Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2019
Hierbij wil ik u informeren over het door de VNG gepubliceerde rapport1 van onderzoeksbureau AEF, naar de financiële gevolgen van de taken van gemeenten
in het nieuwe inburgeringsstelsel.
We werken toe naar een stelsel waarbij inburgering een integraal onderdeel wordt van
het sociaal domein. Een stelsel waarbij we inburgeraars, gemeenten en Rijk optimaal
in positie brengen om nieuwkomers zo snel mogelijk mee te laten doen in Nederland.
Door middel van intensieve samenwerking met vele partijen is er afgelopen zomer een
eerste versie van de nieuwe Wet inburgering in consultatie gegaan. We zijn een heel
eind op weg met de Veranderopgave Inburgering (VOI). Er liggen goede plannen, die
het inburgeringsstelsel echt zullen verbeteren. Ook op het gebied van participatie
is het de bedoeling dat gemeenten de baten zullen merken van een succesvolle inburgering
van nieuwkomers.
Zoals uw Kamer weet, ben ik nog met de VNG in gesprek over de financiën voor gemeenten
in het nieuwe stelsel. De gemeenten maken zich zorgen over de financiën. Ik heb hier
begrip voor en deel het standpunt van gemeenten dat er een balans moet zijn tussen
middelen en taken. Om deze reden heb ik ook ingestemd met een financiële toets van
het CPB en een veldonderzoek onder gemeenten door AEF.
De uitkomsten van het AEF-rapport laten zien dat het huidige budget nog niet toereikend
is. Tegelijkertijd worden in het AEF-rapport ook enkele taken van gemeenten breder
uitgelegd dan dat ze in de wet worden beoogd. Ten aanzien van deze punten zie ik de
oplossing in het bijstellen van ambities of het verhelderen van wet- en regelgeving,
om zo de taken en financiële middelen in balans te krijgen. Daarnaast ga ik op zoek
naar extra middelen binnen de begroting van SZW. Verder zal ik middelen beschikbaar
stellen voor de implementatie van het nieuwe stelsel door gemeenten.
Ook de certificering van het CPB is gepubliceerd2. Het CPB stelt in de certificering dat de raming op onderdelen op dit moment niet
«neutraal en redelijk» is, omdat de loontarieven zoals deze door AEF ten behoeve van
het veldonderzoek zijn opgesteld waarschijnlijk een betere inschatting zijn van de
loonkosten binnen gemeenten, dan die in de huidige raming worden gehanteerd. Ik neem
deze conclusie van het CPB serieus en pas mijn raming hierop aan. Een andere belangrijke
conclusie uit de certificering is dat er een financiële onzekerheid voor gemeenten
zit in het feit dat de lagere regelgeving van het nieuwe inburgeringsstelsel nog niet
is uitgewerkt. Dit punt neem ik mee in mijn verdere gesprekken met de VNG over de
financiën.
Gemeenten staan volledig achter het doel van het nieuwe inburgeringsstelsel. De VNG
heeft mij dan ook de toezegging gedaan dat zij parallel aan de gesprekken over financiën,
mee blijven werken op andere onderdelen van VOI zoals de implementatie van het nieuwe
stelsel. De medewerking van de VNG op deze onderdelen is van cruciaal belang voor
het zo snel mogelijk in werking laten treden van de wet en daarbij in het belang van
nieuwkomers.
Ik zet mijn gesprekken met de VNG over de financiën voort en heb er vertrouwen in
dat we hier op een goede manier uit gaan komen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees