32 740 Fiscale agenda

Nr. 20 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2016

Met deze brief informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Financiën over het validatiestelsel filantropie. Het validatiestelsel heeft tot doel de transparantie van de filantropiesector te bevorderen. Sinds de brief aan uw Kamer van 17 oktober 20141 heeft de sector, bestaande uit de vermogensfondsen, kerken en fondsenwervende goede doelen, stappen gezet in de versterking van haar zelfregulering. In vervolg op deze stappen zijn de Staatssecretaris van Financiën en ik met de organisaties binnen de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) tot nieuwe afspraken gekomen, om de werking van de erkenningsregeling voor fondsenwervende organisaties te ondersteunen en stimuleren. In dit deel van de sector speelt publieksvertrouwen een grote rol en is een goede werking van het validatiestelsel het meest van belang. In het vervolg van deze brief ga ik hier nader op in.

Achtergrond

In 2011 zijn afspraken gemaakt tussen het toenmalige kabinet en de sector over samenwerking op het terrein van filantropie om te komen tot meer rendement voor het publieke belang. Deze afspraken zijn neergelegd in het convenant «Ruimte voor geven»2. Onderdeel van deze afspraken is de ontwikkeling van een validatiestelsel door de sector. Elementen van dit validatiestelsel zijn een gedragscode en normen, toezicht en publieke informatievoorziening.

In de brief van 17 oktober 2014 aan uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd dat het kabinet de normen van het in vervolg op genoemd convenant door de sector in te richten validatiestelsel («erkenningsstelsel») algemeen verbindend zal verklaren als het deze passend vindt. In de brief is verder aangegeven dat de Belastingdienst een half jaar na de invoering van het validatiestelsel en het daaraan verbonden stelsel van toezicht een complianceverkenning zal uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van die verkenning kan worden bepaald of met de groep instellingen die deelnemen aan het validatiestelsel een toezichtarrangement kan worden gesloten.

Voortgang filantropiesector

De filantropiesector is grofweg in drie deelsectoren te onderscheiden met ieder hun eigen achtergrond en signatuur: de kerken, de vermogensfondsen en de fondsenwervende goededoelenorganisaties. In deze deelsectoren zijn de onderstaande stappen gezet.

Het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO)3 heeft een eigen invulling gegeven aan het validatiestelsel gelet op de eigenstandige positie van kerken (ingevolge art. 2:2 BW). Zij heeft onlangs de notitie «goed bestuur en de kerkgenootschappen» opgesteld, in samenspraak met de bij CIO aangesloten kerkgenootschappen. In deze notitie is onder andere neergelegd wat onder goed bestuur wordt verstaan en op welke wijze daaraan per kerkgenootschap in het eigen statuut invulling wordt gegeven. Tevens heeft het CIO een stichting opgericht («Stichting CIO-ANBI»). Deze stichting vervult een intermediaire rol, behartigt de collectieve belangen van de aangesloten organisaties met betrekking tot de ANBI-regeling en zal ook controleren of er daadwerkelijk aan de gevraagde eisen is voldaan.

De FIN, de brancheorganisatie voor Nederlandse particuliere vermogensfondsen, heeft in 2015 de SBF Gedragscode Goed Bestuur, onderdeel Vermogensfondsen, overgenomen. Deze geldt als moreel kompas voor de leden. Daaruit heeft de FIN in 2016 een aantal zogenoemde »harde normen» geselecteerd. Deze zullen van toepassing zijn op de leden van de FIN die, kort gezegd, een gemiddeld jaarlijks donatievolume hebben dat ligt boven een bepaald minimum drempelbedrag.

Goede Doelen Nederland (GDN) en het Instituut Fondsenwerving (IF),brancheorganisaties van goede doelen, hebben in vervolg op de SBF Gedragscode Goed Bestuur per 1 januari 2016 een erkenningsregeling ingesteld. Goede doelen kunnen per 1 januari jl. een «Erkenning» aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) en worden vervolgens periodiek getoetst. De bestaande keurmerken zijn opgeheven en opgegaan in de erkenning van het CBF. Op 1 juli jl. zijn de eerste, ruim 300, erkenningen uitgereikt en inmiddels zijn er 420 erkende organisaties.

Voortgang overheid

Ik onderschrijf de ambitie van de sector om te komen tot een brede werking van het validatiestelsel. Inmiddels heeft de sector daartoe belangrijke stappen gezet waarvoor ik veel waardering heb.

Ik ben tot het inzicht gekomen dat het ondersteunen en stimuleren van het validatiestelsel niet door algemeenverbindendverklaring, zoals aangekondigd in de brief van 17 oktober 2014, maar juist op andere wijze bereikt kan en moet worden. Ik ga daarbij uit van de op dit terrein vanouds gehanteerde beleidslijn, een lijn die ook breder bij het tot stand brengen van wetgeving gevolgd wordt: zelfregulering waar het kan, overheidsbemoeienis waar dat moet (eisen van subsidiariteit en proportionaliteit).

Dit inzicht is mede gestoeld op de volgende constateringen ten aanzien van eerdergenoemde deelsectoren. Zo heeft het CIO vanaf het begin aangegeven geen algemeenverbindendverklaring na te streven. Ten aanzien van de particuliere vermogensfondsen gaat het om privaat geld. Deze fondsen zijn niet of nauwelijks afhankelijk van publieksvertrouwen, omdat ze niet werven onder het brede publiek. Integendeel, de particuliere vermogensfondsen doen hun donaties en verrichten hun werkzaamheden vanuit het eigen particuliere vermogen dat zij bezitten respectievelijk het rendement dat zij daarop realiseren. Het dwingend van overheidswege opleggen van genoemde harde normen respectievelijk andere vormen van toezicht is hier dan ook niet geëigend. Voor wat betreft de goede doelenorganisaties loopt de erkenning door het CBF en het aantal deelnemers is groeiende.

Nieuwe afspraken gericht op fondsenwervende organisaties

In het licht van de ontwikkelingen in de sector heb ik gekeken hoe ik deze het beste verder kan ondersteunen en de werking van het validatiestelsel kan stimuleren. Gebleken is dat bij de fondsenwervende goededoelen het publieksvertrouwen een belangrijke rol speelt en een brede werking van het stelsel het meest van belang is. Daarom heb ik in samenspraak met het SBF en in het bijzonder met vertegenwoordigers van GDN, IF en CBF gekeken op welke wijze de brede werking door de overheid het beste ondersteund en gestimuleerd kan worden. Ik heb besproken dat:

  • 1 de Belastingdienst en de sector onderzoeken of een verbinding tussen de Erkenningsregeling en het ANBI-stelsel voldoende meerwaarde kan bieden voor beide partijen;

  • 2 ik de brede werking van de Erkenning wil bevorderen door in de regulering van het goededoelenloterij-stelsel als een eis op te nemen dat een goed doel erkend moet zijn om voor begunstiging door een meerjarige goededoelenloterij in aanmerking te kunnen komen, mits hierbij wordt voldaan aan de in het huidige beleid gestelde eisen en uitgangspunten4;

  • 3 ik de mogelijkheid zal onderzoeken en met mijn collega bewindspersonen zal bespreken of een voorziening kan worden getroffen in (nieuwe) Rijkssubsidieregelingen, waarin verwezen wordt naar de erkenning in geval van subsidie aan een goed doel;

  • 4 ik bereid ben de sector (financieel) te ondersteunen bij het bekend maken van de Erkenningsregeling bij een breed publiek.

Ook heb ik met GDN, IF en CBF besproken dat ik het normenstelsel van de goede doelen zal voorleggen ter toetsing aan een onafhankelijke commissie die door mijn ministerie wordt ingesteld. Daar waar een verbinding wordt gemaakt met normen in het kader van zelfregulering en normen opgesteld door de overheid, ligt het immers in de rede dat de overheid wil toetsen of het normenstelsel van zelfregulering in dat kader toereikend is. Dit is in lijn met hetgeen vermeld is in de brief van 2014.

Tenslotte wil ik opmerken dat ik het op prijs stel dat als het CBF in de uitoefening van zijn taak op misstanden stuit waarbij mogelijk sprake is van strafbare feiten, bij zowel erkende als niet erkende organisaties, deze mede ook met het oog op het bevorderen van het publieksvertrouwen meldt. Ik bezie met het CBF hoe in voorkomende gevallen misstanden het beste kunnen worden gemeld aan de rechtshandhavingsautoriteiten.

Tot slot

De filantropiesector heeft een onmiskenbaar belang voor de Nederlandse samenleving. Ik zie een rol voor de overheid als het gaat om het stimuleren van geefgedrag, borgen van het publieksvertrouwen en bevorderen van de publiek-private samenwerking. Met deze brief heb ik aangegeven op welke wijze ik een actieve bijdrage wil leveren aan het validatiestelsel filantropie. Een wijze die past bij de rol van de overheid in relatie tot de zelfregulering door de sector.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 32 740, nr. 19

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 32 740, nr. 6

X Noot
3

CIO is een samenwerkingsverband van 28 christelijke kerken en 2 joodse gemeenschappen en behartigt hun gemeenschappelijke belangen bij de (rijks)overheid.

X Noot
4

Zie ook Kamerstuk 24 557, nr. 140, pag. 3.

Naar boven