32 706 Beveiliging zeevaartroutes tegen piraterij

Nr. 80 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2016

Hierbij informeert het kabinet u over de uitvoering van de motie van het Lid Voordewind c.s. van 7 juli jongstleden, die verzoekt de Vessel Protection Detachments (VPD’s) zodanig in te richten dat zij sneller, goedkoper, flexibeler – en zo nodig met kleinere teams – kunnen worden ingezet en tevens dit beleid jaarlijks te evalueren en de Kamer hierover te informeren (Kamerstuk 32 706, nr. 76).

Inzet van VPD’s maakt deel uit van de bredere Nederlandse inspanning om piraterij te bestrijden. Reders zijn zonder uitzondering tevreden over de kwaliteit en professionaliteit van de VPD-teams. Niettemin heeft het kabinet zelf in 2013 moeten vaststellen dat de overheid niet in staat is voor alle categorieën transporten door Nederlandse schepen haar zorgplicht na te komen. Daarom is het kabinet van mening dat het, in sommige gevallen en onder strikte voorwaarden, mogelijk moet zijn om gewapende particulieren beveiligers in te zetten aan boord van Nederlandse schepen. Dit is vastgelegd in het Beleidsstandpunt bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij van 4 december 2015 (Kamerstuk 32 706, nr. 74). Het uitgangspunt is dat altijd eerst zal worden gekeken naar de mogelijkheid om transporten door het risicogebied met een VPD te beveiligen, het zogenaamde «VPD, tenzij...» principe.

Het militaire inzetconcept voor de VPD’s dat de Commandant der Strijdkrachten (CDS) hanteert, benadrukt de onafhankelijkheid van het team. Het VPD-team opereert zelfstandig, bemant meerdere observatiepunten voor een rondom beveiliging van het schip en is in staat dit 24 uur per dag te doen, gedurende een langere periode en zonder hulp van de scheepsbemanning. Een VPD-team voorziet eigenstandig in eerstelijns geneeskundige zorg, heeft zijn eigen beschermingsmiddelen bij zich en onderhoudt beveiligde verbindingen met Nederland en militaire schepen in de omgeving. Deze voorwaarden zijn nodig om te komen tot verantwoorde inzet van onze militairen.

Veiligheid en verantwoorde inzet gaan boven alles. Aan dat principe kan en wil Defensie omwille van flexibiliteit geen concessies doen. Binnen het inzetconcept wordt uiteraard geprobeerd zo veel mogelijk aan de behoefte en vraag van de reders tegemoet te komen. Daarin zijn belangrijke stappen gezet. Het is echter niet te verwachten dat VPD’s in alle gevallen dezelfde flexibiliteit en snelheid kunnen bieden als private beveiligingsbedrijven.

Zo is Defensie gebonden aan wettelijke bepalingen ten aanzien van de inzet van mensen en middelen. De aanwezigheid van Nederlandse militairen en transport en opslag van materieel (wapens, munitie, beveiligde communicatieapparatuur) op vreemd grondgebied is onderhevig aan diplomatieke procedures. Hierdoor ontstaan wachttijden voor de aanvraag en toestemming om een VPD in te zetten. Samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gewerkt aan de verkorting van de wachttijd voor diplomatieke toestemming voor verplaatsing van wapens en munitie. De gemiddelde aanvraagtermijn voor een VPD is sinds 2011 teruggebracht van dertig naar veertien dagen. In sommige regio’s is de termijn verder verkort naar vier dagen. Gezien de afhankelijkheid van de medewerking van andere landen kan deze korte aanvraagtermijn niet gegarandeerd worden.

Het ad-hoc karakter van de zogeheten spotmarkt vereist een nog flexibelere inzet van een beveiligingsteam. Zo wordt onder andere de mogelijkheid onderzocht een VPD-team langere periodes aaneen op een schip te plaatsen. Defensie staat open voor VPD-aanvragen vanuit de spotmarkt om deze op uitvoerbaarheid te kunnen beoordelen, maar er zijn tot nu toe geen aanvragen ontvangen.

Sinds de start van de inzet van VPD’s in 2011 heeft Defensie vele stappen gezet om de teams, binnen de kaders van verantwoorde inzet, te optimaliseren. Aanvankelijk bestond een standaard VPD uit dertig militairen. In de loop der jaren is de teamgrootte teruggebracht naar achttien en later vijftien personen. Het huidige aantal van elf personen is vanuit operationeel oogpunt op basis van het gehanteerde inzetconcept de minimale standaardomvang om de bescherming op verantwoorde wijze uit te voeren en te voldoen aan de eisen die binnen Defensie gelden op het gebied van command and control en medische ondersteuning.

Om VPD’s flexibeler in te kunnen zetten zijn zogenoemde VPD-pakketten samengesteld, die bestaan uit beschermingsmiddelen, wapens, munitie, een medisch pakket en communicatiemiddelen. Hierdoor is het niet meer nodig om materieel in te vliegen naar de locaties waar de VPD wordt ingezet. Deze pakketten zijn op een aantal pre-stock locaties opgeslagen waaronder Egypte, La Réunion, Singapore en de Verenigde Arabische Emiraten. Afspraken met de autoriteiten van Sri Lanka bevinden zich thans in de afrondende fase, met Oman in de eerste fase. Defensie blijft op zoek naar de best mogelijke posities voor de opslag van deze pakketten.

De financiële bijdrage van de reder bedraagt € 5.000,– per dag dat het volledige VPD-team aan boord is. Dit bedrag staat los van de grootte van een team. De werkelijke kosten per VPD voor Defensie liggen hoger. Het kabinet streeft naar het behouden van een level playing field voor de onder Koninkrijksvlag varende koopvaardij. Daarom is besloten de meerkosten voor de VPD-inzet te financieren uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV). Hiervoor is in 2016 € 8 miljoen gereserveerd. Het kabinet acht het onmogelijk en onwenselijk om VPD’s kosteloos aan te bieden.

Defensie blijft voortdurend op zoek naar manieren om de VPD-inzet in concept en uitvoering te optimaliseren. Dit blijkt uit de ingekorte aanvraagtijd, de teruggebrachte standaardomvang van de teams en het hanteren van pre-stock locaties die grotere flexibiliteit opleveren. De zoektocht naar optimalisatie, binnen de kaders van verantwoorde inzet, is een constante inspanning. Hiertoe wordt samengewerkt met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De VPD-inzet zelf maakt deel uit van de tussentijdse evaluatie van lopende missies en operaties waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen, die uw Kamer jaarlijks op de derde woensdag in mei toegaat. Derhalve ziet Defensie geen toegevoegde waarde in een separate evaluatie van dit beleid.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven