32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 augustus 2011

Tijdens het Algemeen Overleg over de Nederlandse bijdrage aan de Navo-operatie Unified Protector ter uitvoering van VN Veiligheidsraadresolutie 1973, op 31 maart jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 19), is nadere informatie toegezegd over het overdragen en berechten van arrestanten in het kader van de handhaving van het wapenembargo jegens Libië. Met deze brief wordt, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, deze toezegging gestand gedaan.

De Nederlandse bijdrage aan de Navo-operatie Unified Protector is er onder andere op gericht het wapenembargo te doen naleven dat de VN Veiligheidsraad heeft ingesteld in resoluties 1970 en 1973. Hoewel bij het handhaven van dit wapenembargo arrestaties kunnen worden verricht, is er momenteel geen aanleiding om aan te nemen dat Nederland en Nederlandse eenheden bij dergelijke arrestaties betrokken zullen raken. Hr. Ms. Haarlem beschikt niet over boarding-capaciteit om verdachte schepen te betreden en eventuele arrestaties te verrichten. Indien Hr. Ms. Haarlem een verdacht schip zou begeleiden naar een haven voor inspectie ligt het voor de hand dat de competente autoriteiten van het land waarin de haven gelegen is een eventuele arrestatie verrichten en mogelijkerwijs vervolgen. De Navo is momenteel in overleg met enkele landen om hun havens ter beschikking te stellen voor dat doel. Hierover is echter nog geen overeenstemming bereikt.

Volledigheidshalve zij vermeld dat in Nederland schending van het embargo strafbaar is op grond van Sanctiewet 1977 in samenhang met de Sanctieregeling Libië 2011. De strafbaarstelling strekt zich echter alleen uit tot Nederlanders.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven