32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 16 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 juni 2014

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 2 april 2014 over de Vijfde voortgangsrapportage (VGR5) van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 15)

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De waarnemend voorzitter van de commissie, Van Dekken

De griffier van de commissie, Sneep

Vraag 1

  • a. Hoe groot is het totale innovatiebudget voor de gehele periode van het HWBP-2?

  • b. Welk deel van het totale innovatiebudget binnen het HWBP-2 is reeds besteed en welk deel is nog beschikbaar?

  • c. Kunt u toelichten hoe het in de aanbiedingsbrief genoemde bedrag van 5 miljoen euro voor innovatie zich verhoudt tot de inzet om 2,5% van het overheidsbrede inkoopbudget te besteden aan innovatie (Kamerstuk 33 750-J, nr. 19)?

  • d. Kunt u aangeven op welke wijze de resultaten van deze projecten ook een meerwaarde hebben buiten het HWBP-2?

Antwoord 1

  • a. Het totale innovatiebudget voor projectoverstijgende innovaties binnen HWBP-2 bedraagt 5 miljoen euro.

  • b. Het gehele budget van 5 miljoen euro is inmiddels toegedeeld aan innovatieprojecten.

  • c. Het budget van 5 miljoen euro voor innovatie is bedoeld voor innovaties die zich niet binnen een project terugverdienen maar wel kansen bieden voor volgende projecten en/of programma’s. Binnen HWBP-2 vinden echter meer innovaties plaats. Innovaties die zichzelf (naar verwachting) terugverdienen binnen een project worden op basis van de reguliere subsidieregeling bekostigd. Het meest in het oog springt het innovatieve onderzoek Dijken op Veen waarover u reeds bent geïnformeerd. Voor meer voorbeelden verwijs is graag naar mijn brief en bijbehorend overzicht van innovaties in de watersector (kamerstuk 33 750-J nr. 19). Daarnaast doen Rijkswaterstaat en de waterschappen uitgebreid ervaring op met nieuwe contractvormen als design & construct en engineering & construct. Er wordt hiermee dus een groter deel van het inkoopbudget innovatief besteed dan de genoemde 5 miljoen.

  • d. Binnen de projectoverstijgende innovatieprojecten wordt toegewerkt naar innovatieve oplossingen om keringen aan de norm te laten voldoen en bijbehorende generiek bruikbare regels en rekenmodellen voor ontwerp en veiligheidstoetsing van waterkeringen. De resultaten van de innovatieprojecten komen daarmee potentieel ten goede aan alle latere dijkversterkingen, bijvoorbeeld in het kader van het nieuwe HWBP.

Vraag 2

  • a. Kunt u aangeven welke middelen en projecten uit het HWBP-2 volgens de huidige inzichten zullen doorschuiven naar het nieuwe HWBP?

  • b. Kunt u de stand van zaken geven van de financiering van het nieuwe HWBP?

  • c. Hoeveel middelen zijn er nu meerjarig beschikbaar voor het nieuwe HWBP?

  • d. Welke middelen zijn afkomstig uit het HWBP-2?

  • e. In hoeverre is de financiering van het HWBP afgerond?

Antwoord 2

  • a. Op dit moment heeft er nog geen besluitvorming plaatsgevonden over middelen die vanuit HWBP-2 zullen doorschuiven naar het nieuwe HWBP. Ter voorbereiding op deze besluitvorming vindt thans een analyse van risicoreserveringen en mee- en tegenvallers plaats. Er schuiven geen projecten uit HWBP-2 door naar het nieuwe HWBP.

  • b. Op 1 januari jongstleden is het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming in werking getreden waarmee de afspraken uit het bestuursakkoord water over de bekostiging van het nieuwe HWBP wettelijk zijn verankerd en de structurele bekostiging van het nieuwe HWBP is geborgd.

  • c. Conform de Rijksbegroting 2014 is er tot en met 2028 een bedrag van 3.768 miljoen euro beschikbaar binnen het Deltafonds voor het nieuwe HBWP (dit is exclusief de projectgebonden bijdrage van 10% van de waterschappen).

  • d. De middelen van het nieuwe HWBP omvatten nu geen middelen afkomstig uit HWBP-2, met uitzondering van 35,3 miljoen euro die in overeenstemming met de basisrapportage HWBP-2 is overgeheveld naar het nieuwe HWBP.

  • e. Met de wettelijke regeling rond de financiering (zie antwoord 2b) is de financiering voor het nieuwe HWBP vrijwel afgerond. Het enige openstaande punt betreft de financiering van de nieuwe normering. Ik kan u alvast berichten dat daarover overeenstemming is bereikt en ik zal u hierover in mijn brief over waterveiligheid nader informeren.

Vraag 3

Welke prioriteit krijgen de bypass bij Varik-Heesselt, project Rivierklimaatpark IJsselpoort en de Grebbedijk (alle Gelderland) in de programmering en financiering van het Deltaprogramma?

Antwoord 3

Ik zal in september uw Kamer het Deltaprogramma 2015 toezenden. Daarin wordt aangegeven wat de voorgestelde voorkeursstrategieën zijn en op welke wijze daaraan uitvoering zal worden gegeven.

Vraag 4

Welke actieve bijdrage – in de vorm van capaciteit – levert het kabinet aan het opstellen van een overkoepelende strategie voor het gehele gebied IJssel-Vechtdelta (Overijssel)?

Antwoord 4

In het kader van het Deltaprogramma werkt het Rijk actief samen met onder meer de waterschappen en provincie(s) bij het opstellen van de gebiedsgerichte strategieën en draagt het Rijk ook bij aan de bekostiging van de benodigde onderzoeken.

Vraag 5

Kunt u toelichten waarom de financiële waarde van de risico's gelijk is gebleven, terwijl deze in de 5e voortgangsrapportage 625 miljoen euro bedraagt en in de 4e voortgangsrapportage 570 miljoen euro? Waardoor wordt de stijging van de financiële risico's veroorzaakt?

Antwoord 5

Tabel 12 van VGR5 geeft het overzicht van de financiële verwachtingswaarde van de risico’s weer. De financiële verwachtingswaarde van de risico’s bedraagt in zowel VGR4 als VGR5 625 miljoen euro. Er is derhalve geen sprake van een stijging van de raming.

In VGR 4 werd naast de raming ook over de prognose van de financiële verwachtingswaarde van de risico’s gerapporteerd. In deze prognose zijn ontwikkelingen meegenomen die nog niet in de raming zijn verwerkt. Dit kan verwarring oproepen. Met ingang van VGR5 rapporteer ik derhalve alleen nog over de raming.

Vraag 6

Kunt u beschrijven bij welke projecten de financiële waarde van de risico's is toegenomen?

Antwoord 6

Zie tabel 12, de financiële verwachtingswaarde (raming) van de risico’s op projectniveau is met 9 miljoen euro gedaald.

Vraag 7

Wordt het budget voor het HWBP-2 mogelijk verhoogd na de analyse van de risicoreserveringen?

Antwoord 7

Nee, het budget voor het HWBP-2 is toereikend.

Vraag 8

Is tijdige realisatie en waarborging van de veiligheid mogelijk bij de 12 projecten die zich momenteel in de planfase bevinden?

Antwoord 8

Voor alle HWBP-2 projecten geldt dat zij na afronding voldoen aan de wettelijke normen. Acht projecten die zich momenteel in de planfase bevinden, worden uiterlijk in 2017 opgeleverd. Voor vier projecten die zich momenteel in de planfase bevinden, vindt oplevering plaats na 2017, maar uiterlijk in 2021. Voor deze projecten is dat ten tijde van de Basisrapportage reeds gerapporteerd.

Vraag 11

Is er een vergroot risico voor de omvangrijke en complexe projecten en zijn de gevolgen voor de realisatie van de einddatum gemonitord?

Antwoord 11

Omvangrijke en complexe projecten kunnen een vergroot risico met zich meebrengen, ook voor de planning. Deze risico’s zijn reeds verdisconteerd in de planningen. Voor alle projecten worden de risico’s gemonitord voor realisatie van de einddatum.

Vraag 12

Wat zijn de doelstellingen en verwachte resultaten van de innovatieve initiatieven die zijn ontwikkeld in samenwerking tussen overheid, markt en kennisinstellingen?

Antwoord 12

Zie het antwoord op vraag 1. Samenwerking binnen de «gouden driehoek» (overheid, markt en kennisinstellingen) kan voor individuele versterkingsprojecten tot innovatieve maatwerkoplossingen leiden.

Vraag 13

Waarom zijn de twee projecten op het Eiland van Dordrecht samengevoegd?

Antwoord 13

Het waterschap heeft de (synchroon lopende) projecten in 2013 als één contract aanbesteed met als doel een mogelijke besparing te realiseren en de uitvoerende partij flexibiliteit te bieden in de uitvoering. Om de administratieve last te minimaliseren heeft als gevolg hiervan ook een samenvoeging van deze projecten binnen het programma plaatsgevonden.

Vraag 14

Wanneer verwacht u dat de in de planningen van projecten gegeven prognoses van mogelijke ontwikkelingen formeel worden getoetst?

Antwoord 14

Het programma actualiseert regelmatig de projectreferenties, waaronder de projectplanningen. Dit gebeurt ten tijde van contactmomenten of naar aanleiding van een wijzigingsprocedure.

Vraag 15

Kan de veiligheid van de inwoners bij Marken gewaarborgd worden na het «on-hold» stellen van de reguliere dijkversterking?

Antwoord 15

Ja. Afhankelijk van de uitkomst van de pilot meerlaagsveiligheid Marken wordt besloten op welke wijze de veiligheid in de toekomst geborgd zal worden. In de tussenliggende periode wordt het noodzakelijke beheer aan de keringen uitgevoerd.

Vraag 16

Kan de veiligheid worden gewaarborgd, nu blijkt dat er vertraging optreedt bij de projecten Houtribdijk, Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam, Dijkversterking Texel, Dijkversterking Spui Oost en Ameland Waddenzeekering?

Antwoord 16

Ja. Tot het moment dat de betreffende keringen versterkt worden, wordt het noodzakelijke beheer uitgevoerd. Zo voeren keringbeheerders in geval van hoogwatersituaties veelal frequenter inspecties uit en / of houden noodmaatregelen achter de hand bij keringen die niet aan de wettelijke norm voldoen. Voor de vijf genoemde projecten is de verwachte datum einde realisatie niet gewijzigd.

Vraag 17

  • a. Heeft de discussie over de verdeling van de kosten voor de realisatie van het project WN-006 Ipenslotersluis en Diemendammersluis nog geleid tot een aanpassing van de verdeling van de kosten? Zo ja, hoe ziet die aanpassing eruit?

  • b. Heeft het niet van start gaan van de realisatiefase bij de twee projecten Ipenslotersluis en Diemerdammersluis gevolgen voor de veiligheidsnormen?

Antwoord 17

  • a. De discussie heeft geleid tot een voorstel voor de verdeling van kosten. Hierover dient nog formele besluitvorming plaats te vinden. De kosten voor de waterveiligheidsopgave worden gedekt uit het HWBP-2 budget, en de kosten voor waterbeheer (spuifunctie) worden gedekt door het waterschap. Dit is conform de subsidieregeling.

  • b. Nee.

Vraag 18

In hoeverre zal de oplevering van projecten in 2017 geen nadere vertraging meer oplopen?

Antwoord 18

In de planningen van deze projecten zijn de nu bekende planningsrisico’s verdisconteerd. Inzichten in planningsrisico’s alsmede mogelijkheden voor beheersing kunnen echter wijzigen naarmate de projecten vorderen. Dit kan leiden tot vertragingen of versnellingen. Gestuurd wordt op een afronding van de projecten uiterlijk in 2017. In de Voortgangsrapportage wordt u hier steeds over geïnformeerd.

Vraag 19

  • a. Heeft het eerder betrekken van de markt in de planstudiefase ook daadwerkelijk geleid tot tijdwinst bij de realisatie van projecten?

  • b. Wordt de markt hierbij ook uitgedaagd om innovatief te werk te gaan of gaat het eerder betrekken van de markt alleen om tijdwinst?

Antwoord 19

  • a. Ja, in een aantal projecten leidt een tijdige betrokkenheid van de markt tot een verwachte versnelling in de uitvoering. Voorbeelden hiervan zijn de projecten Zwakke Schakels Noord Holland en Hellevoetsluis.

  • b. Het gaat om zowel tijdwinst als innovatie. Voor wat betreft het project Zwakke Schakels Noord Holland heeft het eerder betrekken van de markt bijvoorbeeld tot innovatie geleid. Bijzonder is dat zowel aanleg als onderhoud is gecontracteerd. De markt heeft hierdoor de vrijheid (gekregen en genomen) om keuzes te maken in de aanleg, aangezien zij zelf ook voor het onderhoud aan de lat staan. Vanwege vroegtijdige betrokkenheid kon het hiervoor benodigde ruimtebeslag ook nog worden meegenomen in de planproducten.

Vraag 20

Het project WN-003b Zettingsvloeiing Spui is waarschijnlijk een half jaar eerder afgerond. Welke factoren dragen hieraan bij?

Antwoord 20

De aannemer gaat voortvarend te werk en de risico’s worden goed beheerst.

Vraag 21

De consequenties voor de planning van W2–036 Waddenzeedijk Texel worden onderzocht om een kosten-batenafweging te maken. Wanneer kunnen de resultaten worden verwacht en welke invloed zou dat kunnen hebben op het verloop van het project?

Antwoord 21

Inzicht in de kosten-batenafweging voor de dijksectie nabij Oudeschild wordt deze zomer verwacht. Het resultaat kan zijn dat er significante besparingsmogelijkheden zijn. In dat geval is het gevolg dat de planning zal uitlopen omdat een deel van de planproducten moet worden herzien. Als er geen sprake is van significante besparingsmogelijkheden geldt dat de uitwerking van planproducten zonder verdere vertraging wordt opgepakt.

Vraag 22

Kan de veiligheid van de Oosterscheldekering wel gegarandeerd worden nu niet duidelijk is of Rijkswaterstaat de daartoe benodigde kennis wel in huis heeft?

Antwoord 22

De veiligheid van de Oosterscheldekering was en is niet in het geding. De benodigde kennis op het gebied van waterveiligheid in het algemeen en meer specifiek voor adequaat beheer van de Oosterscheldekering, is op dit moment nog voldoende aanwezig maar bevindt zich wel op de ondergrens. U wordt hierover nader geïnformeerd in mijn brief over waterveiligheid, voorafgaand aan het Algemeen Overleg waterveiligheid van 19 juni aanstaande.

Vraag 23

  • a. Hoe wordt zichtbaar gemaakt dat de markt bij de aanbesteding van projecten wordt uitgedaagd versnellingen in de uitvoering te realiseren?

  • b. Is dat terug te zien in een lagere fictieve aanneemsom?

Antwoord 23

  • a. Dit wordt zichtbaar gemaakt in de aanbestedingsdocumenten, meer specifiek in de EMVI (Economisch Meest Voordelige Inschrijving) criteria.

  • b. Ja, mits de versnelling als kans apart als EMVI criterium is meegenomen.

Vraag 24

  • a. Hoe ziet de versterking van de projectorganisaties en het risicomanagement van onder andere de waterschappen Vallei en Veluwe, Hollandse Delta en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier er uit?

  • b. Welke andere waterschappen zijn hiermee bezig gelet op de woorden «onder andere» in paragraaf 5.2, tweede alinea?

Antwoord 24

  • a. In algemene zin is ingezet op het betrekken van de voldoende en kwalitatief juiste capaciteit, kennis en competenties binnen de projectteams. Meer specifiek is bijvoorbeeld ingezet op het uitwisselen van kennis en ervaringen uit Ruimte voor de Rivier projecten (waterschap Vallei en Veluwe), op het inrichten van risicogestuurd programmamanagement conform de Prince-2 systematiek (waterschap Hollandse Delta) en op het versterken van projectteams door professionals betrekken in de projecten en ook in dienst te nemen (hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier).

  • b. Alle waterschappen met lopende HWBP-2 projecten zijn hiermee bezig.

Vraag 25

Enkele projecten zijn omvangrijker en complexer dan waar beheerders tot nu toe verantwoordelijk voor zijn geweest. Wordt er extra aandacht besteed aan deze projecten opdat eventuele risico’s snel kunnen worden geconstateerd?

Antwoord 25

Ja. Op deze projecten vindt intensievere projectbegeleiding plaats met extra aandacht voor beheersing. Zo wordt bijvoorbeeld bij de vijf financieel meest omvangrijke projecten een onafhankelijke second opinion op de projectraming uitgevoerd voorafgaand aan het moment van de (voorlopige) subsidiebeschikking.

Vraag 26

Wat is er vernieuwend aan het feit dat de sleutel voor een goede risicobeheersing ligt in een goede communicatie met de omgeving en het betrekken van de omgeving bij vorderingen in het projectplan?

Antwoord 26

Het gaat hierbij niet om een vernieuwing.

Vraag 27

  • a. Is de verwachtingswaarde in tabel 6 gebaseerd op het restrisico nadat beheersmaatregelen zijn genomen?

  • b. Zo nee, wat zijn de waarden van de restrisico's?

Antwoord 27

  • a. Nee. De tabel geeft de actuele verwachtingswaarde van de risico’s (raming), omdat het effect van de getroffen (of nog te treffen) beheersmaatregelen nog niet bekend is.

  • b. Binnen het programma wordt niet gestuurd op restrisico’s.

Vraag 28

Hoe vaak zijn claims van een aannemer (meerwerk) daadwerkelijk voorgekomen en hoe vaak is er onduidelijkheid opgetreden over wie de rekening betaalt?

Antwoord 28

Claims van aannemers komen regelmatig (met verschillende omvang) voor in de uitvoering van projecten, waarbij het gesprek gevoerd wordt tussen aannemer en opdrachtgever over de contractuele verantwoordelijkheidsverdeling en eventuele (financiële) consequenties. De beheerders en het programmabureau onderhouden hier intensief contact over.

Vraag 29

Hoe komt het, dat de verwachtingswaarde van claims en de onduidelijkheid omtrent wie er betaalt, zijn toegenomen?

Antwoord 29

De verwachtingswaarde van claims is gestegen omdat er meer (omvangrijke) projecten in uitvoering zijn gekomen en er regelmatig scherp is ingeschreven door marktpartijen.

Vraag 30

Op welke manier wordt de kennis en ervaring binnen projectteams versterkt opdat de veiligheid gewaarborgd kan worden?

Antwoord 30

Dit gebeurt zowel via eigen bemensing van de beheerders als via inzet van externe expertise. Iedere beheerder is er in beginsel zelf verantwoordelijk voor om de juiste kennis en ervaring binnen een project te betrekken. Vanuit het programmabureau wordt aanvullend gefaciliteerd middels bijvoorbeeld opleidingen en vakdagen op verschillende thema’s, waaronder techniek, inkoop, aanbesteding en contractbeheersing. Zie ook het antwoord op vraag 24.

Vraag 31

Kunnen de voorziene planning en eindrealisatie op tijd worden gehaald, nu blijkt dat er een aantal risico’s op programmaniveau zijn geconstateerd?

Antwoord 31

Ja, mits deze risico’s afdoende worden beheerst. Hierover vindt structureel overleg plaats tussen beheerders en programmabureau.

Vraag 32

Waarom is in deze verslagperiode budget vanuit het programma «onvoorzien» overgeheveld?

Antwoord 32

De onttrekking uit het programma «onvoorzien» heeft plaatsgevonden ten bate van het project Eemdijken en Zuidelijke Randmeren van waterschap Vallei en Veluwe. Naar aanleiding van de resultaten van een onderzoek naar waterspanningen in de waterkering diende het ontwerp aangepast te worden waardoor het beschikbare projectbudget niet meer toereikend was.

Vraag 35

  • a. Kunt u uitgebreid beschrijven welke verbeterpunten er in het plan van aanpak van het Programmabureau staan, zoals beschreven op pagina 13 van het accountantsrapport bij de 4e voortgangsrapportage van het HWBP-2?

  • b. Verwacht u dat het plan van aanpak van het Programmabureau ertoe zal leiden dat de accountant in het volgende accountantsrapport de eerder genoemde aandachtspunten goed zal keuren?

Antwoord 35

  • a. Het Programmabureau heeft in overleg met de Auditdienst Rijk speerpunten benoemd voor de verdere ontwikkeling van de beheersing. De belangrijkste daarvan zijn (1) het navolgbaar vastleggen van afspraken, wijzigingen en besluiten, en (2) het beter invullen van de (werking van de) procedure contactmomenten. Afspraken worden op een gestandaardiseerde wijze vastgelegd, onder andere voor de «dagelijkse» projectbegeleiding en bij toetsverslagen voor contactmomenten. Voor het doorlopen van contactmomenten zijn in overleg met de beheerders «spoorboekjes» opgesteld. De transparantie van het toetsproces is vergroot middels het vastgestelde toetsboek.

  • b. Ik zie het accountantsrapport bij VGR6 met vertrouwen tegemoet.

Vraag 37

Kunt u tot een werkwijze komen waarbij de Kamer, naast het jaarlijkse accountantsrapport, een betere omschrijving van de voortgang van de 88 HWBP-projecten kan ontvangen?

Antwoord 37

Hiertoe dient de halfjaarlijkse voortgangsrapportage, die is opgesteld conform de met uw Kamer afgesproken uitgangspunten.

Vraag 38

  • a. Kunt u aangeven welke gevolgen het inhouden van de prijsbijstelling van tranche 2013 heeft gehad op het budget en de doelen van het HWBP-2?

  • b. Kunt u toelichten hoe de zin in paragraaf 6.2 «de bijstelling van de ramingen naar het actuele prijspeil (+26 miljoen) zich verhoudt tot het eerdere besluit van het kabinet om de prijsbijstelling voor 2013 in te houden?

  • c. Heeft er dekking uit andere budgetten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu plaatsgevonden om de ramingen naar het actuele prijspeil te kunnen brengen? Zo ja, uit welke budgetten?

Antwoord 38

  • a. Vanuit het Ministerie van Financiën is in 2013 geen prijsbijstelling uitgekeerd. Het budget voor HWBP-2 is geïndexeerd door de verhoging van de bijdrage van de waterschappen aan HWBP-2 en de prijsbijstelling die door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is doorgevoerd vanuit vrije programmaruimte in het Deltafonds. Hierdoor is het programmabudget in totaal met 17 miljoen euro toegenomen. De bijstelling van de programmaraming naar het actuele prijspeil heeft geleid tot een bijstelling van +26 miljoen euro. Omdat op dit moment het budget nog steeds hoger is dan de programmaraming, zijn er geen gevolgen voor de doelen van het HWBP-2.

  • b. De (jaarlijkse) besluitvorming rond de prijsbijstelling van het budget staat los van het (jaarlijks) bijstellen van de projectramingen naar het actuele prijspeil. Het streven is om de projectramingen zo realistisch mogelijk te maken, ongeacht besluitvorming over het budget.

  • c. Nee.

Vraag 39

Wanneer kunt u een nieuwe bandbreedte geven van de uitgaven van het HWBP-2, gezien het feit dat ten opzichte van de vierde voortgangsrapportage acht projecten minder in planfase zijn en zes méér in realisatiefase?

Antwoord 39

Ten behoeve van VGR6 vindt een nieuwe doorrekening van de programmaraming plaats die resulteert in een geactualiseerde bandbreedte van uitgaven.

Vraag 40

Zijn er inmiddels voorkeursbesluiten binnen het HWBP-2 genomen? Zal onzekerheid van de ramingen hierdoor afnemen en zullen de planningen stabieler worden, zoals in mei 2103 werd verwacht (Kamerstuk 32 698 nr. 10, pagina 7)?

Antwoord 40

Het voorkeursbesluit voor het project Houtribdijk is inmiddels door mij genomen. Over dit besluit wordt u nader geïnformeerd in mijn brief over waterveiligheid, voorafgaand aan het Algemeen Overleg waterveiligheid van 19 juni aanstaande. Het enige nog resterende voorkeursbesluit is voor het project Ipenslotersluis en Diemerdammersluis. Dit wordt op korte termijn verwacht (zie ook vraag 17). De onzekerheid van de ramingen in deze projecten neemt hierdoor af en de planningen worden stabieler.

Vraag 41

Kunt u aangeven of uit de prognoses van de projectramingen blijkt dat het risico van realisatiekosten mogelijk hoger uitvallen, gevolgen heeft voor het uit kunnen voeren van alle voorgenomen en noodzakelijke projecten? Zo nee, welke projecten vallen er af?

Antwoord 41

Naar verwachting heeft dit geen gevolgen voor het kunnen uitvoeren van de voorgenomen en noodzakelijke projecten. Er vallen dus geen projecten af.

Vraag 42

Is er, nu er concreter zicht is op de uiteindelijk verwachte kosten, nu meer duidelijkheid over de uiteindelijk te realiseren kilometers aan te bouwen dijken? En is dit minder dan de prognose?

Antwoord 42

Er is geen onduidelijkheid over de te realiseren kilometers te versterken dijken. Het betreft 366,2 kilometer.

Vraag 43

Kunt u toelichten waarom de kasuitgaven (6.4 tabel 16) in de jaren 2014–2016 met 189 miljoen euro afnemen, terwijl deze pas vanaf 2017 weer zullen toenemen? Bij welke projecten treden vertragingen op en met welke redenen?

Antwoord 43

Er is sprake van een drietal oorzaken die tezamen tot dit effect leiden: (1) Er zijn projecten versneld waardoor de kasreeks in toekomstige jaren daalt (b.v.: project Zwakke Schakels Noord Holland heeft een hoger kaseffect in 2013 gerealiseerd) (2) Er zijn aanbestedingsmeevallers opgetreden (b.v. projecten Eiland van Dordrecht en Wieringermeerdijk en omgelegde Stonteldijk)(3) Er zijn enige vertragingen opgetreden (b.v. project Koegraszeedijk). Voor overige vertragingen in projecten en toelichtingen hierop, zie tabel 4 en paragraaf 4.3.

Vraag 44

Kan op basis van de kasreeks in paragraaf 6.4, tabel 16, worden geconcludeerd dat het HWBP-2 vanaf 2014 vertraging oploopt ten opzichte van de vierde voortgangsrapportage?

Antwoord 44

Nee. Zie ook het antwoord op vraag 43.

Vraag 45

Waarom heeft u de financiële tabellen voor de periode 2017 en verder niet per jaar uitgesplitst, zoals toegezegd in de antwoorden op vragen van de vaste Kamercommissie Infrastructuur en Milieu over de derde voortgangsrapportage (VGR3) van het HWBP-2 (Kamerstuk 32 698 nr. 10, pagina 7)?

Antwoord 45

Dit is per abuis achterwege gebleven en zal vanaf nu doorgevoerd worden.

Vraag 46

Kunt u de uitsplitsing per jaar voor de periode van 2017 en verder alsnog geven voor de vijfde voortgangsrapportage, en daarbij een vergelijking maken met de vierde voortgangsrapportage?

Antwoord 46

De volgende tabel presenteert het gevraagde overzicht voor zowel de budgetreeks (aansluitend bij tabel 8 in VGR5), de ontvangsten (aansluitend bij tabel 10 in VGR5) als de kasreeks (ramingen, aansluitend bij tabel 16 in VGR5) voor zowel VGR4 als VGR5.

Vraag 47

In hoeverre is met kasuitgaven geschoven binnen de periode 2017 en verder? Wat betekent dit voor de te behalen einddoelen bij het HWBP-2?

Antwoord 47

De opgetreden verschuivingen in de kasuitgaven (tabel 16) zijn de consequentie van versnellingen, aanbestedingsmeevallers en vertragingen, in lijn met dat wat beschreven is in mijn antwoord op vraag 43. Aanvullend wordt in deze reeksen zichtbaar dat de financiële verwachtingswaarden van programmarisico’s in de kasreeks (raming) aan het einde van het programma (2021) worden opgenomen. Ditzelfde geldt voor opgetreden (deels voorlopige) aanbestedingsmeevallers van projecten die in 2021 opgenomen worden. De opgetreden verschuivingen hebben geen consequenties voor de te behalen einddoelen bij het HWBP-2.

Vraag 48

Kunt u de uitsplitsing per jaar voor de periode 2017 en verder standaard opnemen in de volgende voortgangrapportages HWBP-2? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 48

Ja.

Vraag 49

In welk jaar zullen de laatste projecten in het kader van HWBP-2 afgerond worden?

Antwoord 49

In 2021 (zie tabel 4 in VGR5).

Vraag 50

Kunt u alsnog uw toezegging nakomen om bij de vijfde voortgangsrapportage HWBP-2 meer in detail in te gaan op de kennisborging omtrent waterveiligheid bij Rijkswaterstaat (Kamerstuk 33 750-J, nr 18 pagina 42 en pagina 45)? Hoe is de stand van zaken op dit moment met de kennis over waterveiligheid bij Rijkswaterstaat?

Antwoord 50

Zie het antwoord op vraag 22, en mijn brief over waterveiligheid aan uw Kamer waaraan ik eerder refereerde.

Naar boven