Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 januari 2019
Hierbij stuur ik u de rapporten Graven in depots (2016) en Verder graven in depots (2018) van de Erfgoedinspectie naar respectievelijk de provinciale en de gemeentelijke
archeologische depots1. In deze brief geef ik u tevens mijn beleidsreactie.
De gemeentelijke en provinciale archeologische depots vormen samen de archeologische
schatkamer van Nederland. De Erfgoedwet schrijft voor dat al het vondstmateriaal uit
opgravingen in ons land aan deze depots wordt overgedragen. Provincies zijn eigenaar
van dit materiaal, maar, met goedvinden van de betreffende provincie, kunnen ook gemeenten
een archeologisch depot starten. 27 gemeenten hebben een dergelijk depot.
Meer dan de helft van het Nederlandse archeologisch erfgoed ligt in gemeentelijke
depots opgeslagen. Daarom is het goed dat de Erfgoedinspectie inmiddels naar beide
depots heeft gekeken. En vanwege de brede blik die de rapporten op het archeologisch
stelsel bieden is het goed als ook uw Kamer kennis neemt van de rapporten.
Beleidsreactie
Uit de rapporten komt een in essentie positief beeld naar voren. Opvallend is daarbij
dat gemeentelijke en provinciale depots complementaire sterkere en zwakkere punten
kennen. Mijn overtuiging is daarom dat zij nog meer van elkaar kunnen leren dan reeds
gebeurt. Dit wordt ook door de Erfgoedinspectie onderschreven.
Positief is dat veel provinciale depots ten opzichte van tien jaar geleden een verbeterslag
hebben gemaakt voor wat betreft behoud en toegankelijkheid van zowel de archeologische
vondstmaterialen als de analoge opgravingsdocumentatie. De bewaarcondities zijn over
de gehele linie verbeterd. Er komen in de depots steeds meer faciliteiten om (wetenschappelijk)
onderzoek te doen, waarbij de vondsten en de documentatie in samenhang bestudeerd
kunnen worden. Bovendien zijn diverse stappen gezet om de collectie ook voor publiek
te ontsluiten.
De aanbeveling uit 2016 van de Erfgoedinspectie om gezamenlijk werk te maken van de
opslag van digitale documentatie is inmiddels door een aantal provincies opgepakt.
Er is een landelijk Depot Beheer Systeem (DBS) ontwikkeld waarin deze centraal kan
worden opgeslagen en die het aanleveren van de digitale documentatie beter ondersteunt.
Gemeentelijke depots lopen op hun beurt voorop in de ontsluiting van het archeologisch
erfgoed voor publiek via educatieve projecten en de inzet van vrijwilligers. Daarmee
sluiten gemeentelijke depots goed aan op de beleidsuitgangspunten zoals ik die in
de nota Erfgoed telt (2018) heb verwoord (Kamerstuk 32 820, nr. 248). Verder is het behoud en het leesbaar houden van digitale documentatie bij de meeste
gemeentelijke depots op professionele wijze geregeld, waarschijnlijk doordat gemeenten
zelf afnemer zijn van deze kennis over het bodemarchief.
Daar staat tegenover dat de bewaarcondities bij gemeentelijke depots, in tegenstelling
tot die bij de provincies, matig zijn. Ook de ontsluiting van vondstmaterialen en
analoge opgravingsdocumentatie voor onderzoekers en belangstellenden laat dikwijls
te wensen over. Het zou daarom goed zijn als het provinciale systeem voor digitale
documentatie wordt uitgebreid naar de gemeentelijke depots. Het systeem biedt daartoe
de mogelijkheid en naar ik begrijp lopen de eerste gesprekken hierover reeds.
Het zorgdragen voor goede bewaarcondities binnen de gemeentelijke depots is in eerste
instantie een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Echter, ook provincies kunnen kwalitatieve
voorwaarden stellen aan de aanwijzing van een gemeentelijk depot. Gezien de omvang
en het belang van de collectie binnen de gemeentelijke depots hecht ik er belang aan
dat de bewaarcondities op orde worden gebracht. Ik zal daarover op korte termijn met
alle partijen het gesprek aan gaan. De Erfgoedinspectie zal de ontwikkelingen met
betrekking tot de depots de komende jaren blijven volgen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven