Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2021
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet
ter Bescherming Koopvaardij (Besluit bescherming koopvaardij)1. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting2.
De voorlegging geschiedt in het kader van de voorgeschreven voorhangprocedure (artikelen
4, vijfde lid, 9, negende lid, en 11, zesde lid) in de Wet ter Bescherming Koopvaardij
en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat
het zal worden vastgesteld. Overeenkomstig mijn toezegging, gedaan bij de schriftelijke
en mondeling behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal
(zie Kamerstuk 34 558, D, p.3 en Handelingen I 2018/19, nr. 21, item 13, p. 13) is het ontwerpbesluit, voorafgaand aan de voorhang bij de beide Kamers, voorgelegd
aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Afdeling advisering heeft op
20 januari 2021 haar advies uitgebracht. Gelet op artikel 26, tweede lid, onder d,
van de Wet op de Raad van State zal het advies worden gepubliceerd, gelijktijdig met
de bekendmaking van het vastgestelde besluit.
Op het moment dat ik mijn toezegging aan de Eerste Kamer deed, was de noodzaak tot
aanpassing van de initiatiefwet nog niet gebleken. Deze noodzaak bleek eerst bij de
voorbereiding en opstelling van het ontwerpbesluit. Het Reparatiewetsvoorstel WtBK
heb ik separaat bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 35 811). Het streven is het gehele stelsel, te weten de WtBK, de reparatiewet en de onderliggende
regelgeving, op 1 januari 2022 in werking te laten treden.3
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning voor
de vaststelling van het besluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. In dit geval komt het mij logisch
voor dat de beide Kamers het ontwerpbesluit betrekken bij de behandeling van het Reparatiewetsvoorstel
WtBK.
Het ontwerpbesluit zal voorts tezamen met de ministeriële regeling, zodra deze in
concept gereed is, overeenkomstig Richtlijn 2006/123/EG en Richtlijn (EU) 2015/1535
aan de Europese Commissie worden genotificeerd. Ik zal u over de start en de uitkomst
van deze notificatie berichten.
Mocht de voorhang- of notificatieprocedure leiden tot wijziging van ingrijpende aard
van het ontwerpbesluit, dan zal ik opnieuw advies van de Afdeling advisering vragen.
Zo dit niet het geval is, dan zal ik, nadat het reparatiewetsvoorstel WtBK door de
beide Kamers is aangenomen, het nader rapport aan de Koning uitbrengen en het besluit
vaststellen. De reparatiewet en het besluit zullen vervolgens in het Staatsblad worden
gepubliceerd.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus