Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2013
In het ordedebat van 26 november 2013 heeft het lid Keijzer (CDA) een verzoek gedaan
om een brief over suïcide onder jongeren naar aanleiding van berichtgeving dat onderzoek
onder jongeren wordt bemoeilijkt door verouderde regelgeving. Het onderwerp suïcidepreventie
valt echter niet onder de Staatssecretaris, maar valt onder mijn verantwoordelijkheid
als Minister van VWS.
In antwoord op dit verzoek bericht ik de leden van de Vaste Commissie voor VWS het
volgende.
In een artikel van Spits (d.d. 26 november 2013) wordt aangegeven dat wetenschappelijk
onderzoek naar vragenlijsten voor de screening op en preventie van suïcides bij jongeren
wordt belemmerd door vereisten in de wet. Meer specifiek wordt gewezen op de Wet Medisch
Wetenschappelijk Onderzoek (WMO), die voorwaarden stelt aan de leeftijd waarop jongeren
toestemming van hun ouders nodig hebben om mee te kunnen doen aan een medisch-wetenschappelijk
onderzoek. Daarnaast wordt ook gewezen op de voorwaarde die gesteld wordt aan de vorm
van de toestemming; deze moet schriftelijk zijn.
Deze vereisten zijn vastgelegd in artikel 6, eerste lid onder b, van de WMO. Daarin
is bepaald dat voor minderjarigen vanaf twaalf jaar, naast de schriftelijke toestemming
van de minderjarige die in staat is tot een redelijke waardering van de eigen belangen
terzake, ook de schriftelijke toestemming van de ouders die het gezag uitoefenen of
van de voogd vereist is. In effect betekent dit dat voor kinderen tot achttien jaar
de toestemming door de met het gezag belaste ouders gegeven moet worden.
Navraag leert mij dat de medisch-ethische toetsingscommissie (METC) van het VU Medisch
Centrum uitvoerig met de onderzoekers heeft gekeken naar oplossingen voor de in het
artikel geschetste casus. In vervolg hierop is ook gesproken door ZonMw, van waaruit
belangrijk screeningsonderzoek voor suïcidepreventie wordt uitgevoerd, met de Centrale
Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). Die heeft het punt vervolgens met zowel de
voorzitter van de METC van het VUMC besproken, maar ook met andere voorzitters van
METC’s in hun reguliere voorzittersoverleg. De voorlopige conclusie daarbij was dat
nader bezien zou moeten worden op welke wijze dergelijk belangrijk onderzoek uitgevoerd
kan worden. In het bijzonder gaat het daarbij natuurlijk om de waarborgen voor de
minderjarige proefpersonen.
Zoals u weet wordt aan aanpassing van de mogelijkheden voor medisch-wetenschappelijk
onderzoek met minderjarigen gewerkt. Het wetsvoorstel op basis van het advies van
de Commissie Doek ligt in uw Kamer voor (Kamerstukken 33 508). Eén van de punten van advies van de Commissie Doek was ook te bezien of de leeftijdsgrenzen
in de WMO niet gelijkgetrokken kunnen worden met die in de Wet op de geneeskundige
behandelingsovereenkomst (WGBO). Daarin is bepaald, in artikel 7:450 BW, dat minderjarigen
vanaf zestien jaar zelfstandig toestemming voor behandeling kunnen geven. De vraag
was of een dergelijke leeftijdsgrens in de WMO kan worden overgenomen.
Omdat bij de totstandkoming van beide wetten bewust voor een verschillend regime is
gekozen, heb ik op die vraag aangegeven te willen bezien wat de Nederlandse Vereniging
voor Kindergeneeskunde (NVK) hierover opneemt in een door haar op te stellen richtlijn
omtrent het betrekken van minderjarigen in wetenschappelijk onderzoek. Deze richtlijn
is nog niet gereed, en navraag leert mij dat de gedachtevorming bij de NVK omtrent
de toestemmingsvoorwaarden bij verschillende leeftijdsgroepen nog niet gereed is.
Met de NVK en de CCMO heb ik afgesproken op korte termijn in overleg te treden, om
te bezien welke conclusies ten aanzien van de leeftijdsgrenzen en andere waarborgen
in de wet voor bescherming van de proefpersoon kunnen worden getrokken, en welke consequenties
daaraan moeten worden verbonden.
Uit het stenogram van het ordedebat blijkt verder dat verschillende leden geïnformeerd
wensen te worden over suïcidaliteit onder jongeren en de mogelijkheden om dit zoveel
mogelijk te voorkomen.
Over het suïcidepreventiebeleid rapporteer ik ieder jaar aan de Tweede Kamer door
middel van de Jaarrapportages vermindering suïcidaliteit. Op dit moment zijn de Jaarrapportage
vermindering suïcidaliteit 2013 en de Landelijke agenda suïcidepreventie, die ik samen
met veldpartijen heb opgesteld, in voorbereiding. De Landelijke agenda suïcidepreventie
bevat de voorstellen en maatregelen voor de komende jaren op het gebied van suïcidepreventie,
met als doel het aantal suïcides en suïcidepogingen omlaag te brengen. Ik streef ernaar
de Landelijke agenda suïcidepreventie met de Jaarrapportage vermindering suïcidaliteit
2013 begin 2014 naar de Tweede Kamer te sturen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers