32 678 Defensie Materieel Organisatie (DMO)

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2011

Tijdens het vragenuur op 19 april jl. was onder meer een artikel in de Volkskrant van 16 april jl. aan de orde over belangenverstrengeling bij het Commando Zeestrijdkrachten. In de regeling der werkzaamheden op dezelfde dag heeft het lid Eijsink (PvdA) om een brief gevraagd over de te nemen interne maatregelen en de taken van de commissie Integriteitszorg. Het verzoek is van 19 april 2011 met kenmerk 2011Z08300. Ik kan u daarover het volgende melden.

Naar aanleiding van de publicatie in de Volkskrant gaat de Commandant Zeestrijdkrachten na of in andere gevallen waarin toestemming is verleend voor nevenwerkzaamheden de desbetreffende besluiten de toets der kritiek ook bij nader inzien kunnen doorstaan. Zo nodig worden aanpassingen gedaan. Leidinggevenden zal hij er nadrukkelijk op wijzen dat in gevallen waarin aan de uitvoering van nevenwerkzaamheden voorwaarden zijn verbonden, zij verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving daarvan. Zoals de COID heeft bepleit zullen in voorkomend geval nevenwerkzaamheden ook aan de orde worden gesteld tijdens functioneringsgesprekken. Deze maatregelen zijn ook van toepassing op de overige defensieonderdelen. Intussen wordt ook gewerkt aan een aanpassing van de Regeling nevenwerkzaamheden Defensie (Stc. 14 juni 2000, nr. 112, pag. 9) en aan de concretisering van de criteria in de toelichting bij deze Algemene maatregel van Bestuur. De aangepaste regeling zal opnieuw worden gepubliceerd. Het betreft, kortom, initiatieven om de alertheid in de organisatie met onmiddellijke ingang en bovendien in structurele zin te verhogen.

Met mijn brief van 17 maart jl. (Kamerstuk 32 678, nr. 8) heb ik de Kamer geïnformeerd over de commissie die het stelsel van integriteitszorg van Defensie zal onderzoeken. De maatregelen die Defensie nu zelf neemt, zullen deel gaan uitmaken van het stelsel van integriteitszorg dat het onderwerp van onderzoek van de commissie is. De commissie kan daarover oordelen en zo nodig aanbevelingen doen voor verdere aanvullingen of aanscherpingen.

De taken van de commissie zoals beschreven in de instellingsbeschikking die met de brief van 17 maart is meegestuurd, blijven ongewijzigd. In de beschikking staat ook dat de commissie op 1 juli haar rapport uitbrengt, als de noodzakelijke zorgvuldigheid dat toelaat. De commissie heeft haar werkzaamheden daarop afgestemd, maar garanties zijn nog niet te geven. Het is in ieder geval niet mogelijk de opleverdatum te vervroegen.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven