Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2011
Het Presidium heeft op 8 april 2009 besloten dat de Kamer tot decharge van de jaarverslagen overgaat na advies van de commissie
voor de Rijksuitgaven. De commissie voor de Rijksuitgaven brengt bij dezen het advies uit over de dechargeverlening voor het
gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2010.
Positief advies over 2010
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft geen signalen ontvangen1 dat bij de behandeling van de jaarverslagen 2010 de dechargeverlening van enig jaarverslag ten principale ter discussie is
gesteld, in die zin dat de dechargeverlening zou moeten worden opgeschort, dan wel dat het verlenen van decharge zou moeten
worden onthouden. Om die reden komt de commissie voor de Rijksuitgaven tot het oordeel dat, met inachtneming van de diverse
toezeggingen van bewindspersonen aan de commissies ter verbetering van het financieel beheer, door de Kamer aan alle ministers
decharge kan worden verleend.
Toelichting: de betekenis van dechargeverlening door de Kamer
Het sluitstuk van de begrotingscyclus is de goedkeuring van slotwetten en de departementale en niet-departementale jaarverslagen,
alsmede het door de Algemene Rekenkamer onderzochte Financieel jaarverslag van het Rijk door de Tweede Kamer (conform de artikelen
63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001) met hieraan gekoppeld de dechargeverlening voor het gevoerde financieel beheer aan
de desbetreffende ministers. In de Comptabiliteitswet is geregeld dat dechargeverlening betrekking heeft op het financieel beheer van de minister, in het bijzonder op onrechtmatigheden, tekortkomingen in de administratieve organisatie (inclusief interne
controle), tekortkomingen bij de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik bij de uitvoering van wettelijke regelingen,
alsmede tekortkomingen in de (interne) departementale accountantscontrole. Kamerleden kunnen voor hun oordeel over het gevoerde
financieel beheer grotendeels steunen op de rapporten bij het jaarverslag van de Algemene Rekenkamer. Daarbij kunnen leden
hun eigen weging maken aangaande de aard en ernst van de tekortkomingen die de Algemene Rekenkamer signaleert en de reacties
van de bewindspersonen hierop. Aangezien dechargeverlening uiteindelijk een besluit is van de Kamer en niet van commissies,
ligt het in de rede om eventuele cruciale aandachtpunten rond decharge (ook) kenbaar te maken in de plenaire vergadering.
Hiermee kan de Kamer in het kader van haar controlerende rol meer gewicht geven aan (oplossing van) ernstige onvolkomenheden
die niet direct tot een formeel bezwaar van de Algemene Rekenkamer leiden, maar die de Kamer wel van cruciaal belang acht.
Afsluitend
Zo de Kamer het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven overneemt en aldus aan de ministers decharge verleent, zal de
Kamervoorzitter conform artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001, het besluit bekrachtigen met een handtekening in de jaarverslagen,
waarna deze zullen worden doorgeleid ter behandeling in de Eerste Kamer.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Van Gerven
De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Groen