32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2011

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 4 februari 2011 met kenmerk 2011D05825 inzake de actuele situatie in de Arabische Wereld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Inleiding

Met deze brief informeer ik u, mede met het oog op de aanstaande reis van de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken naar het Midden-Oosten, over de actuele situatie in de landen die bezocht zullen worden en over andere landen in de regio waar de roep om hervormingen klinkt. Daarnaast geef ik de hoofdlijn van de inzet van de Nederlandse regering en de Europese Unie in reactie op deze ontwikkelingen.

In een later stadium zal ik u conform uw verzoek een meer uitgebreide analyse sturen van de politieke en economische ontwikkelingen in de Arabische wereld en van de mogelijkheden die Nederland bilateraal en in EU kader heeft om op deze ontwikkelingen in te spelen.

Actuele situatie in de landen en gebieden die de commissieleden zullen bezoeken

In Libanon vonden in januari 2011 vonden enige onlusten plaats, die het gevolg waren van het aftreden van premier Hariri. De positie van de premier was vooral onder druk gekomen door het verzet van Hezbollah tegen de recent ingediende aanklacht van het Speciaal Tribunaal voor Libanon, hetgeen losstond van de regionale ontwikkelingen. Op 25 januari werd de soennitische ex-premier Najib Miqati benoemd tot formateur. Miqati was de kandidaat van Hezbollah en geldt als een gematigde persoonlijkheid, met nauwe zakelijke banden met Syrië. Het is vooralsnog onduidelijk hoeveel steun hij krijgt van de soennitische gemeenschap in Libanon. Het soennitische blok dat door zijn voorganger Hariri wordt geleid, heeft deze week aangekondigd oppositie te gaan voeren tegen het kabinet-Miqati.

De demonstraties in Jordanië waren wel geïnspireerd door de gebeurtenissen in Tunesië en Egypte. In reactie hierop heeft de Jordaanse koning de regering ontslagen. De daarop aangetreden regering onder premier Al Bakhit heeft een verdergaande hervormingsopdracht van de koning gekregen. Prioriteiten daarbij zijn herziening van de kieswet, bestrijding van corruptie, en betere voorlichting aan de burger over achtergrond en noodzaak van (impopulaire) economische hervormingsmaatregelen.

Israël beziet de regionale ontwikkelingen van de afgelopen weken met zorg, zoals mij is gebleken tijdens mijn recente bezoek aan het land. Grote vraag voor Israël is welke invloed de ontwikkelingen in de regio hebben op de veiligheid van het land en het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Men is onder meer bezorgd over een mogelijke ontsluiting van Gaza. De Israëlische regering heeft intussen met instemming kennis genomen van het besluit van de Egyptische Hoge Militaire Raad om de bestaande internationale overeenkomsten te respecteren.

Ook de Palestijnse Autoriteit (PA) is bezorgd over de situatie in Egypte. De PA ervaart deze als een verzwakking van de positie van de gematigde landen binnen de Arabische Liga en als een mogelijke versterking van de positie van Hamas. Het aftreden van het Palestijnse kabinet en de aankondiging van lokale, parlementaire en presidentiële verkiezingen medio dit jaar is een poging om het vertrouwen van de bevolking in de PA te herstellen; Hamas heeft inmiddels aangekondigd hier niet aan te zullen meewerken. Daarnaast hebben de Palestine Papers het gezag van het Palestijnse leiderschap aangetast, omdat de indruk is gewekt dat het bereid was tot vergaande concessies in het Midden-Oosten Vredesproces zonder enige Israëlische toezegging.

Actuele situatie in andere landen in de regio, waar roep om hervormingen klinkt

In Egypte trad op 11 februari jl. president Mubarak af, nadat grote groepen vreedzaam protesterende Egyptenaren op een indrukwekkende manier hadden aangedrongen op hervormingen. Deze gebeurtenissen maken het mogelijk voor Egypte om een historische stap te zetten naar democratie en naar een rechtsstaat die respect voor burgerlijke vrijheden garandeert. De inmiddels geïnstalleerde Hoge Militaire Raad zal nu moeten werken aan de vorming van een breed gedragen regering, aan een ordelijke transitie die leidt tot vrije en eerlijke verkiezingen, versterking van de rule of law, de rechtsstaat en eerbiediging van mensenrechten, alsmede tot hervormingen van de economie.

De situatie in Tunesië is aanzienlijk rustiger dan enkele weken geleden, maar nog steeds instabiel (zie mijn brief van 31 januari 2011, Kamerstuk 32 623). Iedere dag proberen honderden Tunesiërs illegaal de Middellandse Zee over te steken naar Italië en de rest van Europa. Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft op 14 februari jl. Tunesië bezocht om de Europese inzet in Tunesië met de interim-regering te bespreken. Tijdens haar bezoek heeft HV Ashton aangekondigd dat de EU € 258 mln hulp voor Tunesië beschikbaar stelt tot 2013. Daarnaast is € 17 mln per direct toegekend. Daarbij wordt momenteel onderzocht of de Europese Investeringsbank leningen beschikbaar kan stellen, onder andere voor het midden- en kleinbedrijf.

Na de massale protesten van juni 2009 en de daaropvolgende maanden in Iran, hebben de oppositiebewegingen nieuwe inspiratie en moed geput uit de Egyptische revolutie en hebben serieuze protesten plaats, waarin het aftreden van het Iraanse leiderschap wordt geëist. Net als in 2009 wordt dit protest met harde hand door ordetroepen en Basij tegemoet getreden en worden de politieke leiders van het protest verketterd en bedreigd.

President Bouteflika van Algerije kondigde aan dat hij zal bezien hoe de noodtoestand zo snel mogelijk kan worden opgeheven. Desondanks vond op 12 februari jl. een demonstratie plaats van naar schatting 5000 mensen in het centrum van Algiers. Tegelijkertijd demonstreerden kleinere groepen in Oran en andere Algerijnse steden. De demonstraties in Algiers en Oran waren verboden en er was een aanzienlijke politiemacht op de been. In Algiers zijn 300 demonstranten aangehouden en vrijwel onmiddellijk weer vrijgelaten. Het blijft onrustig in verschillende steden in Algerije.

Ondanks aanhoudende demonstraties lijkt de positie van president Saleh in Jemen nog niet bedreigd; de parlementaire oppositie eist hervormingen, niet zozeer zijn vertrek. Betogingen voor en tegen de president verliepen aanvankelijk vreedzaam. Sinds 13 februari jl. worden de protesten, veelal van enkele honderden jongeren, evenwel hardhandig neergeslagen. Deze jongeren eisen wel Salehs vertrek. Deze heeft inmiddels aangekondigd niet meer te streven naar herverkiezing.

In Bahrein bestaat al langer onvrede onder de sjiitische meerderheid van de bevolking. Deze meerderheid heeft de geest van het Tunesische en Egyptische protest aangegrepen voor hernieuwde demonstraties, die door de politie met traangas en rubberkogels zijn onderdrukt. Ook in Bahrein probeert de soennitische regering verdere protesten te voorkomen met behulp van extra subsidies aan de bevolking.

Niet valt uit te sluiten dat ook in andere landen in de regio protesten zullen klinken tegen de zittende leiders.

Standpunt Nederlandse regering

De onderliggende factoren van instabiliteit van de betrokken regimes waren niet onbekend. Toch hebben de ontwikkelingen in Tunesië en vooral die in Egypte, alsmede het tempo ervan, iedereen verrast. Politieke onderdrukking, mensenrechtenschendingen, een slecht functionerend politiek proces, grote verdelingsvraagstukken, een puissant rijke elite, waterschaarste, religieuze tegenstellingen, oplopende voedselprijzen, beperkte participatie van vrouwen in het maatschappelijk proces, uitzichtloosheid voor grote groepen jongeren: het is maar een greep uit de factoren die bijvoorbeeld door Arab Human Development rapporten zijn gegeven. Hoewel deze omstandigheden niet uniek zijn voor het Midden-Oosten, valt een zekere parallel te trekken tussen de grieven van de diverse protestbewegingen.

Tegelijkertijd zijn duidelijke verschillen zichtbaar tussen de onderscheiden landen. Zo zijn de tegenstellingen in Jemen mede te verklaren door tribale scheidslijnen, terwijl daarvan in Egypte en Tunesië geen sprake is. Maar een rode draad in alle protesten die de laatste weken opkomen, is de roep om meer vrijheid, erkenning van politieke en economische rechten en meer democratie.

De regering ondersteunt dit. Het betreft immers waarden die ook de onze zijn. De regering is voornemens dit dan ook tot uitdrukking te brengen in haar bilaterale betrekkingen met deze landen alsook in het kader van het beleid van de Europese Unie. De regering roept voorts op tot vreedzaam optreden, waarvan de Egyptische demonstranten zo bewonderenswaardig een voorbeeld hebben gegeven. Veiligheidsdiensten dienen vreedzame demonstraties geweldloos tegemoet te treden.

De regering is voorts van mening dat democratiseringsprocessen gepaard dienen te gaan met de ontwikkeling van rechtsstatelijkheid. «One man, one vote, one time» is niet het duurzame antwoord op het heldere verlangen om erkenning van rechten.

Tijdens mijn bezoek aan Amman, Jeruzalem en Ramallah van 6–9 februari jl. is mij uit gesprekken met staatshoofden, regeringsleiders en collega-ministers gebleken dat de inzet van Nederland goed wordt gewaardeerd. Zij worstelen allen met de vraag hoe de ontwikkelingen in Egypte en Tunesië te interpreteren en om te zetten in praktische politiek. Intern en extern beleid zullen niet meer gestoeld kunnen zijn op voorheen bestaande strategische zekerheden. Dit heeft zich in ieder geval in Jordanië en de PG inmiddels vertaald in concrete stappen op weg naar versterking van democratische structuren.

De Kwartetverklaring van 5 februari jl. geeft een tijdpad voor de inzet van de internationale gemeenschap. Het Kwartet zal in maart in Brussel wederom bijeenkomen, waarbij het ook de ontwikkelingen in de regio en de implicaties daarvan op het vredesproces zal bespreken. Daarnaast is voorzien in separate gesprekken van de kwartetgezanten met de Palestijnse en Israëlische onderhandelaars en met vertegenwoordigers van Arabische Liga.

Rol van de Europese Unie

Het kabinet is van mening dat de betrokken landen geloofwaardige en concrete maatregelen moeten nemen om noodzakelijke politieke, sociale en economische hervormingen in gang te zetten. Indachtig de motie-Van den Berge/Albayrak (21 501-20, nr. 500) heeft de minister-president tijdens de Europese Raad van 4 februari jl. onderstreept dat de betrokken partnerlanden daadwerkelijke inspanningen moeten leveren ter bevordering van democratie en de mensenrechtensituatie. Het Europese Nabuurschapsbeleid moet naar de mening van de regering integraal herijkt worden, opdat het transitieprocessen beter stimuleert.

Hieronder volgt een schets van de betrekkingen van de EU met de regio en de aanpassingen van deze relaties in het licht van de recente ontwikkelingen. Over de bilaterale betrekkingen met de desbetreffende landen zal ik u, conform uw verzoek, in een separate brief nader informeren.

De noodzaak van een coherent beleid jegens de zuidelijke buren is evident vanwege hun belang voor de stabiliteit in de regio, de strijd tegen terrorisme, radicalisering en illegale migratie, en in het licht van de handel en energievoorzieningszekerheid. De EU zal al haar instrumenten zo spoedig en flexibel mogelijk moeten inzetten om positieve ontwikkelingen in de regio te ondersteunen. Dit betekent dat niet alleen moet worden gekeken naar hulp, maar ook naar verruiming van toegang tot de Europese markt (betere handelspreferenties), technische assistentie, dialoog en eventueel leningen ter versterking van het lokale bedrijfsleven.

In het kader van het in 2004 gelanceerde Europese Nabuurschapsbeleid zijn met Egypte, Tunesië en Jordanië actieplannen overeengekomen, alsmede routekaarten om economische en politieke hervormingen door te voeren. Met Jordanië werden in oktober 2010 de onderhandelingen afgerond over een zogeheten «statut avancé» waarmee de relaties werden geïntensiveerd.

Aan het nabuurschapsbeleid is een financiële enveloppe verbonden, het Europese Nabuurschapinstrument (ENPI). Voor de periode 2011–2013 is in het Europees nabuurschapsbeleid € 172 miljoen gereserveerd voor Algerije, € 449 miljoen voor Egypte, € 240 miljoen voor Tunesië en € 223 miljoen voor Jordanië. Hiermee worden programma’s gefinancierd op het gebied van ondermeer goed bestuur en mensenrechten, de sociale sector, handelsbevordering, mededinging en milieu. De programmering geschiedt steeds in samenspraak met het ontvangende land.

Herijking van het Nabuurschapsinstrument

De gebeurtenissen in Tunesië en Egypte zijn voor de Nederlandse regering aanleiding om aan te dringen op herijking van het Nabuurschapsbeleid zodat de EU de politieke (maar ook economische) transitieprocessen en het naleven van mensenrechten in deze landen beter kan stimuleren en begeleiden.

De Europese Raad van 4 februari jl. gaf HV Ashton de opdracht om een pakket aan maatregelen te identificeren om het transitie en transformatieproces in Egypte en Tunesië beter te ondersteunen, door middel van het versterken van democratische instituties, bevorderen van democratisch bestuur en sociale rechtvaardigheid en het bieden van assistentie bij eerlijke en vrije verkiezingen. De HV heeft eveneens de opdracht gekregen het nabuurschapsbeleid en de Unie voor de Mediterrane Regio beter aan deze doelstellingen te verbinden. De HV zal op 21 februari a.s. aan de RBZ een eerste tussentijds verslag uitbrengen. Op de Europese Raad van 24 maart a.s. wil zij een breder uitgewerkt voorstel aan de regeringsleiders presenteren.

Op 31 januari besloot de Raad Buitenlandse Zaken al de onderhandelingen over een «statut avancé» in het kader van het Nabuurschapsbeleid met Tunesië voort te zetten, met als doel deze onderhandelingen af te ronden met de nieuwe democratische gekozen regering.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari jl. werd op verzoek van de Tunesische transitieregering besloten tot restrictieve maatregelen tegen personen «die verantwoordelijk zijn voor de verduistering van Tunesisch overheidsgeld, en daarmee de Tunesische bevolking beroven van de voordelen van een duurzame ontwikkeling van haar economie en samenleving, en de ontwikkeling van de democratie in het land ondermijnen». Op 4 februari jl. heeft de Raad de daartoe strekkende verordening, waarmee de tegoeden van 48 personen zijn bevroren, aangenomen.

De Europese Unie richt zich thans ook op maatregelen tegen personen die zich in Egypte schuldig zouden hebben gemaakt aan verduistering van publieke middelen. Een verzoek van de Egyptische autoriteiten daartoe is inmiddels ontvangen.

De Unie voor de Mediterrane Regio (UMR) is in de huidige institutionele opzet en wat betreft daadkracht niet het geëigende forum voor een ondersteunende rol in de transitieprocessen. De UMR zal dan ook moeten worden versterkt voordat deze instelling die rol kan spelen en de dialoog tussen Europa en de Zuidelijke Partners bevorderen. Na een snelle start in 2008 is het stil geweest rondom de UMR. In 2010 werd tot twee keer toe een UMR-Top afgelast als gevolg van ontwikkelingen in het Midden Oosten Vredesproces. Achter de schermen is echter wel gebouwd aan de institutionele structuur van de UMR. De UMR is gebaat bij een goed functionerend secretariaat dat concrete samenwerking in de Mediterrane Regio verder vorm kan geven. Nederland zal daarom in 2011 € 100 000 bijdragen aan de operationele kosten van dit secretariaat. De Europese Unie zal het komend jaar erop inzetten dat de samenwerkingsprojecten vorm krijgen en dat dit ten goede komt aan stabiliteit en democratische ontwikkeling in de regio.

Naar boven