Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 november 2011
Hierbij bied ik u de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 5 oktober 2011 inzake het
Bahá'í Institute for Higher Education (BIHE).
Positie van de Bahá'í gemeenschap in Iran
De Bahá'í gemeenschap in Iran wordt, als grootste niet-islamitische minderheidsgroep, door de autoriteiten onderdrukt en aanhangers
van het Bahá’í geloof hebben onder meer moeite met het vinden van werk en toegang tot scholing. (Zie het meest recente ambtsbericht
over Iran van augustus 2011.)
Voor de Iraanse autoriteiten vormen de Bahá’ís geen erkende religieuze minderheid en worden zij als sekte gezien. Op dit moment
zitten er naar schatting ruim 100 Bahá’í-aanhangers in Iran in de gevangenis vanwege hun religieuze overtuiging. Hieronder
bevinden zich ook zeven Bahá’í-leiders die in maart jl. gevangenisstraffen opgelegd kregen van 20 jaar. Bahá’ís mogen geen
hoger onderwijs volgen aan reguliere onderwijsinstellingen in Iran. Recentelijk is de druk op de Bahá’í door de autoriteiten
verder opgevoerd met het illegaal verklaren van het BIHE. Tegelijkertijd zijn negen docenten van het BIHE gearresteerd, waarvan
zeven inmiddels veroordeeld tot forse gevangenisstraffen. Bahá’ís is het sinds een aantal maanden ook niet meer toegestaan
hun mensen te begraven volgens de richtlijnen van hun geloof.
Standpunt en inspanningen van de Nederlandse regering
De Nederlandse regering spant zich in voor wereldwijde vrijheid van religie en levensovertuiging en trekt zich het lot van
de Bahá'í gemeenschap in Iran aan.
Mede op Nederlands aandringen heeft EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton op 1 april jl. opgeroepen tot het vrijlaten van de gearresteerde
Bahá’í-leiders en andere personen die omwille van hun religieuze overtuiging gevangen zitten. Ook pleitte Nederland met succes
voor een verklaring van Ashton over de actie tegen het BIHE.
De EU ambassades in Teheran hebben tevergeefs geprobeerd de processen tegen de zeven gearresteerde BIHE docenten bij te wonen.
In navolging daarop heeft de huidige EU voorzitter in Teheran, Polen, mede op Nederlandse instigatie, op 3 oktober jl. een
demarche uitgevoerd bij de Iraanse regering. Daarbij zijn de ernstige zorgen van de EU over de verslechterde situatie van
de Bahá’í-gemeenschap in Iran opnieuw overgebracht.
Ook in VN-verband vraagt Nederland om aandacht voor deze problematiek. In het laatste rapport van VN Speciaal Rapporteur voor
Iran Ahmed Shaheed is expliciet aandacht voor de positie van de Bahá’í-gemeenschap. Ook is binnen de EU overeenstemming over
de inzet voor een sterke VN Iranresolutie in de Mensenrechtenraad, waarin met krachtige woorden de behandeling van Bahá’í
wordt veroordeeld. Nederland draagt hieraan actief bij.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal