32 637 Bedrijfslevenbeleid

A BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2014

Op 23 september 2013 is de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Zuidvleugel (hierna Innovation Quarter) opgericht met als doel het stimuleren van de economische ontwikkeling in de regio Zuid-Holland. Deze doelstelling is gelijk aan de doelstelling van de reeds bestaande ontwikkelingsmaatschappijen voor de regio’s waar deze Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen actief zijn.

Hoewel ik het voornemen tot oprichting van en deelneming in Innovation Quarter per brief van 25 juni 2013 (TK 32 637 nr. 61) aan de Tweede Kamer heb gemeld, is daarna de voorhangprocedure, die artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) voorschrijft, niet gevolgd.

Om in het kader van de oprichting van Innovation Quarter, toch zoveel mogelijk in overeenstemming met de voorhangprocedure te handelen, heb ik het in artikel 34 voorgeschreven overleg met de Algemene Rekenkamer in het voorjaar van 2014 gevoerd om vervolgens uw Kamer en de Tweede Kamer te kunnen informeren over de resultaten van dit overleg. In de bijlage treft u de brief1 aan waarin de Algemene Rekenkamer zijn aandachtspunten heeft verwoord.

Bij de start van Innovation Quarter hebben de (elf) oprichters2 een startkapitaal van € 27,7 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 10 mln ten laste komt van mijn begroting. Ik heb daarmee een minderheidsbelang van 36,1%, gelijk aan dat van de provincie Zuid-Holland. Dit kapitaal is bestemd voor participatie-activiteiten. Voor de kerntaken acquisitie en business development heb ik voor de jaren 2014–2016 een subsidie van jaarlijks € 1 mln in het vooruitzicht gesteld.

In afwijking van het centrale model (aandeelhouderschap bij Financiën), maar in lijn met het aandeelhouderschap ten aanzien van de reeds bestaande Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen, is bij Innovation Quarter sprake van een beleidsdeelneming door EZ vanwege de sterke beleidsmatige verwevenheid van het takenpakket van Innovation Quarter met het EZ-beleidsterrein. Hierdoor blijven de deelnemingen in de ROM’s in één hand bij de Minister van EZ.

De deelneming is verantwoord op het beleidsartikel 12 (Een sterk innovatievermogen) van de EZ-begroting. Gelet op de ervaringen met de andere ROM’s schat ik de risico’s samenhangend met deze deelneming laag in.

De Algemene Rekenkamer vraagt hoe het minderheidsaandeel in Innovation Quarter zich verhoudt tot het in de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 geformuleerde streven van het kabinet om via actief aandeelhouderschap bij te dragen aan de borging van publieke belangen.

Het nationaal publieke belang dat bij de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen aan de orde is, betreft het versterken van de economische structuur van regio’s door zorg te dragen voor meer bedrijvigheid en werkgelegenheid in de regio’s door middel van investeringsbevordering, bevordering van ontwikkeling en innovatie, participatie en beheer (het verstrekken van risicokapitaal) en herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen.

De oprichting van Innovation Quarter past in mijn streven om via publieke regionale ontwikkelingsmaatschappijen de inspanningen van Rijk en regio te bundelen op de kerntaken acquisitie, ontwikkeling en innovatie (business development) en participatie/ondernemingsfinanciering. Het gaat hier nadrukkelijk om een gezamenlijk initiatief met de regio, in dit geval provincie, gemeenten en kennisinstellingen, waarbij draagvlak in de regio en de bereidheid tot financiële participatie door partijen in de regio voor mij van groot belang zijn. Deze gezamenlijkheid dient zich in mijn optiek ook te weerspiegelen in de participaties door de verschillende overheden in Innovation Quarter en de stemverhoudingen in de aandeelhoudersvergadering. Genoemd publieke belang wordt in gezamenlijkheid met de regiopartners geborgd. Een meerderheidsbelang voor de staat met de bijbehorende zeggenschap in de aandeelhoudersvergadering is hiervoor niet noodzakelijk.

Aan Innovation Quarter wordt, overeenkomstig de situatie bij de andere ROM’s, de eis gesteld dat de middelen revolverend belegd worden. Innovation Quarter dient een rendement te behalen op de investeringen, passend bij de risico’s die met deze investeringen gepaard gaan, zodat de continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd. Voor Innovation Quarter is dit zo vormgegeven dat na aftrek van de apparaatskosten een zodanig rendement behaald wordt dat de reële waarde van het ter beschikking gestelde vermogen op peil blijft. Hierdoor behoudt Innovation Quarter zijn waarde en kan Innovation Quarter blijven investeren ten behoeve van de gestelde beleidsdoelen.

Periodiek wordt de taak die door de ROM’s wordt uitgevoerd in relatie tot de hiervoor genoemde beleidsdoelstelling geëvalueerd. Dit is voor het laatst gebeurd in 2010. Ook in de komende jaren zal ik conform de hiervoor geldende regels de werking van en het beoogde doel met de ROM’s periodiek evalueren.

De Algemene Rekenkamer wijst mij op mijn verantwoordelijkheid en bevoegdheid om te controleren of de door mij verstrekte subsidie recht- en doelmatig wordt besteed en om in te grijpen als dit niet het geval mocht zijn. Ik ben mij hiervan ten volle bewust en zal deze verantwoordelijkheid ten aanzien van de controle op de besteding van de door mij verstrekte subsidie ook daadwerkelijk vormgeven conform de hiervoor geldende richtlijnen, zoals verwoord in de kaderwet en het kaderbesluit EZ-subsidies.

Verder wijst de Algemene Rekenkamer er op dat er voor de Algemene Rekenkamer en de provinciale en lokale rekenkamers geen wettelijke basis bestaat om bij Innovation Quarter onderzoek ter plaatse te verrichten, omdat de staat minder dan 95% van de aandelen houdt en de provincie Zuid-Holland en elke gemeentelijke aandeelhouder afzonderlijk minder dan 50% van de aandelen in Innovation Quarter houdt. De Algemene Rekenkamer heeft het ontbreken van een wettelijke basis ook onder de aandacht gebracht van de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die verantwoordelijk zijn voor de Comptabiliteitswet 2001, respectievelijk de Gemeentewet en de Provinciewet, waarin de bevoegdheden voor de Algemene Rekenkamer respectievelijk de lokale en provinciale rekenkamers zijn vastgelegd. Beide ministers zullen naar aanleiding hiervan een reactie aan de Algemene Rekenkamer sturen over het ontbreken van deze wettelijke basis.

Dit neemt niet weg dat, indien er subsidie aan Innovation Quarter wordt verstrekt, de Algemene Rekenkamer op basis van artikel 91, eerste lid, onderdeel c, van de Comptabiliteitswet 2001 controlebevoegdheden heeft om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de subsidieverstrekking bij Innovation Quarter ter plaatse te onderzoeken.

Daarnaast kan de Algemene Rekenkamer op basis van artikel 91, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 onderzoek verrichten naar Innovation Quarter aan de hand van documenten die bij het Ministerie van Economische Zaken daarover aanwezig zijn

Een wettelijke basis voor onderzoek ter plaatse ontbreekt echter momenteel. Met Innovation Quarter en de medeaandeelhouders ben ik in gesprek om te bezien op welke wijze, indien daar aanleiding toe is, onderzoek ter plaatse door de rekenkamers kan worden verricht.

Een brief met vergelijkbare inhoud heb ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gezonden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 156187.

X Noot
2

Dit betreft: gemeente Rotterdam, gemeente Leiden, TU Delft Holding B.V., Libertatis Ergo Holding B.V., Academisch Ziekenhuis Leiden, gemeente Den Haag, Erasmus MC, Provincie Zuid Holland, de Staat der Nederlanden, gemeente Delft, gemeente Westland

Naar boven