PVV): Vindt de SP dat mensen met een dubbele nationaliteit afstand moeten doen van hun andere nationaliteit, alvorens zij Nederlander kunnen worden?
Mevrouw Karabulut (SP): Dat is al zo geregeld in de huidige wet. Daar staan wij achter, maar ik zie geen aanleiding tot een verdere aanscherping.
De heer Van Klaveren (PVV): In het verleden heeft de SP in verschillende stukken gesteld dat mensen bijvoorbeeld geen stemrecht zouden mogen hebben als zij meer dan alleen de Nederlandse nationaliteit hebben. Staat u daar nog achter?
Mevrouw Karabulut (SP): Als zij meer dan alleen de Nederlandse nationaliteit hebben? Nee, ik ben erg voor stemrecht voor mensen met een Nederlandse nationaliteit.
De heer Van Klaveren (PVV): Dus ook met een dubbele nationaliteit?
Mevrouw Karabulut (SP): Ook met een dubbele nationaliteit.
De voorzitter: De Minister heeft gevraagd om een korte schorsing.
De vergadering wordt van 12.04 uur tot 12.09 uur geschorst.
De voorzitter: Wij vervolgen dit AO met de eerste termijn van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Asscher: Voorzitter. Ik begin ermee, de ervaringen te onderschrijven die mevrouw Yücel had met het afleggen van de test. Er wordt daar op een zeer professionele manier mee omgegaan. Ik heb dat zelf ook een tijdje geleden gedaan. Het is goed voor een reëel beeld van wat die toets inhoudt en van de ontwikkeling daarvan. Ik geloof dat de heer Heerma daar terecht op wijst. Dit komt nu niet uit de lucht vallen. Wij zijn daar een voorloper in geweest. Je ziet dat dus ook terug in de manier waarop die toets is ontwikkeld.
Aansluitend bij het punt van de heer Azmani, vind ik het in algemene zin juist getuigen van respect voor mensen door veel van hen te eisen, als ze een succes willen maken van hun leven in Nederland en een bijdrage willen leveren aan de samenleving. Ik heb het altijd vernederend gevonden om heel weinig te eisen en te verwachten van mensen. Ik denk dat het zowel in het onderwijs als voor de integratie veel beter is om veel te verwachten van mensen en dus ook veel van hen te eisen.
De heer Heerma (CDA): Naar aanleiding van de quote die door de heer Van Klaveren is aangehaald, ben ik benieuwd of deze Minister zich verwant voelt met de uitspraken die door de heer Wallage zijn gedaan in 1996? Ziet hij dat als het pad dat nu door de Nederlandse regering wordt bewandeld?
Minister Asscher: Of dat het kabinetsbeleid adequaat samenvat? Nee. Ik moet zeggen dat ik de quote niet kende. Als de voetnoten straks door de heer Van Klaveren gedistribueerd worden, zal ik er oplettend naar kijken. Het is voor mij geen samenvatting van het kabinetsbeleid noch van mijn standpunt in dezen. Ik denk dat Nederland in het integratiedebat alweer een stukje verder is dan in 1996. Dat geldt dwars door de partijen heen. In mijn integratiebrief van enige maanden terug heb ik ook geprobeerd aan te geven hoe ik daartegen aankijk. In die brief ga ik in op de vraag welke inspanning je van mensen mag verwachten. Ook behandel ik daarin de zorgen over met name de haperende culturele integratie en de vraag wat wij daaraan als land kunnen doen. De inburgering is een van de instrumenten daarvoor, maar niet het enige. Ik kom straks natuurlijk uitgebreid terug op het betoog van de altijd constructieve heer Van Klaveren.
De heer Azmani sprak zijn tevredenheid uit over dit onderdeel van het regeerakkoord en vroeg om een aantal voorbeelden van de voorgestelde aanscherping van de eisen voor bijvoorbeeld taal. Ik vind dat het onderdeel conversatie moet worden meegenomen in zo'n nieuwe toets. Dat kan heel goed een onderdeel daarvan zijn; dat vind ik ook een logische aanscherping. Zoals aangegeven in de integratieagenda vind ik arbeidsmarktparticipatie een logische module om mee te nemen. Ook het participatiecontract moet daaraan gaan bijdragen. Het moet leiden tot werk. De suggestie en het idee van praktijkuren vind ik prima. Dat zal ik graag bij de uitwerking betrekken.
Daarnaast is het goed om aan te geven dat er drie nieuwe onderdelen zijn toegevoegd aan het examen die reeds een aanscherping inhouden: schrijven, lezen en luisteren. Op termijn vind ik het belangrijk dat alle onderdelen van het examen met een voldoende moeten worden afgelegd. Dat is een van de dingen waarvan ik aan het bekijken ben hoe we dat zouden kunnen introduceren. Dat behoedt ons ook voor het risico dat mensen op een onderdeel door middel van papegaaien kunnen slagen en daardoor misschien ten onrechte hun examen als geheel kunnen halen. Vroeger was het één toets voor de onderdelen lezen, schrijven en luisteren. Nu zijn dat aparte elementen van het examen. Het toevoegen van de arbeidsmarktmodule zou ook een aanscherping betekenen.
Ook vroeg de heer Azmani waarom er in het zelfstudiepakket verschillende versies bestaan van de film «Naar Nederland». Ik hecht eraan te benadrukken dat er in het examen geen onderscheid wordt gemaakt; het examen is voor iedereen hetzelfde. Daarin worden de normen en waarden, die de heer Azmani net aanstipte, ook getoetst. In sommige landen is het echter strafbaar om beeldmateriaal in bezit te hebben van bijvoorbeeld ontblote damesborsten. Als daar de mensen zich willen voorbereiden op het examen, dan kunnen zij in de problemen komen als zij zo'n film in huis hebben. U vindt daar het uwe van, ik vind daar het mijne van. Ik zou niet voor een dergelijke strafbaarstelling zijn. Echter, zolang daar sprake van is en wij niet de mogelijkheid hebben de wetgeving in dat land te veranderen, veranderen wij niets aan de door ons gestelde eisen maar stellen wij de mensen wel in staat om het examen te halen zonder hen in de problemen te brengen.
De heer Azmani (VVD): Dat zouden wij ook absoluut niet willen. Worden die pakketten alleen aangeboden in de landen waar het daadwerkelijk verboden is, of kan men ook in landen waar het niet verboden is, kiezen voor een gekuiste versie? Dat vind ik een belangrijk punt, want ook in een land als Thailand wordt alleen een gekuiste versie aangeboden. Dat is wel bijzonder als je bedenkt dat dit land toch wel bekendstaat om een bepaalde problematiek.
Minister Asscher: Ik snap de vraag. In tweede termijn zal ik rustig bekijken of ik dit precies kan aangeven, maar in beginsel verschillen wij dus niet van mening.
De heer Heerma vroeg naar een aantal elementen van de nieuwe toets. Ik heb daar al iets over gezegd. Ik heb toegezegd om de Kamer voor het zomerreces te informeren. Dat reces is aanstaande; dat merken we aan alles. Ik ga dat wel degelijk proberen nog te doen. In het najaar worden de nieuwe toetsen voor het buitenland aanbesteed. Ter voorbereiding daarvan loopt er nu een onderzoek bij experts en is er een marktverkenning naar de manier waarop je die toets kunt aanpassen. Afgezien van de inhoudelijke argumenten die ik net noemde, zijn wij bezig om ons daar goed op voor te bereiden. Iedereen begrijpt dat het geen sinecure is om een toets aan te passen die door heel veel mensen moet worden afgelegd en die je op een reële manier wilt kunnen beoordelen. Vandaar dat dit proces zo uitgebreid is. Ik heb TNO gevraagd om het verschil in beoordeling tussen mens en computer opnieuw te beoordelen. Bij eerdere studies daarnaar zijn geen zorgwekkende verschillen tussen mens en computer geconstateerd. Ook mensen kunnen soms ten onrechte iemand laten slagen of laten zakken, terwijl het veel meer kost om het allemaal door mensen te laten doen. Ik vraag TNO echter om daar opnieuw naar te kijken. Tegen mevrouw Karabulut zeg ik dat daar ook de aangekondigde mogelijkheid bij hoort om in bepaalde omschreven gevallen mondeling te kunnen laten verifiëren of iemand wel of niet zou moeten slagen.
De heer Heerma (CDA): Als je buiten loopt, zou je het niet denken: het is bijna zomer. Waar streeft de Minister naar? Wat krijgen we voor de zomer? Gaat het alleen over de voortgang rond die toets of gaat het ook over het aanscherpen van de eisen voor inburgering in het land van herkomst en over het participatiecontract?
Minister Asscher: Ik heb een toezegging gedaan over de toetsen. Over het participatiecontract heb ik in de integratiebrief en in het debat aangegeven dat ik daar in het najaar op terugkom. Weliswaar is de zomer meteorologisch begonnen, voor het najaar is dat echt nog niet het geval. Mijn najaar begint na het zomerreces, en ik hoop dat van u ook. Dan zal ik de Kamer daar uitgebreid over informeren. Maakt u zich geen zorgen, ik zal daar zo meteen meer woorden aan wijden.
De heer Heerma (CDA): Geldt dit ook voor de aanscherping van de eisen voor inburgering in het land van herkomst?
Minister Asscher: Ja.
De heer Heerma en mevrouw Yücel hebben gevraagd waarom de grens bij vier keer is gelegd. Daar ligt geen inhoudelijke reden aan ten grondslag; het is een pragmatische keuze. Zou je het na drie keer doen, dan kost het vijf ton per jaar; doe je het na vier keer, dan kost het ruim twee ton per jaar. Dat soort overwegingen speelt daarbij een rol. Dat laat onverlet dat er hardheidsclausules zijn. Als er goede redenen zijn om het examen niet vier keer af te hoeven leggen, dan kan dat ook anders. Er is dus ergens een grens gelegd. Ik begrijp heel goed dat mensen zeggen: het is toch aardiger om die grens eerder te leggen. Het kost echter veel geld dat we liever aan andere dingen uitgeven. Het heeft dus een pragmatische en geen technische reden.
Over het napapegaaien hebben we al gesproken. Ook in de huidige toetsvorm is het zeer onwaarschijnlijk dat mensen met uitsluitend napapegaaien de toets halen. In de toekomst wil ik het echter zeker weten. Daarom wil ik werken met een systeem waarin iedereen voor alle onderdelen een voldoende haalt, zoals ik al in de richting van de heer Azmani aangaf.
Wat zijn de onderdelen van zo'n arbeidsmarktmodule? Te verwachten, nuttige onderdelen zijn: hoe solliciteer je, hoe maak je een cv, hoe schrijf je je in voor werk, wat houden stages in en wat zijn praktische elementen die nodig kunnen zijn om werk te vinden? Verder gaat het om oriëntatie op vacatures en elders verworven kwalificaties. Daarmee worden mensen wegwijs gemaakt in het werken in Nederland. Dat lijkt mij nuttig. Binnenkort start een onderzoek naar de juiste methoden en producten om dat vorm te geven.
Dan kom ik bij de stand van zaken en het verplichte karakter. Wij zijn nu in overleg met een groep van positief gestemde gemeenten. Ik dank de heer Heerma er overigens voor dat hij het opnieuw het voordeel van de twijfel geeft. Het voordeel van de twijfel is het maximale dat je als Minister kunt vragen aan de Kamer, op welk onderwerp dan ook. Daar ben ik de heer Heerma dus dankbaar voor. Ik wil proberen dat om te zetten in enthousiasme, als het daadwerkelijk zover is. Ik zal dat in het najaar doen. Wij hebben ook de uitgangspunten met elkaar gedeeld. We wijzen hen op rechten en plichten en we maken hen wegwijs en verwelkomen hen. We maken ook duidelijk dat het niet vrijblijvend is en dat we van hen verwachten dat ze weten wat de in Nederland geldende normen en waarden zijn.
Gemeenten zullen daar een belangrijke rol in vervullen. Mensen schrijven zich bij een gemeente in, die hen zal verwelkomen. Ook in de opzet van de pilotfase zijn zij dus belangrijk. Later dit jaar volgt daar meer informatie over; wij werken daar hard aan. Ik heb overigens heel goed begrepen dat de Kamer vindt dat het iets moet voorstellen. Als dat niet zou lukken, dan zal ik dat aan de Kamer melden en dan gaat het niet door.
De heer Heerma vroeg voorts naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoeringskosten van de inburgering. Ik ben nog met gemeenten in overleg over de uitvoering van verschillende maatregelen binnen mijn portefeuille, die breder is dan alleen de inburgering. Soms zitten daar voor gemeenten nadelen aan en soms voordelen. Daar moeten we samen op een goede manier uitkomen. Meer wil ik er in het kader van die gesprekken, die sommigen misschien zouden kwalificeren als onderhandelingen, niet over zeggen.
Dan kom ik bij de verzwaring van de Wet inburgering in het buitenland. Per april 2011 zijn wij van A1- naar A1 gegaan. Er is een toets aan toegevoegd en er komt een arbeidsmodule bij. Er zijn dus al een aantal aanscherpingen doorgevoerd, en er volgen nog meer aanscherpingen.
De heer Heerma (CDA): Dat staat ook in het regeerakkoord. Aan wat voor aanscherpingen denkt de Minister? De heer Azmani gaf een voorzet daartoe. Op welke termijn kunnen wij voorstellen verwachten?
Minister Asscher: Ik heb net vrij positief gereageerd op de suggesties van de heer Azmani. Die voorstellen komen in de brief te staan die hopelijk voor de zomervakantie, maar in elk geval zo snel mogelijk, komt.
Hoe werkt de hardheidsclausule in de praktijk? Dat is gevraagd door de heer Heerma maar ook door mevrouw Yücel. De uitvoering geschiedt door de IND. Het gaat om expliciete en impliciete verzoeken om ontheffing. Dat moet op individuele basis zijn. De Nationale ombudsman is tevreden over de manier waarop we dit hebben vormgegeven. Alleen analfabetisme is onvoldoende. Het moet gaan om een bijzonder samenstel van omstandigheden waardoor men tot het oordeel komt dat de hardheidsclausule moet worden ingeroepen. De geleverde, gerede inspanning is daarbij van doorslaggevend belang. Het gaat er niet puur om of mensen de taal wel of niet spreken of geletterd zijn. Het moet helder zijn dat de inspanning geleverd is. Dan kan de IND op grond van individuele omstandigheden tot het oordeel komen dat de hardheidsclausule moet worden toegepast.
Bij de praktische gang van zaken spelen medisch-psychologische zaken een rol. Iemand kan op grond van blijvende lichamelijke en/of psychische belemmeringen of na getoonde inspanningen niet in staat blijken te zijn om het inburgeringsexamen te halen. Bij een ontheffing op grond van een lichamelijke of psychische belemmering moet een advies van een onafhankelijke keuringsarts worden overlegd. De kosten van dat onderzoek worden bij de inburgeringsplichtige in rekening gebracht.
Wanneer is er sprake van zo'n aantoonbaar geleverde inspanning? Dat is het geval als de inburgeringsplichtige ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus, ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan de alfabetiseringscursus bij een instelling met het daarvoor bestemde keurmerk en een door DUO afgenomen toets heeft afgelegd, maar niet het leervermogen blijkt te hebben om het inburgeringsexamen te halen. De kosten van deze toets komen voor rekening van de inburgeringsplichtige.
De heer Van Weyenberg vroeg naar het Haagse initiatief «doorburgeren». Dat kende ik niet. Op zich is het positief als gemeenten initiatieven ontplooien om mensen zo snel mogelijk op de arbeidsmarkt te krijgen en ze te helpen daaraan deel te nemen. Dat doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de mensen die hierheen zijn gekomen. Dat heb ik de heer Van Weyenberg ook helemaal niet horen beweren, maar ik zeg het toch maar even. Ik zal mij nader laten informeren over wat het precies behelst.
In antwoorden op eerdere vragen heb ik al iets gezegd over het aanscherpen van de eisen. Ik hoop en verwacht ook een beetje dat de eisen die ik heb genoemd, wel degelijk ook op steun van D66 kunnen rekenen, omdat ze allemaal bijdragen aan de kansen die mensen hebben om succesvol deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.
Ik kan mij heel goed voorstellen, zo zeg ik tegen de immer constructieve heer Van Klaveren, dat de eis van B1 bijvoorbeeld wordt toegepast bij naturalisatie. Voor inburgering gelden verzwaarde taaleisen. Op het moment dat iemand het Nederlanderschap krijgt, geldt weer een zwaardere eis. Het is niet mijn portefeuille, maar dat zou een manier zijn om daarmee om te gaan; daar gaan wij ook naar kijken. Overigens kunnen mensen die hoog opgeleid zijn, door het afleggen van een staatsexamen nu al aantonen dat ze voldoen aan de taaleisen van het inburgeringsexamen.
De heer Van Klaveren (PVV): Geeft de Minister nu aan dat het kabinet de eisen voor naturalisatie wil optrekken naar B1?
Minister Asscher: Dat sluit ik zeker niet uit.
De heer Van Klaveren vroeg hoeveel verblijfsvergunningen er zijn ingetrokken. Die wet is sinds 1 januari van dit jaar van kracht. Daar kan pas gebruik van worden gemaakt als mensen gedurende drie jaar de tijd hebben gehad om aan hun inburgeringsplicht te voldoen. Ten vroegste per 1 januari 2016 kunnen verblijfsvergunningen worden ingetrokken, omdat de termijn van drie jaar pas ingaat op het moment dat de wet van kracht wordt.
Mevrouw Karabulut vroeg of de situatie vanaf 1 juli met terugwerkende kracht voor bestaande gevallen geldt. Nee, na 1 juli kunnen mensen binnen zes weken na te zijn gezakt voor het examen, een aanvraag doen. Het gaat dus niet op voor examens die jaren geleden zijn afgelegd.
Mevrouw Karabulut (SP): Geldt het dan niet ook voor mensen die voor 1 juli van dit jaar het examen hebben afgelegd? Moeten zij een vijfde of zesde keer een examen afleggen en daarvoor zakken?
Minister Asscher: Als zij op 2 juli hun vierde examen doen, dan kunnen zij van de mogelijkheid gebruikmaken. Dat kan echter niet als zij vandaag dat vierde examen doen.
Mevrouw Karabulut (SP): Dan moeten zij het dus een zevende of achtste keer doen, en nog eens € 350 betalen, en dan kan het wel. Dat is toch een beetje gek?
Minister Asscher: Nee, vanaf 1 juli is er deze nieuwe mogelijkheid. Die geldt voor iedereen in gelijke mate. De kosten bedragen € 50 of € 60, geen € 350. De aanpassing werd overigens breed gedeeld door de Kamer.
Na een tijdelijke dip vlak na de verhoging van de eisen, stijgt het aantal mensen dat slaagt. Het aantal mensen dat zakt, daalt dus. Driedubbele ontkenningen zijn altijd heel ingewikkeld. Er zijn weer meer mensen aan het slagen. Na de verhoging van de eisen waren dat er minder. Mensen passen zich dus aan en kunnen zich blijkbaar op een adequate manier voorbereiden. Als we de eisen verder aanscherpen, zal dat zeker in het begin tot een dip leiden, maar ik heb er vertrouwen in dat we eisen stellen die op termijn weer reëel zullen zijn voor de mensen die aan het examen deelnemen.
Mevrouw Karabulut vroeg of ik mij herken in de kritiek van het onderzoek waarop ik in een brief heb gereageerd. Nee, ik herken mij daar niet in. Het is goed dat er op een eenduidige manier wordt getoetst of mensen ingeburgerd zijn. Volgens mij voldoet het examen aan die eenduidige toets. Er zal altijd kritiek zijn. Als je echter ziet met wat voor zorg naar het afleggen van die toets wordt gekeken, dan wordt er een puike prestatie geleverd. De toets is goed haalbaar voor nieuwkomers. Zo'n 70% haalt de toets. Er is geen sprake van iets zwaars als «uitsluiting». De onderzoekster richtte zich op het jaar 2006. Dat is weliswaar tien jaar later dan de quote van de heer Van Klaveren, maar toch alweer een tijd geleden. Dat was voor de invoering van de Wet inburgering. Hoogopgeleiden die niet goed geraakt worden door de toets, kunnen natuurlijk het staatsexamen doen. Daarmee zijn ze vrijgesteld van het inburgeringsexamen.
Daarmee meen ik alle vragen te hebben beantwoord.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik heb gevraagd wat dit kabinet verstaat onder «voldoende inspanning»? Kan daar een nadere definitie van worden gegeven?
Minister Asscher: Die vraag heb ik vrij uitgebreid beantwoord. Ik heb aangegeven dat het ten minste moet gaan om een inspanning van 600 uur met allerlei voorwaarden daaromheen. Vond u dat geen antwoord?
De heer Van Klaveren (PVV): Nee, absoluut niet. Dus dat is het? Mensen moeten een aantal uren bezig zijn met inburgeren en dan is het oké?
Minister Asscher: Dan is het niet oké. Ik heb een aantal elementen aangegeven die onderdeel uitmaken van de beoordeling of er voldoende inspanning is geleverd.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik heb nog een vraag in aanvulling op het punt van de naturalisatie. De Minister gaf net aan dat het kabinet de taaleisen wellicht opschroeft tot B1. Waarom wil hij dat niet als eis voor het standaardinburgeringsexamen voor de mensen die hiernaartoe komen? In ieder geval van de VVD heb ik altijd begrepen dat het idee is dat Nederland geen kansloze immigranten wil toelaten. Volgens de onderwijsvisie van het vorige kabinet was 2F, dat gelijk is aan B1, het taalniveau dat mensen minimaal moesten hebben om überhaupt een kans op de arbeidsmarkt maken. Als we nu allerlei mensen binnenlaten die de taal niet spreken op B1-niveau, dan is dat natuurlijk kansloze immigratie. Als ik het goed begrepen heb, is dat niet wat het kabinet wil.
Minister Asscher: Kansloze immigratie willen wij inderdaad niet. Wij hebben daar een aantal instrumenten voor, waarvan het inburgeringsexamen er één is. Binnen het inburgeringsexamen geldt een reeks toetsen en eisen. Je moet je telkens afvragen of een eis redelijk en reëel is. We scherpen die eisen aan – dat is in de afgelopen jaren al gebeurd – en gaan daarmee verder. We denken hiermee een reële eis te formuleren.
Mevrouw Yücel (PvdA): Mevrouw Karabulut en ik hebben een vraag gesteld over de mogelijkheid van coulance, in het geval dat mensen vanwege de uitspraak van bijvoorbeeld één letter niet kunnen slagen voor het inburgeringsexamen. De Minister heeft dat opgelost door na vier keer een menselijke beoordeling mogelijk te maken. Dat lijkt mij prima. Kan de Minister bevestigen – dat heeft mij extra gerustgesteld toen ik er zelf indook – dat ook bij de computerexamens wel degelijk rekening wordt gehouden met een afwijkende uitspraak, bijvoorbeeld de voorspelbaar andere uitspraak van de «r»?
Minister Asscher: Jazeker. Voor een eerlijke beoordeling wil je niet dat mensen te gemakkelijk slagen door na te papegaaien, maar je wilt ook niet dat mensen ten onrechte níet slagen omdat ze een bepaald accent hebben. Wat opvalt bij de toets, is dat ook de accenten wisselen van de mensen die je naspreekt. Dat is ook terecht, want niet iedereen in Nederland spreekt accentloos Nederlands. Ook de antwoorden mogen best met een accent worden uitgesproken. De computertechnologie is inmiddels dusdanig intelligent dat desalniettemin kan worden beoordeeld of iemand het juiste antwoord geeft. Als iemand onder bepaalde omstandigheden echter wel voldoende spreekt maar toch benadeeld is door de techniek – ik heb er niet veel voorbeelden van gezien, maar het zou kunnen – dan ontstaat op een gegeven moment het recht op een menselijke herbeoordeling. Laten we echter wel wezen: mensen moeten wel verstaanbaar zijn, want dat toets je.
De voorzitter: Daarmee is de Minister klaar met zijn beantwoording in eerste termijn. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. Als eerste is het woord aan de heer Azmani van de VVD.
De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister in ieder geval voor de toezeggingen die hij heeft gedaan. Ik ben blij dat de integratie-eisen verder worden aangescherpt. Het is nog een beetje onduidelijk wanneer, in het najaar of al voor de zomer. Het zou natuurlijk fijn zijn als het voor de zomer kan. Ik dacht dat het wat de taaltoets betreft al voor de zomer was. Hoe zit het echter met de door mijzelf voorgestelde praktijk- of arbeidsmodule, met een bepaald aantal uren dat je zou kunnen eisen voor participatie in de Nederlandse samenleving als onderdeel van het integratieproces? Kan dit ook al voor de zomer komen of wordt dat na de zomer, zoals in eerste instantie de bedoeling was?
Ik krijg in tweede termijn nog een antwoord op mijn vraag over zelfstudiepakketten.
Ik ben blij te horen dat de taaleisen in het kader van de naturalisatie worden aangescherpt tot B1-niveau.
De heer Heerma (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ook ik vraag mij nog af wat er in die brief komt te staan die voor de zomer verschijnt. Dat ging net een beetje heen en weer. Ik begreep dat het ging om die taaltoets, maar ook om de aanscherping van de eisen bij de inburgering in het land van herkomst. Wellicht wordt dat laatste toch het najaar.
Ook ik vind de eis van B1 bij naturalisatie prima. Op welke termijn verwacht de Minister dat daar voorstellen over komen?
Wat de gemeenten betreft begrijp ik dat er gesprekken plaatsvinden die door sommigen als onderhandelingen aangemerkt zouden kunnen worden. Wij wachten af wat daaruit voortkomt. Ik hoop in ieder geval dat die overgangstermijn netjes geregeld wordt. Het zou zonde zijn als er knelpunten zouden ontstaan omdat er geen middelen voor zijn, terwijl gemeenten wordt gevraagd om dat netjes te regelen.
Mevrouw Yücel (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de antwoorden en sluit mij aan bij mijn collega's die vragen welke informatie wij net voor het zomerreces krijgen en welke informatie later komt.
Tenzij ik het heb gemist, is de Minister niet helemaal ingegaan op het versterken van het inburgeringsexamen met de onderdelen «essentiële waarden» en «democratisch burgerschap». De Minister heeft wel de arbeidsmarktoriëntatie besproken, maar beide andere elementen niet. Kan hij dat alsnog doen? Mijn wens is dat wij in het inburgeringstraject het fundament leggen voor het delen van essentiële waarden.
Verder geef ik de Minister de suggestie mee om bij de invulling van die arbeidsmarktmodule ook goed te kijken naar gemeenten die daar al ervaring mee hebben opgedaan. Binnen de gemeente Deventer hebben wij vanaf het begin naast taalkennis en kennis van de Nederlandse samenleving de component werkervaring opgenomen. Die zat in het pakket aan inburgeringsexamens dat je moest voltooien voordat je geslaagd was.
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden in eerste termijn. Ik wacht met belangstelling de brief af die we binnenkort mogen verwachten, en natuurlijk de nadere uitwerking van het participatiecontract, dat ik nog het voordeel van de twijfel geef.
Tevens vraag ik de Minister om iets nader in te gaan op de zorgen van VluchtelingenWerk Nederland. De Minister betoogt dat aanscherpingen nuttig zijn. Bij VluchtelingenWerk leeft de begrijpelijke zorg dat je hiermee drempels opwerpt die je misschien niet zou moeten willen opwerpen.
Het Taalplein Den Haag kan ik de Minister vanuit mijn persoonlijke ervaring in ieder geval van harte aanraden; zoiets kan vast overal georganiseerd worden. Ik vond het inspirerend om te zien hoe hard mensen werken aan hun eigen toekomst.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. De PVV is teleurgesteld dat de door ons ingebrachte aanscherpingen van de inburgeringseisen worden uitgehold. Mensen die voldoende inspanning hebben geleverd, kunnen een vrijstelling krijgen voor het examen. In de praktijk blijkt dat niet meer in te houden dan dat men wat extra uurtjes in een boek gluurt zonder dat daar uiteindelijk een examen op volgt dat gehaald moet worden.
Van het idee van om de taaleisen op te trekken naar een niveau waar men wat aan heeft, als startkwalificatie voor alle immigranten, wil de Minister niets weten. Dat vind ik jammer. Ik vind het mooi dat het wordt opgetrokken naar B1 voor mensen die zich willen laten naturaliseren, maar het zou natuurlijk moeten gelden voor iedereen, om kansloze immigratie tegen te gaan.
De bron van de quote van Jacques Wallage heb ik overigens bij de griffier aangeleverd. Belangstellenden kunnen die informatie wellicht toegestuurd krijgen.
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Ik heb nog een vraag over de mogelijkheid om de Toets Gesproken Nederlands na de vierde keer te laten herbeoordelen door een menselijke examinator. Ik vind het echt niet uit te leggen en een beetje lullig om tegen al die mensen die ons hebben geschreven en gemaild dat zij het examen vier, vijf, soms wel acht keer hebben afgelegd, te moeten zeggen: sorry, de Minister heeft wel de mogelijkheid gecreëerd, maar hij zegt dat jullie het examen nog een keer moeten afleggen. Volgens mij is dat nergens goed voor. Kan de Minister op zijn minst bekijken of het met terugwerkende kracht kan ingaan, vanaf een jaar geleden of begin dit jaar? Ik kan het niet uitleggen en volgens mij kan de Minister dat ook niet. Het zal alleen leiden tot wat hogere kosten. Dit is dus een fout in het systeem. De Minister erkent dat het wordt aangepast. Ik doe dan ook een dringend beroep op de Minister om enige coulance te tonen jegens de mensen die hiertegen zijn aangelopen.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik kan mij er iets bij voorstellen, maar ik herformuleer het voor mijn begrip. U vraagt de Minister dus om ervoor te zorgen dat iemand die het examen al vier keer heeft afgelegd voor 1 juli niet nog een keer door de molen moet na 1 juli, maar meteen een beroep kan doen op de hardheidsclausule?
Mevrouw Karabulut (SP): Exact. Overigens niet op de hardheidsclausule maar op de ...
De heer Van Weyenberg (D66): Pardon, op de herbeoordeling.
Mevrouw Karabulut (SP): Precies.
Dan kom ik bij mijn tweede punt. Ook ik constateer dat het slagingspercentage volgens de Monitor Inburgeringsexamen Buitenland is gestegen. Tegelijk is er een andere tendens, namelijk dat het aantal mensen groeit dat hoger opgeleid is, en dat het aantal lager opgeleiden daalt. Ik deel de angst van VluchtelingenWerk dat een groep die zich inspant maar lager opgeleid en analfabeet is, niet meer meekomt, en dat dit een uitsluitingsmechanisme in zich heeft. Ik vroeg de Minister om daar inzicht in te bieden, al helemaal met het oog op de aanscherping van de eisen. Volgens mij wordt daar in de monitor niet naar gekeken. In tegenstelling tot de heer Van Klaveren vind ik niet iedereen kansloos die lager opgeleid is of als vluchteling hierheen komt en analfabeet is. Dat vind ik absoluut niet. Het gaat erom dat je je best doet. Ook lager opgeleiden – daar getuigt de hele generatie van mijn ouders van – kunnen een fikse bijdrage leveren aan de samenleving en goed hun kinderen opvoeden. Ik zou het verschrikkelijk vinden als wij toegaan naar een egoïstisch systeem dat stelt dat je er alleen in mag als je economisch nut hebt en hoger opgeleid bent, en dat de rest uitsluit. Daar wil ik zeer voor waken.
Daarmee kom ik op mijn laatste punt, de hardheidsclausule. Over de hardheidsclausule schrijft onder andere VluchtelingenWerk dat de informatie enigszins ondoorzichtig is, duidelijker kan en duidelijker moet. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
De heer Van Klaveren (PVV): Is de SP op de hoogte van het feit dat de massa-immigratie, met name de oververtegenwoordiging van niet-Westers allochtonen in de criminaliteit, de bijstandsafhankelijkheid, de schooluitval et cetera, ons 7 miljard per jaar kost? Waarom pleit mevrouw Karabulut dan voor een immigratiegolf van mensen die, zoals de cijfers uitwijzen, niets gaan bijdragen?
Mevrouw Karabulut (SP): Ik heb daar niet voor gepleit.
De heer Van Klaveren (PVV): De SP stelt ook niet dat zij dat wil afremmen. Sterker nog: zij stelt zelfs dat zij het onrechtvaardig vindt als wij die mensen niet zouden toelaten tot ons toch al overvolle land.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik wil het best nog een keer uitleggen. In tegenstelling tot de PVV kijk ik niet naar de afkomst van mensen en of zij islamitisch zijn. Het gaat mij erom of mensen hun best willen doen en of zij zich willen inspannen. Ik ken de cijfers over de immigratie en de geschiedenis ervan. Daar kun je over discussiëren, maar er is ook een zeer waardevolle bijdrage geleverd, zeker aan het bedrijfsleven. Dat is de reden dat rechtse partijen wel heel streng praten, maar ondertussen steeds weer goedkope arbeidskrachten naar binnen halen. Ik heb er geen zin in om mensen te discrimineren en uit te sluiten op basis van hun afkomst of hun opleiding. In Nederland zijn er heel veel mensen, niet-migranten, met middelbaar of lager onderwijs. Wil de PVV nu beweren dat zij allemaal geen bijdrage leveren aan de samenleving? Moeten we die dan allemaal afvoeren naar een eiland? De PVV wil dat misschien, maar ik niet.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik heb in de antwoorden van de Minister kunnen beluisteren dat er een ontheffingsmogelijkheid is voor mensen die door omstandigheden, ondanks hun inzet, niet slagen. Voor mensen die hun best doen en een inspanning hebben geleverd en een medisch, fysiek of mentaal probleem hebben, is er een ontheffingsmogelijkheid. Waaruit leidt mevrouw Karabulut af dat er een uitsluitingsmechanisme geldt voor mensen die het niet kunnen en dat er alleen op economisch rendement wordt geselecteerd? Kan zij dat toelichten?
Mevrouw Karabulut (SP): Ik heb hier mijn angsten, mijn zorgen en mijn twijfels geuit. Als je zoals nu gebeurt, de lat steeds hoger legt en het hoepeltje steeds hoger houdt, kun je op een gegeven moment op het punt komen – dat signaal heb ik niet alleen afgegeven maar is bijvoorbeeld ook door VluchtelingenWerk afgegeven – dat het voor mensen te moeilijk wordt gemaakt; dat staat los van de mogelijkheid dat er altijd een uitzonderingsmogelijkheid is. Ik vind dat je mensen niet onnodig lang moet martelen die wel hun best doen om het diploma te halen. Mijn angst is dat het voor een grote groep onhaalbaar wordt als de eisen verder worden verhoogd naar B1. Als het wetsvoorstel er ligt en we weten hoe het straks in de praktijk vorm gaat krijgen, zullen we beoordelen of de uitzonderingsmogelijkheid voldoende is.
Mevrouw Yücel (PvdA): Natuurlijk moeten we altijd met zorg kijken naar de manier waarop de toetsing plaatsvindt en naar het effect van de eisen. Dat blijven we ook doen. Ik voel met mevrouw Karabulut mee als zij zegt dat wij daar continu alert op moeten zijn. Tegelijk wil ik ervoor waken dat we door lagere eisen en verwachtingen een soort uitsluitingsmechanisme creëren. Daardoor maakt de nieuwkomer bij het begin van het leven in een nieuwe samenleving namelijk een zwakke start. Daar zijn we met zijn allen bij. De nieuwkomer verdient het om goed onderlegd zijn of haar leven op te bouwen in de nieuwe samenleving. Die kans moeten we hem of haar niet ontnemen. Is mevrouw Karabulut dat met mij eens?
De voorzitter: Kan mevrouw Karabulut daar kort op antwoorden?
Mevrouw Karabulut (SP): Ik kan daar kort op antwoorden: ik ben het met mevrouw Yücel eens. Alleen, ik heb nog geen inhoudelijk argument gehoord waarom de eisen voor de zoveelste keer aangescherpt moeten worden.
De voorzitter: Ik dank u voor het korte en bondige antwoord.
Het woord is aan de Minister in tweede termijn.
Minister Asscher: Voorzitter. In de brief informeer ik de Kamer in ieder geval over de toets, en zo mogelijk over meer. Dat is op dit moment het veiligste en meest correcte antwoord.
Iedereen kan beide versies, zowel de gekuiste als de ongekuiste, bestellen. In een aantal talen en landen is die specifiek ontwikkeld, zodat mensen zich er daar wel in kunnen verdiepen. Als de commissie dat wil, kan ik dat nog even op papier zetten.
De heer Azmani heeft gevraagd waarom er überhaupt een gekuiste versie is. In bepaalde landen is het strafbaar om een ongekuiste versie in huis te hebben. Mensen kunnen er alsnog voor kiezen een ongekuiste versie te bestellen, maar zij hebben ook de mogelijkheid om een gekuiste versie te krijgen. Dat is niet omdat we dat zo leuk vinden, maar omdat we graag willen dat men het examen haalt zonder gestraft te worden in het land waar men op dat moment leeft.
De heer Azmani (VVD): Het antwoord is helder – mogelijk komen we daar op een ander moment wel weer op terug – maar toch is het bizar dat we twee versies moeten hebben. Dat betekent dat die andere, ongekuiste versie informatie bevat die een meerwaarde heeft voor de inburgering. Uit de woorden van de Minister maak ik op dat het een vrije keuze is. Waarom zou iemand kiezen voor een ongekuiste versie? Ik heb het niet over mensen in landen waar het strafbaar is. Het gaat mij erom dat men weet dat het in Nederland heel normaal is dat twee mannen met elkaar kunnen zoenen. Ik kan mij voorstellen dat men in landen waar het strafbaar is, een ongekuiste versie heeft. Het gaat mij echter om het feit dat er überhaupt twee versies zijn.
De voorzitter: Ik voel enige toenadering.
Minister Asscher: Ik houd vol dat de heer Azmani en ik het niet oneens zijn over het antwoord op de vraag of het normaal moet zijn dat mannen elkaar zoenen en of je in paniek moet raken als er een ontblote damesborst te zien is. Op de eerste vraag is het antwoord ja en op de tweede vraag is het antwoord nee. Daarover hoeven wij hier niet van mening te verschillen. Aan het feit dat dit soort informatie en beelden in sommige landen strafbaar is, kunnen de heer Azmani en ik vandaag niets veranderen. De kern van de kwestie is echter als volgt. Stellen we andere eisen aan mensen? Leveren we iets in als het gaat om de vraag wat voor waarden hier gelden en hoe het examen eruitziet? Het antwoord daarop is: nee. Verder geef ik graag toe dat het bizar is dat het in sommige landen strafbaar is.
De voorzitter: Tot slot, heel kort.
De heer Azmani (VVD): Uit de woorden van de Minister maak ik op dat het niet alleen gaat om landen waar het strafbaar is, maar dat het, ongeacht het land, een vrije keuze is om een gekuiste versie te nemen. Daar gaat het om.
Minister Asscher: Dat valt onder de vrijheid van meningsuiting. Die omvat ook de vrijheid om zelf te bepalen welke informatie je tot je wilt nemen. Als ik vandaag een gekuiste versie wil bestellen van dat examen, dan kan ik dat doen. Dat is een van de vrijheden die we hier hooghouden. Dat examen kun je bij bol.com bestellen. Ik ken de prijs niet; die zal ik voor u nazoeken. Dat kun je bizar vinden, maar ik heb er ook geen bezwaar tegen als mensen dat graag willen bekijken. Misschien wilt u dat ook wel.
Mevrouw Yücel (PvdA): Eerlijk gezegd voel ik erg mee met mijn collega Azmani. Ik was namelijk in de veronderstelling dat er alleen in landen waar het strafbaar is, twee versies zijn. Ik kan mij dus heel goed voorstellen dat je ...
Minister Asscher: Ik zei: je kunt het bestellen bij bol.com. Dat kunt u vanuit ieder land doen. Het is dus beschikbaar voor iedereen.
Mevrouw Yücel (PvdA): Daardoor is het technisch mogelijk? Het is dus niet omdat wij per se ook landen waar de vrijheid op en top is ...
Minister Asscher: Heb ik gezegd: per se? Nee, u kunt dat bestellen. Dat is de vrijheid die wij hier hoog in het vaandel hebben. Als u een gekuiste of ongekuiste versie van welke film dan ook wilt bestellen, kunt u dat doen. Dat was mijn punt. Ik vind dat onze afkeuring van de strafbaarstelling in andere landen er niet toe moet leiden dat wij hier het bestellen van gekuiste versies van films gaan verbieden.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik ben dat met de Minister eens.
De heer Van Klaveren (PVV): De overheid faciliteert dus het idee dat je gekuiste versies kunt bestellen. Wat de PVV betreft zijn er helemaal geen gekuiste versies. Ik weet niet in hoeverre de VVD en de PvdA daarin meegaan, maar wat ons betreft stopt de Minister met de facilitering van die gekuiste versies vanuit de rijksoverheid en schaft hij ze gewoon af. Ziet de Minister daar wat in?
Minister Asscher: Mensen betalen voor het zelfstudiepakket. Die maken daar een vrije keuze in. Je kunt ook zonder zelfstudiepakket een examen afleggen. Dat staat mensen geheel vrij. Ik zie nu even niet wat de suggestie van de heer Van Klaveren behelst.
De heer Van Klaveren (PVV): De heer Van Klaveren stelt het volgende voor. De overheid stelt eisen aan de inburgeringscursus en faciliteert dat. Ziet de Minister mogelijkheden om de gekuiste versie ...
Minister Asscher: Te verbieden?
De heer Van Klaveren (PVV): Nee, ik vraag niet om het te verbieden. Ik vind dat het niet zo moet zijn dat het vanuit de overheid aan Jan en alleman kan worden aangeleverd.
Minister Asscher: De heer Van Klaveren stelt terecht dat de overheid eisen aan het examen stelt. Die zijn voor iedereen hetzelfde; daar verander ik niets aan.
Ik kom bij de overige vragen. B1 bij naturalisatie kan de commissie niet opvatten als een toezegging, want dat zit niet in mijn portefeuille. Ik zou daar wel een voorstander van zijn; ik denk dat dat voor het kabinet als geheel geldt. De toezegging zal men van een van mijn collega's moeten krijgen. We komen daar binnenkort op terug.
De heer Heerma (CDA): Volgens mij is het door verschillende collega's hier wel gezien als een soort van toezegging of intentieverklaring. Verschillende Kamerleden hebben daarbij aangehaakt. Kunnen we daarom een brief krijgen, desnoods samen met een andere bewindspersoon, met een nadere uitwerking van dit voorstel? Ik neem aan dat dit geen loze uitspraak is geweest.
Minister Asscher: Nee. Ik gaf in de richting van de immers constructieve heer Van Klaveren blijk van mijn opvatting hierover. Ik heb net al gezegd dat de Kamer daar een brief over krijgt, want het kabinet moet daar nog op terugkomen. Ik vermoed dat dit er onderdeel van gaat uitmaken, maar dat durf ik u nu niet hard toe te zeggen. Dat had ik net dus misschien niet moeten zeggen. Ik zou daar voorstander van zijn, maar het is een kabinetsbesluit waar iemand anders verantwoordelijk voor is. U kijkt vies, mijnheer Heerma.
De heer Heerma (CDA): De Minister geeft aan dat hij het misschien niet had moeten zeggen, maar hij heeft het wel gezegd. Ik ondersteun in ieder geval de richting die is aangegeven.
Minister Asscher: Ik denk niet dat het in het kabinet tot grote verdeeldheid leidt. Alleen, het is niet aan mij om dat toe te zeggen.
Mevrouw Yücel vroeg hoe wij voortgaan met de essentiële waarden in de integratiebrief. Voor een deel maken die deel uit van het examen. Het onderdeel «Kennis van de Nederlandse samenleving» toetst juist op die waarden. Hoe gaan we om met andersdenkenden, hoe gaan we om met mensen met een andere seksuele geaardheid et cetera? Dat soort kwesties zit goed besloten in het examen, en een aanvulling daarop zou juist kunnen komen door het participatiecontract dat we aan het ontwikkelen zijn. Dat dwingt mensen om zich daar verder in te verdiepen. Op zichzelf vind ik dat we dat element goed hebben neergelegd in het inburgeringsexamen.
Wij willen zeker gebruikmaken van de kennis die in gemeenten al is opgedaan met het ontwikkelen van een arbeidsmarktmodule. Wij willen dat zo veel mogelijk ontwikkelen vanuit bestaande praktijken die effectief zijn.
D66 heeft gevraagd naar de zorg van VluchtelingenWerk Nederland. Ja, er moet een balans zijn tussen de eisen die worden gesteld, waarbij je moet uitgaan van een hoge verwachting, en de vraag hoe realistisch het is dat mensen er ook aan kunnen voldoen. Ik heb er vertrouwen in dat we die balans met de zojuist geschetste eisen niet te ver laten doorslaan. Ik zal echter altijd de dialoog met VluchtelingenWerk Nederland gebruiken om dat te toetsen; zeer onlangs heb ik nog met ze gesproken.
Ik ben het niet onmiddellijk eens met mevrouw Karabulut dat je geen onderscheid zou mogen maken bij immigratie. We maken al onderscheid tussen vluchtelingen, hoogopgeleide kenniswerkers en andere arbeidsmigranten. Daarbij wordt wel degelijk gekeken naar economische aspecten: vervullen mensen een vacature die anders niet vervuld kan worden? Dat is een eis om een tewerkstellingsvergunning te krijgen. Kenniswerkers wordt het juist weer heel gemakkelijk gemaakt. Dat is onderdeel van modern migratiebeleid. Voor mensen die hier vervolgens naartoe mogen komen, is er het immigratiebeleid. Dat moet erop gericht zijn om iedereen die hierheen komt, succesvol te laten deelnemen aan de Nederlandse samenleving, waar degene ook vandaan komt en met welke reden dan ook. Daar heb je een inburgeringsexamen en het overige integratiebeleid voor. Daarvoor wil je graag dat mensen participeren. Met het feit dat je onderscheid maakt tussen wie je wel en wie je niet toelaat in je land, vind ik helemaal niets mis; dat hoort gewoon bij modern migratiebeleid en bij de huidige samenleving. Dat zou ik ook niet onmiddellijk in heel grote woorden veroordelen.
Mevrouw Karabulut vroeg zich af of het niet te streng is om te zeggen: per 1 juli is per 1 juli. Ik wil best bekijken of we mensen die dat examen vandaag voor de zoveelste keer hebben gedaan, niet wat tegemoet zouden kunnen komen. Iedere grens die je daarbij trekt, is echter arbitrair. In die brief die ik voor de zomer nog zal sturen, waarin informatie zal staan over de toetsen en mogelijk nog meer, zal ik precies opschrijven hoe ik die grens zal trekken. Voor een groep mensen zal het altijd onrechtvaardig blijven; dat heb je zo met grenzen. Naar aanleiding van het betoog van mevrouw Karabulut zal ik nagaan of ik iets coulanter kan omgaan met de datum van 1 juli.
De voorzitter: Ik dank de Minister en zijn medewerkers en natuurlijk de collega's voor de levendige beantwoording. Ik zie dat er nog een vraag is van de immer welbespraakte heer Van Klaveren.
De heer Van Klaveren (PVV): De term «welbespraakt» was vandaag nog niet gevallen, wel «constructief». Ik kondig aan dat wij een VAO zullen aanvragen om de verkeerde keuzes van het kabinet enigszins bij te stellen.
De voorzitter: Ik ga ervan uit dat die moties ook welbespraakt zullen zijn.
Ik meld één toezegging. De Minister zal voor het zomerreces de Kamer nader informeren over de eisen die worden gesteld aan de Toets Gesproken Nederlands én over de criteria voor het inburgeringsexamen.
Sluiting 12.58 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32824-31.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.