32 739 Schietincident Alphen aan den Rijn

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2013

Op 19 december 2012 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht om uw Kamer een reactie te doen toekomen op het rapport «Over napijn en nazorg» van de commissie Laurier, dat in opdracht van de burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn is opgesteld1. Ik wil allereerst benadrukken dat ik het een goede zaak vind dat het college van B&W van Alphen aan den Rijn heeft besloten een onafhankelijke commissie in te stellen m.b.t. de nazorg van het schietincident Alphen aan den Rijn. Ik heb met de beantwoording van uw vragen gewacht tot de burgemeester in de gelegenheid is geweest met het college van B&W over dit rapport te spreken en de gemeenteraad heeft geïnformeerd. Het rapport was immers primair gericht op de lokale situatie. De adviescommissie was gevraagd te onderzoeken of er nog behoefte is aan nazorg vanuit de gemeente Alphen aan den Rijn naar aanleiding van het schietincident in winkelcentrum De Ridderhof op 9 april 2011. In het rapport wordt op tal van punten ruimte voor verbetering gezien. Ik richt mij op de zaken waaruit het Ministerie van Veiligheid en Justitie lering kan trekken.

Het gaat daarbij om drie punten, de dominantie van het onderzoek van politie en OM, de betrokkenheid van Slachtofferhulp Nederland en de combinatie met lopende letselschadeprocedures en de gebrekkige opleiding van bestuurders en gemeenteambtenaren op het gebied van nazorg van slachtoffers na (grootschalige) incidenten.

- Dominantie van onderzoek van politie en OM

De commissie doet op dit punt de aanbeveling om bij de instructie van de verschillende bij de nafase betrokken kolommen en diensten ervoor zorg te dragen dat reconstructie van het delict en nazorg aan de getroffenen in een juiste balans is.

Dit betreft een bekend dilemma dat ook al uit eerdere onderzoeken na de behandeling van grootschalige incidenten naar voren is gekomen.

Het OM heeft direct na het schietincident besloten het strafrechtelijk onderzoek volgens de daarvoor geldende regels en bestaande procedures uit te voeren waarbij zoveel als mogelijk rekening is gehouden met de consequenties en gevolgen voor de slachtoffers en nabestaanden. De waarheidsvinding was van groot belang en de eventuele strafbare betrokkenheid van anderen moest worden onderzocht. Een uitgebreid onderzoek door de politie en forensische experts op de plaats waar de strafbare feiten waren gepleegd, was daarvoor nodig. Een pijnlijk, maar noodzakelijk gegeven bij dergelijke onderzoek is dat de stoffelijke resten van de slachtoffers en in dit geval ook van de dader niet vroegtijdig geborgen mogen worden. Het onderzoeksrapport onderstreept het grote belang, juist ook voor slachtoffers, van een zorgvuldig en voortvarend politieonderzoek. De balans tussen enerzijds de noodzaak van een gedegen onderzoek naar het misdrijf en anderzijds de belangen van de nabestaanden van de slachtoffers is zoveel mogelijk in het oog gehouden.

- Betrokkenheid Slachtofferhulp Nederland en het schadefonds geweldsmisdrijven (SGM)

Het rapport Nazorg en Napijn geeft goed inzicht in de mate waarin Slachtofferhulp Nederland betrokken is geweest bij de nazorg aan de betrokkenen, onder andere in het Kernteam psychosociale zorg. Het rapport laat daarnaast zien dat Slachtofferhulp Nederland (SHN) een belangrijke ondersteunende rol heeft vervuld bij hulp aan slachtoffers en nabestaanden, onder andere door hulp te verlenen bij het invullen van het schadeformulier van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De conclusie dat de betrokkenen positief oordelen over de hulpverlening door Slachtofferhulp Nederland en de geboden ondersteuning als constructief hebben beschouwd stemt tot tevredenheid, alsook de conclusie dat 25 benaderde betrokkenen geen verdere behoefte hadden aan nazorg en zeer tevreden waren over de nazorg die hen was geboden, onder andere door Slachtofferhulp Nederland. Ik acht het dan ook van groot belang dat gemeenten bij de ondersteuning aan slachtoffers van ingrijpende gebeurtenissen als het schietincident in Alphen aan den Rijn, net als bij andere vormen van ernstige criminaliteit de samenwerking blijven zoeken met SHN. Met hulpverleningsinstrumenten als het Casemanagement Levensdelicten en het casemanagement Ernstig geweld en Zedendelicten, recent structureel toegevoegd aan het dienstenpakket, zal Slachtofferhulp Nederland een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de ondersteuning van slachtoffers en nabestaanden van gebeurtenissen als het schietincident in Alphen aan den Rijn.

Uit het rapport komt verder naar voren dat een honorering van een verzoek om een tegemoetkoming uit het Schadefonds geweldsmisdrijven een positieve uitwerking heeft op de verwerking van het incident. Er wordt evenwel ook geconstateerd dat de bekendheid met het schadefonds nog te beperkt is. De gemeente heeft destijds via een aantal kanalen de slachtoffers geïnformeerd over het SGM, onder andere via de website van de gemeente. Ook Slachtofferhulp Nederland heeft slachtoffers en nabestaanden op het SGM gewezen en waar nodig geholpen met het indienen van de aanvraag. De commissie beveelt aan dat gemeenten (maar ook instanties als Slachtofferhulp en de politie) bij dergelijke incidenten actief kunnen wijzen op het bestaan van het SGM. Dit sluit aan bij het beleid dat al door SGM zelf is ingezet, ondersteund door mijn Ministerie, om de ketenpartners te wijzen op de mogelijkheden van het SGM.

- Lopende letselschadeprocedures

In het rapport wordt geconstateerd dat lopende letselschadeprocedures mogelijk door drie redenen zijn belemmerd.

Ten eerste bestond en bestaat het gevaar dat een coulanceregeling van de gemeente wordt gezien of juridisch wordt geïnterpreteerd als een erkenning van aansprakelijkheid. Daarom heeft de gemeente in verschillende documenten benadrukt dat ze niet aansprakelijk was voor geleden schade en is de gemeente terughoudend geweest in het communiceren van de mogelijkheden om bepaalde kosten in bepaalde gevallen te vergoeden. Ten tweede waren sommige betrokkenen terughoudend in het accepteren van aangeboden compensatie van de zijde van de gemeente, omdat ze dachten daarmee een eventuele claim kwijt te raken. Ten derde hebben enkele betrokkenen de commissie medegedeeld dat letselschadejuristen hen hebben aangeraden terughoudend te zijn bij het zoeken van psychosociale of materiële nazorg, een advies dat door sommige van deze betrokkenen is opgevolgd.

Hoewel deze elementen niet rechtstreeks het Ministerie van Veiligheid en Justitie raken, kan er wel de les uit worden getrokken dat procederen een goede nazorg kan belemmeren. Daarbij is wel van belang te realiseren dat het initiatief om de nazorg te juridiseren blijkens het rapport niet aan de kant van de overheid ligt. Er dient evenwel oog voor te zijn dat slachtoffers in alle openheid wordt gewezen op de mogelijkheden die ze hebben om vergoedingen voor de geleden schade te krijgen. De commissie constateert dat de gemeente daar soms terughoudend in is geweest. De commissie heeft vraagtekens geplaatst bij het hierboven genoemde optreden van letselschade-experts. In dit verband is vermeldenswaardig dat in 2007 is gestart met de ontwikkeling van een keurmerk voor rechtshulpverleners die actief zijn in letselschadezaken. De Stichting Keurmerk Letselschade ontwikkelt en handhaaft hiertoe kwaliteitsnormen. Het gaat hierbij om letselschadeadvocaten en letselschade-experts. Het keurmerk omvat een aantal belangrijke waarborgen, zoals onafhankelijkheid, deskundigheid, transparantie, communicatie en duidelijkheid. De keurmerknormen worden regelmatig gecontroleerd. Het keurmerk maakt het makkelijker een keuze te maken uit de diverse rechtshulpverleners. De meeste keurmerkhouders verlenen ook rechtsbijstand op basis van toevoeging.

Ook beveelt de commissie gemeenten aan om actief te bemiddelen en ondersteunen bij het indienen van een aanvraag bij het SGM. Ik ben het eens met deze aanbeveling in zoverre dat gemeenten slachtoffers en nabestaanden moeten wijzen op het bestaan van het SGM en hen voor meer informatie of voor hulp moeten wijzen op het bestaan van het SGM en hen voor meer informatie of voor hulp bij het indienen van een aanvraag moeten doorverwijzen naar Slachtofferhulp Nederland. Slachtofferhulp Nederland biedt slachtoffers en nabestaanden gratis deskundige ondersteuning bij het indienen van een aanvraag. Niet alle slachtoffers en nabestaanden en niet alle schade komt in aanmerking voor een tegemoetkoming door het SGM. Slachtofferhulp Nederland is goed op de hoogte van de criteria om in aanmerking te komen voor een uitkering uit het SGM en kan burgers daarover goed informeren. Door te verwijzen naar Slachtofferhulp Nederland voorkomt een gemeente dat ten onrechte verwachtingen worden gewekt bij slachtoffers die later in niet in aanmerking blijken te komen voor een uitkering uit het SGM.

Ik zal de hierboven vermelde bevindingen uit het rapport en mijn opmerkingen daarover via de geëigende kanalen onder de aandacht van de VNG brengen.

- Gebrekkige opleiding van bestuurders en gemeenteambtenaren op het gebied van nazorg voor slachtoffers na (grootschalige)incidenten.

De commissie beveelt aan te zorgen voor een verbreding in kennis door opleiding en training op het gebied van nazorg na rampen en incidenten.

Naast de verantwoordelijkheid van gemeenten en veiligheidsregio’s om zorg te dragen voor vakbekwame bestuurders en ambtenaren acht ik het van groot belang nog meer te investeren in kennis op het gebied van nazorg bij rampen en incidenten. Om die reden stimuleer ik op diverse wijzen de verbreding in kennis op het gebied van nazorg na rampen en incidenten. Ik ondersteun de aandacht voor nazorg binnen de gehele veiligheidsketen onder andere door middel van subsidies aan het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, het Veiligheidsberaad en de Stichting Impact. Een voorbeeld van een door mij gesubsidieerd product (2007) van de Stichting Impact is het «modelplan nafase». Dit «modelplan nafase» zal in 2013 worden geactualiseerd. Bij het project tot actualisering is nadrukkelijk aandacht voor de implementatie van het vernieuwde «modelplan nafase» bij de veiligheidsregio’s opgenomen. Op het nationale niveau heeft van 2010 tot en met 2012 het interdepartementale project nafase, waardevolle informatie en handreikingen opgeleverd om ook de diverse departementen beter voor te bereiden op de nafase/nazorg.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven