32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2012

Binnenkort wordt herdacht dat twee jaar geleden de vliegramp plaatsvond in Tripoli waarbij 103 mensen het leven lieten, waaronder 70 Nederlanders. In dat licht informeren wij uw Kamer graag over de stand van zaken bij de vervolgaanpak van de vliegramp, in het bijzonder het onderzoek naar de oorzaak daarvan.

Stand van zaken

Naar eigen zeggen hadden de Libische onderzoekers al behoorlijke vorderingen gemaakt toen in februari 2011 in Libië de ongeregeldheden uitbraken en de werkzaamheden moesten worden gestaakt.

In die periode is vanwege de omstandigheden in Libië de Nederlandse ambassade gesloten. Na de zomer van 2011 is de ambassade heropend en is er verschillende keren contact geweest met de Libische autoriteiten over de zaak.

In september 2011 organiseerden de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Infrastructuur en Milieu een informatiebijeenkomst waarop nabestaanden met hun vragen terecht konden.

Direct na het aantreden van een overgangsraad in Libië en de vorming van een voorlopige regering, is in november 2011 tijdens het bezoek van minister Rosenthal aan Tripoli aangedrongen op een spoedige hervatting van het onderzoek. Daarbij kwam van de Libische autoriteiten de toezegging dat de overgangsregering het onderzoek zou oppakken en dat voltooiing van het onderzoek naar verwachting nog zes maanden in beslag zou nemen.

Onlangs gaven de betrokken Libische autoriteiten tijdens de voorbereiding van een luchtvaart-bijeenkomst in EU-verband in Brussel, het Air Safety Committee, aan dat zij vóór 12 mei 2012 geen eindrapport kunnen opleveren. Die berichten zijn bevestigd in gesprekken met de Nederlandse ambassadeur, die daarover zijn teleurstelling uitsprak.

In het Air Safety Committee is vervolgens het gebrek aan voortgang van het onderzoek mede reden geweest tot een kritische beoordeling richting Libië. Dit is voor Libië aanleiding geweest om vluchten van Libische luchtvaartmaatschappijen naar de EU op te schorten.

Bovendien is er gedurende deze periode contact geweest met andere betrokkenen, waaronder de landen die ook slachtoffers te betreuren hadden.

Op die manier zijn alle betrokkenen zo goed mogelijk meegenomen in nieuwe ontwikkelingen en de inzet op een spoedige en zorgvuldige afwikkeling.

Bezoek aan Tripoli

In het licht van deze stand van zaken heeft de secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 3 en 4 april een bezoek gebracht aan Tripoli om aan te dringen op een spoedige en zorgvuldige afwikkeling van het onderzoek.

In gesprekken met de minister van Transport Yousif al-Wahishi en de vice-minster van Buitenlandse Zaken is andermaal uiteengezet dat het ook voor de nabestaanden van wezenlijk belang is dat het onderzoek nu snel wordt afgerond. Daarbij is opnieuw Nederlandse assistentie aangeboden. Verder heeft de secretaris-generaal wederom gewezen op de mogelijkheid dat Libië aan de ICAO verzoekt het onderzoek aan een andere partij te mogen overdragen, mochten de Libische autoriteiten tot de conclusie komen dat zij zelf over onvoldoende mogelijkheden beschikken om het af te ronden.

Al-Wahishi is zich zeer bewust van het feit dat het ook voor alle betrokkenen, in het bijzonder de nabestaanden, van groot belang is dat de oorzaken bekend worden en hij realiseerde zich dat de vertraging die is opgetreden een extra belasting oplevert.

Hij committeerde zich er alles aan te doen om de zaken te bespoedigen en benadrukte dat Libië zelf in staat is het onderzoek af te ronden. Binnenkort reizen de Libische onderzoekers naar Frankrijk om de nog openstaande onderdelen van het onderzoek te finaliseren.

Ten slotte erkende hij het belang van tussentijdse communicatie en uitte hij zijn spijt over de opgelopen vertragingen. Inmiddels heeft dat geleid tot een publieke persverklaring van de Libische overheid, die deze week uitkwam (bijlage)1.

Vervolg

In de gesprekken in Tripoli werden enkele zaken toegezegd.

De Libische onderzoekers reizen op korte termijn naar Frankrijk, alwaar zij de openstaande delen van het onderzoek zullen afronden.

De onderzoekers zijn daarbij van plan om Nederland aan te doen om onder meer met collega’s van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en Buitenlandse Zaken te spreken over de voortgang in het proces van het onderzoek en eventuele mogelijkheden voor Nederlandse assistentie bij de afwikkeling daarvan. Daarbij is ook de mogelijkheid genoemd om een rol te spelen in het onderzoeksteam voor de laatste fase. De precieze modaliteiten zullen ook met de onderzoekers worden besproken als zij in Nederland zijn.

Ten slotte hebben de onderzoekers zich bereid getoond bij die gelegenheid te spreken met een vertegenwoordiging van de Nederlandse nabestaanden; een dergelijk gesprek zal vanuit de overheid vanzelfsprekend worden gefaciliteerd.

Nabestaanden

De nabestaanden van de slachtoffers zijn per brief op de hoogte gesteld van bovenstaande informatie. Ook in de toekomst zullen zij bij nieuwe ontwikkelingen direct op de hoogte worden gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven