Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2018
Naar aanleiding van mijn vorige brief (20 juni 20181) waarin ik een reactie geef op de berichtgeving over de resistente superbacterie
die is aangetroffen in het Zaans Medisch Centrum (ZMC), heeft de vaste commissie van
VWS nog een aantal vragen gesteld. In deze brief beantwoord ik deze vragen.
Zoals ik in mijn vorige brief aangeef zijn bacteriën met het enzym New Delhi Beta-lactamase
(NDM) niet resistent tegen alle antibiotica, maar wel tegen meerdere soorten. Het
enzym NDM is een carbapenemase, dat wil zeggen dat het carbapenems inactief kan maken.
Een bacterie die dit enzym kan produceren is dus ongevoelig voor behandeling met carbapenems.
Ook kan NDM antibiotica uit de penicilline- en cephalosporinegroepen inactiveren.
Zulke bacteriën zijn dan enkel nog te behandelen met colistine en tigecycline. Op
de vraag (vraag 1) of de antibiotica, waar het enzym New Delhi Beta-lactamase (NDM)
wel gevoelig voor is, voldoende beschikbaar is in Nederland, kan ik bevestigend antwoorden.
Colistine en tigecycline zijn op dit moment voldoende voorradig in Nederland. De in
de vraagstelling genoemde antibioticatekorten betreffen vooral oudere middelen zoals
orale penicillines.
Wat betreft nieuwe besmettingen (vraag 2 en 3) kan ik u meedelen dat in het ZMC totaal
21 patiënten als drager van NDM zijn gediagnosticeerd. Vanaf 4 april 2018 zijn dit
in totaal twaalf patiënten geweest. Bij het beantwoorden van deze brief is bekend
dat er geen NDM positieve dragers liggen opgenomen in het ZMC. Het ziekenhuis heeft
op 1 september 2018 voor het laatst een patiënt positief getest op NDM.
Op de vraag wat de stand van zaken is met betrekking tot het onderzoek van de IGJ
(vraag 4) kan ik u melden dat de inspectie de situatie volgt in ZMC en hierover regelmatig
contact heeft met het ziekenhuis. Ook ontvangt de inspectie voortgangsrapportages
van het ziekenhuis. Het ZMC heeft na de uitbraak een (externe) expertgroep ingericht
om te onderzoeken hoe de uitbraak heeft kunnen ontstaan en haar te adviseren. Maatregelen
die worden aanbevolen door de expertgroep worden uitgevoerd binnen het ziekenhuis.
Ook is de uitbraak gemeld bij het Signaleringsoverleg Zorginfecties en antimicrobiële
resistentie (SO-ZI/AMR). De inspectie blijft dit traject volgen. Hiermee beantwoord
ik ook uw vraag (vraag 5) betreffende de maatregelen die worden genomen om een dergelijke
uitbraak in de toekomst te voorkomen. De tot nu opgedane kennis, wordt gedeeld met
de beroepsgroep artsen-microbiologen, deskundigen infectiepreventie, het SO-ZI/AMR
en de IGJ. Alle huisartsen, zorginstellingen en paramedici in de regio worden actief
geïnformeerd door het ziekenhuis. De artsen-microbiologen en deskundigen infectiepreventie
van het ZMC nemen hier een voorname rol in, waarbij artsen-microbiologen in het regionale
zorgnetwerk antibioticaresistentie de rapportage verzorgen over de huidige situatie.
In mijn vorige brief schreef ik ook dat – als de NDM-bacterie in Nederland voorkomt –
dit in veel gevallen na een ziekenhuisopname in het buitenland is. Bij de gevraagde
maatregelen om de bacterie op te sporen (vraag 6) wijs ik op het zogenaamde search and destroy beleid dat gehanteerd wordt. Bij iedere patiënt die opgenomen wordt in een zorginstelling
moet volgens de WIP-richtlijnen een inschatting gemaakt worden of die patiënt verhoogd
risico op dragerschap heeft. Dat is al decennia lang onderdeel van beleid voor MRSA
en dat is uitgebreid naar andere resistente bacteriën (BRMO). Er wordt een lijst met
vragen gesteld, waarvan de vraag «bent u recentelijk opgenomen geweest in een buitenlands
ziekenhuis?» er één is. Bij een antwoord «ja» valt de patiënt dus in de risicocategorie
voor dragerschap en wordt verder onderzoek gedaan door het afnemen van kweken. In
het Toezicht op Infectie Preventie (TIP) onderzoek van de IGJ in 2016–2017 was deze
zogenaamde risico-inventarisatie een belangrijk onderdeel. De ziekenhuizen lieten
op dit onderdeel veel verbetering zien, mede door een verhoogde bewustwording en de
verdere invoering van het elektronisch patiënten dossier.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins