De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterend, dat in het wetsvoorstel dat strekt tot intrekking van de WWIK geen overgangsrecht is opgenomen voor kunstenaars
die op grond van hun WWIK-beschiking na 1 januari 2012 nog onverbruikte uitkeringsrechten hebben;
overwegend, dat deze kunstenaars tot op heden in onzekerheid verkeren ten aanzien van de vraag of de WWIK al dan niet wordt
ingetrokken en of bij deze intrekking al dan niet wordt voorzien in een overgangsperiode voor deze kunstenaars met eerder
toegekende maar nog onverbruikte WWIK-rechten;
overwegend, dat, indien de Kamer vandaag besluit het onderhavige wetsvoorstel aan te nemen, kunstenaars welgeteld 11 dagen
de tijd hebben om geïnformeerd te worden en vervolgens hun leven, bedrijfsvoering en beroepspraktijk aan te passen op de nieuwe
situatie dat zij per 1 januari 2012 geen WWIK-uitkering meer zullen ontvangen;
overwegend, dat het zonder adequaat overgangsrecht en zonder redelijke overgangstermijn intrekken van een wet op grond waarvan
uitkeringsrechten worden verstrekt, in strijd is met de rechtszekerheid;
stelt zich op het standpunt het onderhavige wetsvoorstel niet aan te nemen voordat door de Tweede Kamer bij separaat wetsvoorstel
in adequaat overgangsrecht bij de intrekking van de WWIK wordt voorzien,
en gaat over tot de orde van de dag.
Scholten
Elzinga
Sent
Thissen
Vliegenthart