Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2016
Conform mijn toezegging tijdens het plenaire debat over de nasleep van de couppoging
in Turkije op 13 september jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 110, item 21) informeer ik u over het overleg met Turks-Nederlandse organisaties op 14 september
jl.
Op 14 september heb ik gesproken met vertegenwoordigers van een breed spectrum vanuit
de Turks Nederlandse gemeenschap: religieuze en seculiere organisaties en vertegenwoordigers
vanuit de Koerdische en Alevitische gemeenschap. Ook de vier Turks religieuze stromingen
en organisaties (Diyanet, SICN, Milli Görüş en de Gülenbeweging) waren aanwezig. Ik
waardeer dat alle organisaties op mijn uitnodiging zijn ingegaan; ook organisaties
die in Turkije niet in één ruimte zouden zitten.
Dit overleg stond in het teken van de huidige spanningen binnen de Turks-Nederlandse
gemeenschappen, die zijn toegenomen na de couppoging in Turkije op 15 juli jl. Het
gesprek had een stevig karakter waarbij ik nadrukkelijk de aanwezige organisaties
heb gevraagd om afstand te nemen van bedreigingen en intimidaties in de nasleep van
de couppoging in Turkije, en de democratische rechtstaat te onderschrijven. Alle aanwezige
organisaties hebben uitgesproken dat zij de Nederlandse democratische grondbeginselen
volledig onderschrijven en hebben benadrukt dat in Nederland alles bespreekbaar moet
zijn; bedreiging en uitsluiting horen niet bij een democratische rechtsstaat.
De organisaties onderschrijven dat de spanningen en conflicten in Turkije daar opgelost
moeten worden. Met de organisaties heb ik afgesproken dat zodra er weer een incident
is, ik hen zal vragen zich opnieuw uit te spreken richting de achterban en de rest
van samenleving. De organisaties hebben aangegeven dat ze elkaar zullen aanspreken,
ook als het gaat om onacceptabel gedrag van de eigen achterban. Dit overleg beschouw
ik als een goede eerste stap. In de praktijk zal verder moeten blijken of ze de afspraken
weten waar te maken. Over een paar maanden spreek ik de organisaties in dit verband
weer.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher