Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 augustus 2011
Graag informeer ik u met deze brief over de stand van zaken met betrekking tot flexibilisering van contactmomenten in de jeugdgezondheidszorg.
Tijdens de begrotingsbehandeling 2011 is dit thema ook aan de orde gesteld door TK-lid Van der Burg met de vraag of ik bereid
ben tot experimenten uitgaande van een risicobenadering. Zij verwees in het bijzonder naar het experiment bij consultatiebureaus
in Rotterdam.
In Rotterdam is bij CJG Rijnmond in het voorjaar 2011 een aantal pilots gestart, die het mogelijk moeten maken om de jeugdgezondheidszorg
beter af te stemmen op de specifieke behoeften van iedere ouder en kind. In plaats van dat ieder kind dezelfde contactmomenten
aangeboden krijgt, wil CJG Rijnmond differentiëren in dit aanbod. Ieder kind van 0 tot 19 jaar ontvangt twaalf individuele
contactmomenten. Aanvullend hierop is er een collectief aanbod voor de gezonde kinderen, zoals een vaccinatiespreekuur, een
vernieuwd visusonderzoek en voorlichtingsbijeenkomsten. Waar nodig zijn er extra contactmomenten op maat. Door een andere
werkwijze moet tijd vrij komen voor zorg en ondersteuning voor kinderen die meer aandacht nodig hebben.
Planning is dat deze pilots eind september 2011 worden afgerond. Evaluatie van de pilots is voorzien voor oktober/november
dit jaar en moet laten zien of met deze nieuwe werkwijze de jeugdgezondheidszorg de ontwikkeling van alle kinderen goed kan
volgen en tevens extra zorg kan leveren aan kinderen die dat nodig hebben. De aanpak is vooraf met de Inspectie voor de Gezondheidszorg
afgestemd en valt binnen de door de inspectie geformuleerde randvoorwaarden voor flexibilisering van contactmomenten. De inspectie
is ook betrokken bij de evaluatie. Bij een positieve evaluatie start de implementatie en gaat CJG Rijnmond vanaf 2012 met
deze nieuwe werkwijze aan de slag.
Ook in andere regio’s staan nieuwe werkwijzen binnen de jeugdgezondheidszorg hoog op de agenda. Het gaat onder andere om meer
aandacht voor adolescenten, taakverschuiving tussen bijvoorbeeld jeugdarts en jeugdverpleegkundige, de triage aanpak, meer
outreachend werken en het gebruik van vragenlijsten of nieuwe media. Ik vind deze ontwikkelingen om te vernieuwen positief.
Wel vind ik het belangrijk dat dit ook daadwerkelijk leidt tot betere zorg voor kinderen.
Om deze reden heb ik ZorgOnderzoek Nederland (ZonMw) opdracht gegeven voor een programma Vernieuwing uitvoeringspraktijk jeugdgezondheidszorg
en verleent VWS een subsidie aan het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid om deze innovaties binnen de jeugdgezondheidszorg
te ondersteunen en te stimuleren.
Het ZonMw-programma Vernieuwing uitvoeringspraktijk jeugdgezondheidszorg moet effectieve innovaties in de uitvoering van de
jeugdgezondheidszorg stimuleren, veelbelovende innovaties verder ontwikkelen en deze geschikt maken voor implementatie in
de jeugdgezondheidszorg. Het programma loopt van 2010 tot en met 2013 en heeft een budget van 5 miljoen euro.
In januari van dit jaar is het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) van start gegaan. De brancheorganisaties in de jeugdgezondheidszorg
willen samen met de beroepsgroepen met dit centrum de kwaliteit en de innovatie in de jeugdgezondheidszorg bevorderen. Het
NCJ gaat op basis van de experimenten die nu in uitvoering zijn een aantal modellen opstellen voor een verantwoorde uitvoering
van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Hierbij wordt uitgegaan van een meer gedifferentieerde uitvoering, toegespitst
op verschillende (lokale) behoeften. De resultaten uit Rotterdam worden daarbij ook meegenomen. Het NCJ stemt de modellen
ook af met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De jeugdgezondheidszorg krijgt op deze wijze verantwoorde alternatieven beschikbaar
voor de huidige wijze van uitvoering van de jeugdgezondheidszorg zoals vastgelegd in de Richtlijn contactmomenten.
Tot slot: Deze vernieuwingen binnen de jeugdgezondheidszorg zijn relevant voor de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd
en Gezin in het kader van het nieuwe stelsel. Ook in de nieuwe situatie vervult de jeugdgezondheidszorg een belangrijke rol
in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Doel is om een verschuiving te krijgen van de zware zorg naar meer preventie, ondersteuning
en lichte zorg. Om ieder kind de zorg te geven die het nodig heeft acht ik het belangrijk om te kunnen differentiëren, met
behoud van de kwaliteit van zorg voor ieder kind. Ik verwacht dat effectieve vernieuwingen in de jeugdgezondheidszorg daar
een bijdrage aan kunnen leveren.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner