32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 65 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2012

Met deze brief ontvangt u de besluiten over de culturele basisinfrastructuur van het Rijk voor de periode 2013–2016. In totaal kent het Rijk in 2013 bekostiging toe aan 83 culturele instellingen en 6 fondsen voor een bedrag van

€ 458 miljoen.1 Deze brief schetst de procedure die bij de besluitvorming is gevolgd. Achtereenvolgens komen aan bod: het kader voor de besluitvorming (1), het advies van de Raad voor Cultuur (2), de vertaling van de politiek-inhoudelijke uitgangspunten naar de besluiten (3) en de wijze waarop de fondsen invulling hebben gegeven aan de kaders uit Meer dan kwaliteit (4). De Kamer ontvangt met deze brief ook mijn reactie op de moties die op 5 juli jl. zijn aangenomen naar aanleiding van het algemeen overleg over het advies van de Raad voor Cultuur (5) en de stand van zaken rond de toedeling van frictiekosten (6).

1. Kader voor besluitvorming

Het kabinet wilde een omslag in het cultuurbeleid: minder subsidieafhankelijkheid en scherpe selectie van te financieren instellingen. Het kabinet heeft daarom bewust keuzes binnen sectoren gemaakt, in plaats van enkel hoge generieke kortingen. Al snel na het Regeerakkoord heeft het kabinet in een brief aan de Tweede Kamer duidelijkheid geboden over de inhoudelijke koers.2 In Meer dan kwaliteit 3 heeft het kabinet die voor de culturele basisinfrastructuur vertaald naar de volgende vier uitgangspunten:

  • 1. De internationale top dient op hoog niveau te blijven; daarom geen hoge korting op alle instellingen. Ook regionale voorzieningen worden in staat gesteld kwalitatief hoogwaardig aanbod te blijven bieden;

  • 2. Bij de bezuinigingen worden erfgoed en bibliotheken zoveel mogelijk ontzien;

  • 3. Productie gaat voor ondersteuning: daarom kiest het kabinet voor een sterkere bezuiniging op sectorinstituten en intermediairs in plaats van bijvoorbeeld theatergezelschappen en musea;

  • 4. Ondersteuning van de creatieve industrie vanwege de bijdrage aan economische ontwikkeling.

In overleg met de Tweede Kamer heeft het kabinet ervoor gekozen de nieuwe

basisinfrastructuur op 1 januari 2013 in te laten gaan. Dit om de financiering van het Rijk in de pas te houden met die van gemeenten en provincies. Daarnaast wilde het kabinet in een zorgvuldig proces instellingen tijdig duidelijkheid bieden. Om private financiering te stimuleren is het kabinet met een Geefwet en een programma ondernemerschap gekomen.

Over de samenstelling van de nieuwe basisinfrastructuur is de Raad voor Cultuur om een stelseladvies gevraagd. Op basis van dit stelseladvies4 is de basisinfrastructuur verder vormgegeven. De aantallen rijksgefinancierde instellingen werden, gespreid over kernpunten en standplaatsen, vervat in een regeling, waarover op 26 juni 2011 een algemeen overleg plaatsvond in de Tweede Kamer. Aangenomen moties zijn verwerkt in de definitieve versie, die op 1 november 2011 in werking trad.5

2. Advies Raad voor Cultuur

Instellingen konden hun subsidieaanvraag van 1 december 2011 tot 1 februari 2012 indienen. De Raad, die ik op 15 februari om advies heb gevraagd, ontving 118 aanvragen ter beoordeling.6 Op 21 mei kwam hij met zijn advies Slagen in Cultuur.7 De Raad heeft binnen het financieel kader advies uitgebracht. De Raad heeft, conform de hoofdlijnen van het cultuurbeleid en de regeling, niet alleen naar kwaliteit, maar ook naar publieksbereik, ondernemerschap, educatie, (inter)nationaal belang en waar van toepassing ook talentontwikkeling gekeken.

De Raad stelde vast dat veel instellingen zich bewust zijn van het belang om andere inkomstenbronnen dan subsidie aan te boren, en de cultuursector hierin belangrijke stappen zet. De bezuinigingen hebben de cultuursector «in beweging» gebracht: «De omslag naar een cultuursector die minder afhankelijk is van de overheid, is in volle gang».8

De Raad voor Cultuur is een onafhankelijk adviesorgaan. Waar de regering zich volgens het klassieke Thorbecke-beginsel niet uitspreekt over de mate van artistieke kwaliteit van cultuuruitingen, kan de Raad dat wel. Het advies van de Raad is dan ook de basis voor de besluitvorming over de aanvragen voor de basisinfrastructuur, en weegt zwaar. In het algemeen overleg van 21 juni 2012 heeft de Tweede Kamer zijn waardering uitgesproken voor de Raad, en aandacht gevraagd voor regionale spreiding, talentontwikkeling en vernieuwing.

Na ontvangst van het Raadsadvies heb ik de betreffende instellingen laten weten dat ik van plan was het advies te volgen. Ook heb ik duidelijk gemaakt een andere presentatie-instelling voor beeldende kunst te willen financieren, omdat Stroom niet voldeed aan de eigen inkomsten norm. Daarnaast heb ik aangegeven de gereserveerde € 1 miljoen extra voor samenwerking tussen het Residentie Orkest en het Rotterdams Philharmonisch Orkest al toe te kennen, vanwege een bestuurlijke afspraak tussen beide steden.

Ik heb aanvragers in de gelegenheid gesteld op het Raadsadvies te reageren. 61 instellingen hebben hiervan gebruik gemaakt. Ik heb die reacties doorgestuurd aan de Raad, en gevraagd of zij aanleiding vormden om het eerdere advies aan te passen. Daarnaast heb ik met de Regeling aanvullende aanvraagronde een aantal onvervulde plekken opnieuw opengesteld.9 Er was namelijk nog een aantal vacatures.10 Met de basisinfrastructuur zorgt het Rijk voor een kwalitatief hoogstaand cultuuraanbod, dat gespreid is over het land. Daarom is het belangrijk dat alle plekken goed gevuld zijn.

Op 13 juli heeft de Raad gereageerd op de reacties van instellingen, en is hij met advies gekomen over de presentatie-instelling en de HGIS-middelen voor de fondsen. Op 16 juli zijn de instellingen die van de Raad een nieuw plan moesten maken, met aangepaste plannen gekomen. Ook de kandidaten voor vacatures hebben plannen ingediend.11 Ik heb die plannen op 18 juli aan de Raad doorgestuurd. Op 13 augustus is de Raad met advies gekomen over de lege plekken en aanvullende plannen: Slagen in cultuur. Het vervolg.12 Op 31 augustus heb ik het advies van de Raad over het orkest met begeleidingsactiviteiten voor dans ontvangen, en de reactie van de Raad op het commentaar van instellingen.13 Het advies van de Raad over het orkest was voor 2 instellingen aanleiding om te reageren. Hierop heeft de Raad op 17 september gereageerd. Ook bij deze vacature volg ik het advies van de Raad.

3. Van uitgangspunten naar besluiten

De basisinfrastructuur is op basis van vier politiek-inhoudelijke uitgangspunten vormgegeven. Hieronder sta ik nader stil bij deze uitgangspunten. Daarna zal ik ingaan op het bestuurlijk overleg met de andere overheden.

1. De internationale top dient op hoog niveau te blijven; daarom geen hoge korting op alle instellingen. Ook regionale voorzieningen worden in staat gesteld kwalitatief hoogwaardig aanbod te blijven bieden

De basisinfrastructuur voorziet in een hoogwaardig aanbod van instellingen van (inter)nationaal belang. Alle instellingen die een positief oordeel van de Raad hebben gekregen, vertegenwoordigen een nationaal belang. De internationale top is bij de bezuinigingen ontzien. Bij deze instellingen heeft de Raad gelet op een grote uitstraling op internationale podia, relevante internationale samenwerking of grote aantallen bezoekers in het buitenland. Bij musea heeft de Raad gelet op internationale activiteiten en het belang van de collectie.

De basisinfrastructuur voorziet in spreiding door grootschalige voorzieningen te financieren in kernpunten en regio’s in het hele land.14 De spreiding is geborgd door af te spreken dat het Rijk theatergezelschappen op 9 verschillende plekken in Nederland financiert. Het Rijk financiert jeugdgezelschappen in 8 kernpunten verspreid over het land. Voor presentatie-instellingen geldt spreiding over grote gemeenten en de regio. Ook de dansgezelschappen zijn over kernpunten gespreid. Ik stel vast dat de Raad alle aanvragen heeft getoetst aan de regeling waarmee uw Kamer in 2011 heeft ingestemd. Hij heeft rekening gehouden met regionale spreiding en bij alle aanvragen het (inter)nationaal belang beoordeeld. Ook in het advies over de vacatures en gewijzigde plannen is goed rekening gehouden met spreiding van instellingen over het land. De Raad heeft dus de opdracht meegekregen alle aanvragen te toetsen op (inter)nationaal belang. Voor musea is vastgelegd dat elke overheid zorg draagt voor de eigen collecties.15 Dit beginsel was leidend voor de basisinfrastructuur. Ook biedt de basisinfrastructuur ruimte aan musea die niet door een gemeente of een provincie worden gefinancierd. Daarnaast worden rijkscollecties in bruikleen gegeven aan regionale of lokale musea.

De spreiding van aanbod speelt vooral binnen de podiumkunsten. Het Fonds Podiumkunsten heeft zijn aanvullende rol ten opzichte van de basisinfrastructuur waargemaakt, door in zijn besluiten rekening te houden met de instellingen die via de basisinfrastructuur een directe subsidie van het Rijk ontvangen. Ik stel vast dat het puntensysteem van het fonds, waarin extra punten te verdienen waren door een bijdrage van andere overheden, goed heeft gewerkt. Het heeft bijgedragen aan het behoud van de pluriformiteit van de podiumkunsten en hun zichtbaarheid in een zo groot mogelijk deel van het land. Een totaal overzicht van regionale spreiding, zowel voor de basisinfrastructuur als voor de fondsen, ontvangt de Kamer in de publicatie Cultuur in Beeld.

2. Bij bezuinigingen worden erfgoed en bibliotheken zoveel mogelijk ontzien

Het erfgoed (monumentenzorg, archieven, archeologie, musea) valt onder de generieke korting op de gehele cultuurbegroting van ca. 5%. Ook heeft het kabinet ervoor gekozen het project van het Nationaal Historisch Museum vanwege de bezuiniging te beëindigen. Aanvullend daarop heeft het kabinet € 10 miljoen bezuinigd op het totaal budget van musea. Deze bezuiniging is per saldo minder groot dan die in andere sectoren.

Het budget voor de bibliotheekvernieuwing is ontzien. Het budget voor de lectuurvoorziening voor leesgehandicapten is generiek gekort (2,2% in 2012, oplopend tot ca. 5% in 2013). Wel heeft het kabinet het budget van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, gelet op het uitgangspunt «productie voor ondersteuning», gekort met 50%. Het resterende budget biedt voldoende ruimte om de regietaken binnen het decentrale bibliotheekstelsel adequaat te vervullen.

3. Productie gaat voor ondersteuning: daarom kiest het kabinet voor een sterkere bezuiniging op sectorinstituten en intermediairs in plaats van bijvoorbeeld theatergezelschappen en musea

Al in de brief Uitgangspunten cultuurbeleid van 6 december 2010 heeft het kabinet duidelijk gemaakt kritisch te kijken naar ondersteunende taken, die vooral bij sectorinstituten waren belegd. Het kabinet zet de financiering van de sectorinstituten voor theater, muziek en erfgoed stop. Voor architectuur, vormgeving en nieuwe media is er 1 ondersteunende instelling. Ook de 3 ondersteunende instellingen op internationaal cultuurbeleid zijn samengegaan in 1 organisatie. Dit is in lijn met de wens van de Kamer, die herhaaldelijk heeft aangegeven minder spelers te willen in de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid. Het sectorinstituut voor de amateurkunst is met de instelling voor cultuureducatie samengebracht in een kennisinstituut voor cultuureducatie en amateurkunst.

De verantwoordelijkheid voor talentontwikkeling is in de basisinfrastructuur belegd bij grote culturele instellingen en de cultuurfondsen. De basisinfrastructuur kent geen productiehuizen meer voor jonge makers in de podiumkunsten. Het is dan ook belangrijk dat grote instellingen hun taak op het gebied van talentontwikkeling waarmaken. Waar de Raad die taak nog onvoldoende uitgewerkt of te vrijblijvend ingevuld vindt, neem ik dat zeer serieus. Ik zal talentontwikkeling bij grote instellingen monitoren.

De cultuurfondsen hebben een belangrijke taak op het gebied van talentontwikkeling. Het Fonds Podiumkunsten heeft hierbij de nadruk gelegd op kunstvormen die niet in het commerciële circuit of in de basisinfrastructuur tot stand komen. Ik stel vast dat het fonds zijn rol goed vervult. Ook waardeer ik het dat het fonds met minder budget toch ruimte heeft geboden aan 17 nieuwkomers. Het Fonds voor Cultuurparticipatie financiert met meerjarige subsidies instellingen die talentvolle jongeren tussen de 8 en 24 jaar stimuleren in het maken van kunst. Het Mondriaan Fonds stelt beurzen beschikbaar waarmee getalenteerde kunstenaars zich verder kunnen ontwikkelen. Het garandeert daarmee een substantieel deel van de beurzen voor postacademische instellingen. Daarmee maakt ook dit fonds zijn aanvullende rol ten opzichte van de basisinfrastructuur op het gebied van talentontwikkeling waar. Het Letterenfonds geeft bij werkbeurzen voorrang aan nieuw talent, en het Filmfonds heeft een speciaal programma voor jonge filmmakers.

4. Ondersteuning van de creatieve industrie vanwege de bijdrage aan economische ontwikkeling

De budgetten op het gebied van vormgeving, architectuur en nieuwe media zijn gebundeld in 1 fonds voor de creatieve industrie. De budgetten zijn daarbij ontzien. Ook de middelen voor opdrachtgeverschap, voorheen belegd bij 2 ontwikkelinstellingen, worden naar het fonds overgeheveld, net als de budgetten van 6 ontwikkelinstellingen op het gebied van nieuwe media, 2 op het gebied van vormgeving en 1 op het gebied van architectuur. Naast dit fonds is er 1 ondersteunende instelling, waarin het Nederlands Architectuurinstituut, de Premsela Stichting en het Virtueel Platform zijn samengebracht. Fonds en instituut sluiten hierbij aan op de inhoudelijke ontwikkeling binnen de ontwerpsectoren, waarin steeds meer sprake is van onderlinge samenwerking en cross-overs. Fonds en instituut voeren de komende periode een programma voor internationalisering uit. Dat is erop gericht de internationale marktpositie van de verschillende ontwerpsectoren te versterken.

Bestuurlijk overleg

Met de andere overheden heb ik afspraken gemaakt over instellingen die we samen financieren. Het Fonds Podiumkunsten zat daarbij ook aan tafel. Zo ontstond zicht op het hele palet. Bij het fonds was kwaliteit onverminderd van belang, maar geografische spreiding en matching door andere overheden wogen zwaarder mee dan voorheen. In 70% van de gevallen waren de andere overheden bereid te matchen, en daarmee de spreiding en ranking positief te beïnvloeden. Het lokale draagvlak voor de instellingen is daardoor gegroeid.

Met de andere overheden heb ik ook afspraken gemaakt over het programma Cultuureducatie met kwaliteit. Op basis van dit bestuurlijk kader heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie een matchingsregeling opgesteld. Gemeenten en provincies kunnen programma’s voordragen die op lokaal niveau scholen en culturele instellingen ondersteunen bij de versterking van de kwaliteit van cultuureducatie. Hiermee is een bedrag gemoeid van € 10 miljoen van het Rijk, en € 10 miljoen matching door de andere overheden.

Op grond van de uitgangspunten, het advies van de Raad en de aangenomen Kamermoties is de basisinfrastructuur 2013–2016 als volgt samengesteld:

  • 9 orkesten: 1 in de regio Noord, 1 in de regio Zuid. In de regio Oost verzorgen 2 orkesten samen een volwaardig symfonisch aanbod. Dit geldt ook voor de 2 orkesten in Rotterdam-Den Haag. Er is 1 orkest van internationale signatuur in Amsterdam, 1 symfonieorkest met een begeleidingstaak voor opera en 1 instelling voor orkestbegeleiding van dans

  • 3 operagezelschappen, waarvan 1 grootschalig van internationale statuur, 1 in de regio Oost en 1 in Zuid-Nederland

  • 8 theatergezelschappen verspreid over het land, en 1 Friestalig gezelschap

  • 8 jeugdtheatergezelschappen verspreid over het land, waarvan 1 samenwerking tussen een theatergezelschap en een jeugdgezelschap in Den Haag

  • 1 podiumkunstenbreed festival van internationale statuur

  • 4 dansgezelschappen: 1 gezelschap voor klassiek ballet en 1 gezelschap voor moderne dans van internationale statuur, en 2 andere gezelschappen voor moderne dans, waarvan 1 ook voor jeugddans

  • 29 rijksgefinancierde musea en 1 instelling voor kunsthistorische documentatie

  • 6 presentatie-instellingen voor beeldende kunst en 3 instellingen voor de ontwikkeling van toptalent

  • 2 internationale filmfestivals (film resp. documentaires), 1 festival voor de Nederlandse film en 1 instituut voor de bevordering van filmcultuur door collectievorming, presentatie en promotie

  • 1 instelling voor leesbevordering, 1 voor landelijke bemiddeling op het gebied van schrijvers en educatie, 1 voor ondersteuning van bijzondere journalistieke projecten en 1 instelling voor bibliotheken

  • 1 instelling voor de creatieve industrie (architectuur, vormgeving, nieuwe media)

  • 1 instelling voor de digitalisering van erfgoed

  • 1 instelling voor cultuureducatie en amateurkunst

  • 1 instelling voor internationaal cultuurbeleid

  • 1 instelling voor onderzoek en statistiek

  • 6 fondsen: Fonds voor de Podiumkunsten, Fonds voor Cultuurparticipatie, Mondriaan Fonds, Nederlands Fonds voor de Film, Nederlands Letterenfonds, Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie. In de komende periode zullen het Fonds Podiumkunsten en het Fonds voor Cultuurparticipatie een voorstel voor een fusie doen.

4. Fondsen

Met de basisinfrastructuur zorgt het Rijk voor een hoogwaardig, over het land gespreid aanbod. De basisinfrastructuur bestaat vooral uit grote instellingen van (inter)nationaal belang. De publiek gefinancierde cultuurfondsen vervullen een aanvullende rol: zij leggen de nadruk op aanbod dat niet commercieel of via de basisinfrastructuur tot stand komt. In Meer dan kwaliteit heb ik alle fondsen gevraagd om meer aandacht voor ondernemerschap, meer objectieve criteria en meer vraaggestuurde instrumenten.

De Wet op het specifiek cultuurbeleid waarborgt de ministeriële verantwoordelijkheid voor de fondsen:

  • de minister keurt de statuten en regelingen van de fondsen goed

  • de minister benoemt het bestuur van de fondsen, en heeft de mogelijkheid bestuursleden te schorsen en te ontslaan.

Daarnaast rapporteren de fondsen jaarlijks hun financiële en inhoudelijke resultaten, volgens het Handboek verantwoording cultuursubsidies.

De fondsen hebben voor de periode 2013–2016 hun beleidsplannen opgesteld aan de hand van de gestelde kaders. Ik heb die plannen aan de hand van de kaders beoordeeld en inmiddels goedgekeurd. Hieronder schets ik de rol van de verschillende fondsen, en de wijze waarop zij invulling geven aan de kaders die ik heb gesteld.

– Fonds Podiumkunsten

Het Fonds Podiumkunsten is het fonds voor muziek, muziektheater, dans en theater in Nederland. Het fonds ondersteunt namens het Rijk alle vormen van professionele podiumkunsten. Het fonds speelt een belangrijke rol op het gebied van talentontwikkeling van jonge makers. Het ondersteunt de programmering van podia en festivals om de publieke belangstelling voor eigentijds aanbod te stimuleren, en de aanwezigheid van ons land op internationale podia.

Ik heb het fonds gevraagd aanvullend op de basisinfrastructuur voor dynamiek, vernieuwing en pluriformiteit in de podiumkunsten te zorgen, de eigen inkomsten norm toe te passen en matching van meerjarige activiteitensubsidies door andere overheden een zeer belangrijke rol te laten spelen.

Het Fonds Podiumkunsten financiert vanaf 2013 80 instellingen met een meerjarige subsidie. Dat is vanwege de vermindering van het budget duidelijk minder dan in de periode 2009–2012 (118 instellingen). Het totale budget van het fonds bedraagt € 43,9 miljoen per jaar. Het fonds moest scherp kiezen en heeft gewerkt op basis van een systeem van normbedragen voor objectieve prestaties. Het heeft elke aanvraag beoordeeld op artistieke kwaliteit, ondernemerschap, pluriformiteit, geografische spreiding en de financiële bijdrage van een gemeente of provincie. Het fonds heeft ook eisen gesteld aan de eigen inkomsten. Het instrument van matching door andere overheden heeft daarbij goed uitgepakt. Het fonds werkt aan nieuwe regelingen voor projectsubsidies voor jonge makers en internationalisering.

– Fonds voor Cultuurparticipatie

Het Fonds voor Cultuurparticipatie ondersteunt vernieuwende initiatieven op het gebied van de actieve deelname aan cultuur en richt zich daarbij op alle inwoners van Nederland. Het fonds heeft de opdracht voor drie programma’s: landelijk flankerend beleid voor scholen, leraren en culturele instellingen binnen het programma Cultuureducatie met kwaliteit, een programma talentontwikkeling voor de ondersteuning van jong talent, een programma innovatie amateurkunst.

Het totale budget van het Fonds voor Cultuurparticipatie bedraagt € 12,4 miljoen. Het fonds verleent 13 meerjarige subsidies aan instellingen op het gebied van talentontwikkeling. Het gaat om instellingen die talentvolle jongeren tussen de 8 en 24 jaar begeleiden in het maken van kunst. De activiteiten richten zich op jongeren die, gelet op hun uitzonderlijke talent, kansvol zijn voor deelname aan het kunstvakonderwijs en een professionele loopbaan in de kunsten.

– Mondriaan Fonds

Het Mondriaan Fonds is het landelijk stimuleringsfonds voor beeldende kunst en erfgoed. Het bevordert bijzondere en vernieuwende projecten, en speelt een belangrijke rol in de versterking van de belangstelling voor nieuw werk. Daarom zijn de fondsen voor aanbod (Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst) en afname (Mondriaan Stichting) per 1 januari 2012 gefuseerd.

Daarnaast zet het fonds zich in voor de internationale uitstraling van hedendaagse beeldende kunst uit Nederland in het buitenland.

Ik heb het fonds gevraagd de samenwerking tussen kunstenaars, galeries, presentatie-instellingen en kunstmusea te stimuleren om meer publieksbereik te realiseren. Ik heb het fonds verzocht de huidige subsidies met het karakter van een inkomensvoorziening te stoppen en het aantal stipendia – beurzen voor kunstenaars – te verminderen en om te vormen, en daarbij te kiezen voor het beste talent. Het Mondriaan Fonds heeft een budget van € 25,9 miljoen, een vermindering van ca. 30% ten opzichte van de vorige periode. Het fonds zet in op het stimuleren van nieuw werk door jonge kunstenaars en bewezen talent en het versterken van opdrachtgeverschap en de publieke belangstelling voor beeldende kunst. Ook behoudt het fonds zijn taak in het stimuleren van aankopen van erfgoed door Nederlandse musea. Voor het eind van dit jaar maakt het fonds zijn nieuwe regelingen bekend.

– Nederlands Filmfonds

Het Filmfonds steunt filmmakers bij de ontwikkeling, realisatie en distributie van producties. Het fonds richt zich op het stimuleren van de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit, en de bevordering van een goed klimaat voor de Nederlandse film. Het marktaandeel van de Nederlandse speelfilm ligt de laatste jaren hoog (2011: 16%), nadat het in de jaren negentig een dieptepunt kende (1994: 0,8%).

Het Filmfonds financiert vanaf 2013 3 filmfestivals met een meerjarige subsidie voor een totaal bedrag van € 0,8 miljoen. Het Filmfonds heeft een totaal budget van € 29,2 miljoen. Het fonds spant zich in om het sterke marktaandeel van de Nederlandse film te behouden. Daarnaast stimuleert het internationale coproducties voor aansluiting van de Nederlandse film op internationale ontwikkelingen. Ook zet het de komende tijd in op de versterking van positie van de producent bij recoupment: de volgorde waarin de terugbetaling plaatsvindt van investeerders bij een filmproject.

– Nederlands Letterenfonds

Het Letterenfonds stimuleert door beurzen en subsidies aan schrijvers, vertalers, uitgevers en festivals, de kwaliteit en diversiteit in de literatuur en de verspreiding en promotie van de Nederlandse en Friestalige literatuur in binnen- en buitenland.

Door literaire manifestaties in het buitenland, zoals in 2011 in Beijing, vergroot het fonds zowel de zichtbaarheid van Nederlandse auteurs als hun afzetmarkt.

Ik heb het fonds verzocht voorrang te geven aan vertaalbeleid en digitale innovatie. Daarnaast heb ik het fonds, net als het Mondriaan Fonds, verzocht instrumenten met het karakter van een inkomensvoorziening stop te zetten. Ook heb ik het fonds verzocht minder literair-historische uitgaven te financieren. Literaire tijdschriften kunnen alleen nog in digitale verschijningsvorm in aanmerking komen voor subsidie.

Het Letterenfonds financiert vanaf 2013 7 instellingen met een meerjarige subsidie voor een totaal bedrag van ca. € 1,1 miljoen. Het gaat hierbij vooral om literaire festivals. Het totale budget van het fonds bedraagt € 10,2 miljoen. Voor het eind van het jaar maakt het fonds zijn nieuwe regelingen bekend.

– Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie

Het fonds richt zich op het vergroten van de maatschappelijke en economische meerwaarde van de creatieve industrie, zowel in Nederland als internationaal. Het gaat om de disciplines architectuur, vormgeving en nieuwe media. Ik heb de budgetten voor architectuur en vormgeving die waren ondergebracht bij de Mondriaan Stichting en het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst ondergebracht in één fonds om de onderlinge samenwerking tussen die verschillende disciplines te bevorderen. Ook het budget voor instellingen op het gebied van nieuwe media uit de basisinfrastructuur is in het fonds ondergebracht. Ik heb het fonds verzocht samen te werken met private partijen, particulieren en overheden, om goed opdrachtgeverschap te bevorderen. Het gefuseerde fonds is op 1 september 2012 van start gegaan. Het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie financiert vanaf 2013 9 instellingen voor nieuwe media met een meerjarige subsidie voor een totaal bedrag van € 2,7 miljoen. Het totale budget van het fonds bedraagt € 11,5 miljoen. Daarnaast voert het een programma uit voor de versterking van de internationale marktpositie van de disciplines. Het budget vanuit het ministerie van OCW voor dit programma is € 1 miljoen. Ook het ministerie van BZ draagt € 1 miljoen bij.

De verdeling van de HGIS-gelden voor internationale marktverruiming over de fondsen is opgenomen in de tweede tabel onder het Financieel kader (7). Ik volg daarbij het voorstel van de Raad: een verdeling naar rato van de periode 2009–2012. De middelen zijn bestemd voor internationale marktverruiming.

5. Moties en toezeggingen

De motie Klijnsma/ Van der Werf (33 000-VIII, nr. 211) verzoekt voor de financiering van de Cultuurkaart «eenmalig 6 ton bij te dragen en daarvoor dekking te vinden in de Voorjaarsnota en/of de middelen voor frictiekosten en/of de middelen voor internationaal cultuurbeleid, op voorwaarde dat CJP de rest van de kosten volledig bijeen brengt». Ik ben bereid voor het schooljaar 2012–2013 de gevraagde middelen beschikbaar te stellen. Dan moet wel voldaan worden aan de conditie die de motie stelt: CJP moet voor de rest van de kosten zorgen. De van OCW benodigde incidentele € 600 000 is nodig voor schooljaar 2012–2013: € 250 000 in 2012 en € 350 000 in 2013. Zoals ik heb aangegeven is het onzeker dat ik dekking kan vinden in het frictiekostenbudget. Vooralsnog ben ik daarom genoodzaakt een aantal geplande, maar nog niet begonnen activiteiten in het internationaal cultuurbeleid on hold te zetten. Voor 2013 zal ik het budget voor het cultuurprogramma van het Ruslandjaar halveren.16

De motie Van der Ham/ Van Dijk (33 000-VIII, nr. 213) verzoekt «de musea (waar mogelijk op wordt gekort) in staat te stellen om volledig onderdeel te zijn van de herijking van het Nederlands museumbestel». Dat gebeurt doordat het Rijk de komende 4 jaar collectiebeheer en -behoud en huisvestingslasten financiert. Zo kunnen de collectie en het gebouw worden meegenomen bij de herijking.

De motie Van der Werf/ Klijnsma (33 000-VIII, nr. 215) verzoekt «het cultuurgoed van het Nederlands Theaterinstituut, het Nederlands Muziekcentrum en het Ninsee zorgvuldig te borgen en, indien mogelijk, de eigen bestemmingsreserve hiervoor aan te wenden». Zoals ik heb aangegeven gaat het om collecties die niet tot de rijkscollectie behoren. De betrokken partijen proberen de collecties goed onder te brengen. Het Nederlands Muziek Instituut heeft afspraken gemaakt met de gemeente Den Haag. Het Theaterinstituut Nederland brengt zijn collectie onder bij de Universiteit van Amsterdam (UvA). Men heeft de UvA bereid gevonden de collectie van het Theaterinstituut in beheer te nemen ter ondersteuning van het onderwijs- en onderzoeksprogramma. Ook de collectie van Muziek Centrum Nederland is bij de UvA ondergebracht. Over Ninsee is contact met de gemeente Amsterdam en het Mondriaan Fonds.

De motie Klijnsma/Peters (33 000 VIII, nr. 33) verzoekt «om een mobiliteitscentrum te helpen inrichten voor potentiële werklozen in de cultuursector, analoog aan de mobiliteitscentra in andere sectoren tijdens de kredietcrisis». OCW spreekt met de Federatie Cultuur over de inrichting en spoedige lancering van een mobiliteitscentrum, in samenwerking met het UWV. De dienstverlening van het UWV zal gericht zijn op zowel ZZP’ers als werknemers van de culturele instellingen.

Elk jaar ontvangt de Tweede Kamer op Prinsjesdag het adviesprogramma van de Raad voor Cultuur. Dit is wettelijk verplicht. De Tweede Kamer ontvangt het werkprogramma van de Raad nu later – namelijk voor het eind van dit jaar – vanwege de tijd die de Raad nodig had voor zijn adviezen over de basisinfrastructuur.

6. Frictiekosten

De overheid biedt een financiële ondersteuning voor eventuele frictie- en transitiekosten van instellingen die gedurende een lange periode publiek gefinancierd zijn. In de Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012 17 is de compensatie uiteengezet. In totaal stelt het Rijk € 138 miljoen euro beschikbaar. De frictiekostenregeling kent een maatwerkbepaling voor instellingen die in het verleden zijn aangemerkt als overheidswerkgever. Instellingen die in het verleden niet zijn aangemerkt als overheidswerkgever ontvangen een vergoeding die is gebaseerd op de subsidiehistorie en hoogte van de ontvangen subsidie in de periode 2009–2012.

De regeling biedt aan alle instellingen de mogelijkheid om een deel van de resterende subsidie voor 2012 alternatief aan te wenden voor transitie. Alle culturele instellingen kunnen ervoor kiezen om (een deel van) de subsidie voor 2012 te gebruiken voor de overgang naar een situatie zonder of met minder subsidie. Instellingen hebben nog gedurende het gehele jaar de mogelijkheid om hiervoor bij het ministerie een verzoek in te dienen. Eind 2011 en in 2012 zijn er gesprekken gevoerd met instellingen over de toekomst en mogelijkheden die zij hebben om zich (binnen de kaders van de regeling) zo goed als mogelijk voor te bereiden op de nieuwe situatie zonder – of met minder – subsidie. OCW heeft in de gesprekken het beleid over frictiekosten verhelderd en gewezen op de bestaande mogelijkheid tot alternatieve aanwending: het gebruiken van de subsidie uit 2009–2012 voor bestrijding van frictiekosten.

In het VAO in juli heb ik aangegeven op Prinsjesdag duidelijkheid te geven over de vraag in hoeverre het frictiekostenbudget zal worden uitgeput. Daarbij heb ik ook aangegeven dat als het budget afdoende blijkt ik de bevriezing van de bestemmingsfondsen die instellingen hebben opgebouwd, zal loslaten. Op basis van de Regeling frictie- en transitiekosten komen ca. 110 instellingen uit de huidige basisinfrastructuur waarvan de rijkssubsidie vanaf 2013 stopt of duidelijk zal verminderen, in aanmerking voor compensatie. De besluitvorming hierover is nog niet afgerond, omdat in deze gevallen sprake is van medefinanciering door gemeenten en provincies. Ook zijn er nog juridische procedures.

Op basis van de ingediende plannen kan ik er wel van uitgaan dat ik het geraamde budget van € 138 miljoen niet zal overschrijden. Ik zal daarom de door de instellingen opgebouwde reserves vrijgeven. Dit betekent dat ik frictievergoedingen die ik uitbetaal niet zal verrekenen met het saldo van het bestemmingsfonds OCW. Wel blijft de regel van kracht dat voor elke aanwending van het bestemmingsfonds OCW voorafgaande goedkeuring van het ministerie vereist is. De bevriezing van bestemmingsfondsen is daarmee dus losgelaten. De gebruikelijke lijn bij onttrekkingen aan het bestemmingsfonds blijft overigens gehandhaafd: zij mogen alleen plaatsvinden bij een negatief exploitatieresultaat.

7. Financieel kader

In bijlage 3 vindt u het financieel kader voor de basisinfrastructuur 2013–2016*). De bedragen per artikelonderdeel zijn aangepast conform de Regeling van 6 september 201218. Het gaat om de volgende bijstellingen:

  • 1. Loonontwikkeling 2011 en 2012 en prijsontwikkeling 2012. De bedragen in de regeling waren in prijzen 2010. Deze bijstelling brengt de bedragen van de regeling op het niveau van prijzen 2012.

  • 2. Toevoeging van arbeidsvoorwaardenmiddelen

    Aan een beperkt aantal categorieën in de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016 zijn arbeidsvoorwaardemiddelen toegevoegd. Het gaat hierbij om middelen die ook in de periode 2009–2012 werden toegekend. Het betreft oude regelingen die bekend staan onder de noemer Verzuimloket, Omscholing Dans en Vroegpensioen. De verdeling is gekoppeld aan een gehele, in de regeling onderscheiden categorie.

  • 3. Middelen voor vervangingen en verbeteringen van enkele musea

    Instellingen die een overeenkomst hebben met de Rijksgebouwendienst, zoals enkele musea, ontvangen een bijstelling voor de technische investeringen die met de Rijksgebouwendienst zijn overeengekomen.

Naast de instellingssubsidies zijn enkele vierjarige projectsubsidies verstrekt voor o.a. de Johannes Vermeer Prijs en specifieke huisvestingssubsidies. Ook de HGIS-middelen zijn als vierjarige projectsubsidie verdeeld. In de bijlage bij deze brief vindt u een uitsplitsing van dit financiële kader op instellingsniveau. *)

Voor instellingen die een aanvraag hebben ingediend op grond van art. 3.25 lid 1 is conform de regeling een budget van € 142 mln. beschikbaar. In zijn aanvullende advies heeft de Raad gereageerd op de reacties van instellingen. Twee instellingen, het Scheepvaartmuseum en Teylers Museum, zijn van categorie 3 naar categorie 2 overgeplaatst. Het kortingspercentage voor categorie 2 wordt hierdoor verhoogd van 5,6% naar 6,6%. Daarna bleken enkele kleine correcties nodig ter hoogte van € 35 000. Deze hebben te maken met het precieze bedrag voor instellingen uit categorie 4 (subsidie voor behoud en beheer van de rijkscollectie) en de wetenschapsfunctie. De kortingspercentages op de adviesbedragen (exclusief huisvesting) zijn aangepast conform de volgende tabel.

Cat.

Raad mei

Raad juli

Definitief

1

2,0%

2,0%

2,05%

2

5,6%

6,6%

6,65%

3

11,12%

11,12%

11,17%

4

50%

50%

50%

5

0%

0%

0%

In Meer dan kwaliteit heb ik een wijziging van het museale stelsel aangekondigd. Ik heb de Raad voor cultuur hierover advies gevraagd.19 Ik verwacht dit advies aan het eind van dit jaar te ontvangen, waarna ik een voorstel zal doen voor een nieuw museaal bestel. Mij staat voor ogen dat een nieuw museaal stelsel met ingang van 2017 zijn beslag zal krijgen, tegelijk met de start van de basisinfrastructuur 2017–2020. Om de weg te effenen voor een nieuw museaal stelsel is het nodig dat de beheersovereenkomsten, die mede aan de grondslag liggen van het huidige stelsel, zijn beëindigd. Het voornemen om de beheersovereenkomsten te beëindigen, dat ik heb uitgesproken in Meer dan kwaliteit, zet ik met deze brief om in een beleidsbesluit.

Begrotingsvoorbehoud

Met een door de meerderheid van uw Kamer goedgekeurde ministeriële regeling, een onafhankelijk adviesorgaan én door aanvragers in de gelegenheid te stellen op het advies te reageren, is een zorgvuldige procedure geborgd. Voor de besluiten wordt geput uit begrotingen die nog niet zijn vastgesteld door de Eerste en Tweede Kamer. De subsidie wordt dan ook, net als in voorgaande perioden, verleend onder voorwaarde dat de medewetgever voldoende geld ter beschikking stelt. Dit geldt ook voor de andere overheden, die instellingen mede financieren.

Over het theatergezelschap in Utrecht heb ik vanwege recente ontwikkelingen nog geen besluit genomen. Ik overleg hierover met de gemeente Utrecht.

Tot slot

De financiële middelen voor cultuur zijn aanzienlijk beperkter dan in de vorige periode. De gevolgen voor de cultuursector zijn dan ook ingrijpend. Wel is door overleg met Tweede Kamer, andere overheden en hoor- en wederhoor van betrokken instellingen een zorgvuldige procedure geborgd. Zowel de Raad als de fondsen zijn onder tijdsdruk, maar op een zorgvuldige wijze met hun adviezen resp. besluiten gekomen. Verder stel ik vast dat zowel de Raad als de fondsen in vergelijking met vorige perioden hebben gewerkt op basis van meer objectieve uitgangspunten. Op grond van heldere criteria zijn voor de basisinfrastructuur 2013–2016 scherpe, inhoudelijke en noodzakelijke keuzes gemaakt.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

Bijlagen

  • Bijlage 1: toekenningen culturele basisinfrastructuur 2013–2016

  • Bijlage 2: toekenningen culturele basisinfrastructuur 2013–2016 naar regio

  • Bijlage 3: financieel kader culturele basisinfrastructuur 2013–2016

  • Bijlage 4: financieel kader fondsen culturele basisinfrastructuur 2013–2016

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer


X Noot
1

Dit bedrag is exclusief HGIS-middelen, programmamiddelen en € 1,5 miljoen voor theater in kernpunt Utrecht. Bijlage 1 en 4 bevatten alle toekenningen voor de culturele basisinfrastructuur 2013–2015*). Er zijn 85 toekenningen voor 83 instellingen (fusie De Nederlandse Opera en Het Nationale Ballet; ook Het Nationaal Toneel en NT Jong vormen één instelling).

X Noot
2

Uitgangspunten cultuurbeleid, 6 december 2010. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 32 500-VII nr. 75 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/12/06/uitgangspunten-cultuurbeleid.html.

X Noot
3

Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid, 10 juni 2011. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 32 820 nr.1 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/06/10/meer-dan-kwaliteit-een-nieuwe-visie-op-cultuurbeleid.html.

X Noot
4

Raad voor Cultuur. Advies bezuiniging cultuur 2013–2016. Noodgedwongen keuzen, april 2010. http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/RvC_advies3.pdf.

X Noot
5

Motie Bosma/ De Liefde over opera in de regio Zuid, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 820 nr. 13; motie Van der Werf/ Bosma over symfonische orkesten Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 820, nr. 16; motie De Liefde/ Van der Werf over een Friestalig theatergezelschap, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 280 nr. 24. Het concept subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016 ontving de Kamer als bijlage bij Kamerstuk 32 820 nr. 1. De Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016 verscheen op 31 oktober 2011 in de Staatscourant (Jaargang 2011, Nr. 19431).

X Noot
6

Adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur voor de basisinfrastructuur 2013–2016, 15 februari 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 32 820 nr. 55 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2012/02/15/bijlage-1-brief-met-adviesaanvraag-culturele-basisinfrastructuur-2013–2016.html.

X Noot
7

Raad voor Cultuur: Slagen in Cultuur. Culturele basisinfrastructuur 2013–2016, mei 2012. http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/subsidieperiode%202013–2016/Slagen%20in%20Cultuur.pdf.

X Noot
8

Raad voor Cultuur: Slagen in Cultuur, p. 8.

X Noot
9

De Regeling aanvullende aanvraagronde culturele basisinfrastructuur 2013–2016 verscheen op 4 juni 2012 in de Staatscourant (Jaargang 2012, Nr. 10878).

X Noot
10

Het ging om de volgende plekken: jeugdtheater in de regio Noord, jeugdtheater in verzorgingsgebied gemeente Den Haag, symfonieorkest in regio Zuid, symfonieorkest met begeleidingsactiviteiten voor dans.

X Noot
11

Het ging om de volgende instellingen: Rijksmuseum Amsterdam en RKD, Letterkundig Museum en Museum Meermanno, Persmuseum, De Ateliers en Rijksakademie van beeldende kunsten, NIADEC, Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst, Dutch Centre for Intercultural Cultural Cooperation, Sectorinstituut Openbare Bibliotheken.

X Noot
12

Raad voor Cultuur, Slagen in Cultuur: het vervolg. Culturele basisinfrastructuur 2013–2016, http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/subsidie%20adviezen%20Slagen%20in%20Cultuur/Slagen%20in%20Cultuur,%20het%20vervolg.pdf.

X Noot
13

Raad voor Cultuur: Slagen in Cultuur, Het vervolg 2. http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/aanvullend%20advies%20het%20vervolg%20deel2.pdf

X Noot
14

De kernpunten zijn: Groningen, Arnhem, Utrecht, Maastricht, Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Brabantstad. De regio’s zijn: Noord (provincies Groningen, Friesland, Drenthe), Oost (Overijssel, Gelderland), Midden (Flevoland, Utrecht) en Zuid (Zeeland, Brabant, Limburg).

X Noot
15

OCW, IPO, VNG: Algemeen kader interbestuurlijke verhoudingen cultuur. Convenant, 21 mei 2012. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/convenanten/2012/05/21/algemeen-kader-interbestuurlijke-verhoudingen-cultuur-ocw-ipo-en-vng.html.

X Noot
16

De besteding van de internationale middelen voor cultuur is opgenomen in de brief Nadere visie op het internationaal cultuurbeleid van 24 april (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 31 482 nr. 84). Deze brief vormt de uitvoering van de motie Klijnsma/Van der Werf (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 482, nr. 82).

X Noot
17

De Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012 verscheen op 21 november in de Staatscourant (jaargang 2011, 20943).

X Noot
18

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 september 2012, houdende wijziging van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en de Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012.

X Noot
19

Adviesaanvraag voor de Raad voor Cultuur over de herziening van het museale bestel, 21 maart 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 33 000-VIII, nr. 180.

Naar boven