Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2019
Het lid Veldman (VVD) heeft tijdens het plenair debat «vaccinatie in Nederland» (d.d.
14 februari) een motie ingediend met daarin het verzoek een onderzoek in te stellen
naar alternatieve maatregelen om de vaccinatiegraad te doen toenemen.1 Deze motie is op 19 februari jl. door uw Kamer aangenomen (Handelingen II 2018/19,
nr. 55, item 23). In de procedurevergadering van 13 maart heeft de Kamercommissie verzocht om de
onderzoeksopzet te ontvangen. Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.
In mijn brief «Verder met vaccineren» heb ik zes actielijnen benoemd om de vaccinatiebereidheid
te verhogen.2 Deze zijn tot stand gekomen in samenspraak met ouders, artsen, verpleegkundigen,
belangenorganisaties, communicatie-experts, wetenschappers en beleidsmakers. Zoals
ik in het debat heb aangegeven heb ik vertrouwen in de maatregelen die ik heb aangekondigd.
Ik heb echter ook gezegd dat ik maatregelen met een meer verplichtend karakter niet
uitsluit bij een verdere daling van de vaccinatiegraad. In dit kader heb ik het RIVM
gevraagd een ondergrens te adviseren voor de afzonderlijke vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma.
Ook de regionale verschillen in de vaccinatiegraad komen in dit advies aan bod. Zoals
ik u overigens eerder per brief heb laten weten heeft het RIVM aangegeven dat de voorlopige
cijfers geen verdere afname van de vaccinatiegraad bij jonge kinderen laten zien3.
Onderzoeksopzet
In aanvulling op het advies over een mogelijke ondergrens wil ik conform de motie
van het lid Veldman c.s. laten onderzoeken welke maatregelen in de Nederlandse context
nuttig kunnen zijn om de vaccinatiegraad te verhogen. Het betreft een aanvulling op
de maatregelen die ik al heb ingezet, om ook goed voorbereid te zijn op een situatie
waarin de vaccinatiegraad verder daalt. Recent heeft het Sabin Vaccine Institute het vaccinatiebeleid van landen binnen de WHO European Region in kaart gebracht4. Het Sabin Vaccine Institute concludeert in zijn rapport dat de wetgevende maatrelen die binnen de regio worden
ingezet sterk uiteenlopen. Er is niet sprake van één effectieve benadering om de vaccinatiegraad
te verhogen; dit is bijvoorbeeld ook afhankelijk van de sociale en economische context.
Het onderzoek dat ik wil laten uitvoeren moet daarom een aantal van deze maatregelen
voor de Nederlandse situatie analyseren en beoordelen. Daarbij is aandacht voor de
voor- en nadelen. Ik wil bijvoorbeeld onderzoeken wat de toepasbaarheid is van een
verplicht consult, zoals in Duitsland, of een financiële prikkel. Ook zal de uiterste
maatregel van een algehele verplichting worden onderzocht.
Beoogd resultaat
Vanzelfsprekend wil ik een goed advies over de te verwachten gevolgen voor de vaccinatiegraad
van de in te zetten maatregelen. Ik vind het echter ook belangrijk om heel kritisch
te kijken of dergelijke maatregelen uitvoerbaar zijn binnen de Nederlandse context.
Toepasbaarheid en het vermijden van ongewenste gevolgen zijn daarbij zwaarwegende
criteria.
In het debat is ook gesproken over maatregelen in relatie tot de kinderopvang. De
Commissie kinderopvang en vaccinatie buigt zich over dit vraagstuk. Het rapport van
de commissie wordt uiterlijk 1 juli verwacht en dient bij het onderzoek naar aanvullende
maatregelen te worden betrokken.
Beoogde oplevering
Ik verwacht u in het voorjaar van 2020 te kunnen informeren over de uitkomsten van
dit onderzoek. Uiteraard dient de opleverdatum in overleg met de uitvoerder te worden
vastgesteld. Mijn streven is om naast het RIVM, ook de andere ambassadeurs uit de
vaccinatiealliantie te betrekken bij het proces.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis