32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 25 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2011

Naar aanleiding van uw verzoek (lid Ferrier) om een nadere toelichting op de wijze waarop bij het uitvoeren van evaluaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking gebruik gemaakt wordt van onderzoekers en onderzoeksinstellingen uit partnerlanden kan ik u het volgende melden.

In het kader van ontwikkelingssamenwerking wordt tegenwoordig in toenemende mate internationaal samengewerkt. Projecten van individuele donoren hebben geleidelijk plaats gemaakt voor het gezamenlijk financieren van het overheidsbeleid van partnerlanden. Het ligt dan voor de hand dat donoren in het verlengde daarvan ook steeds meer streven naar het gezamenlijk programmeren en/of uitvoeren van evaluaties. Vooral in die gevallen waar sprake is van een gezamenlijk optrekken van donoren in de vorm van het gemeenschappelijk steunen van sectorbeleid of andere vergaande vormen van gezamenlijke financiering (zoals «basket funding»), worden evaluaties van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (lOB) in beginsel in samenwerking met andere donoren uitgevoerd, zolang aan de eigen criteria met betrekking tot onafhankelijkheid en kwaliteit is voldaan. Deze internationale samenwerking stopt evenwel niet bij de onderlinge afspraken tussen de evaluatiediensten van donoren. Het is tegenwoordig goed gebruik om het partnerland zoveel mogelijk bij de vormgeving en uitvoering van evaluaties te betrekking. Dit geldt niet alleen voor de gezamenlijke evaluaties met andere donoren, maar ook voor de eigen evaluaties van lOB.

lOB is een belangrijke pleitbezorger binnen het Netwerk van Evaluatiediensten van de DAC-donoren voor het gezamenlijk met partnerlanden en andere donoren en hulporganisaties programmeren en uitvoeren van evaluaties. Mede dankzij deze inzet heeft lOB zich de laatste decennia een belangrijke positie verworven ten aanzien van internationale samenwerking op evaluatief gebied. Het belangrijkste argument voor betrokkenheid van onderzoekers uit partnerlanden is dat eigen onafhankelijke evaluatiecapaciteit in de partnerlanden onontbeerlijk is om inhoud te geven aan de wens te komen tot een samenwerking die voorziet in het wederzijds afleggen van verantwoordelijkheid («mutual accountability»).

lOB heeft in de periode 2000–2010 gemiddeld ruim 20 procent van de evaluaties in volledige gezamenlijkheid met andere donoren uitgevoerd en heeft in een aantal daarvan een leidende rol vervult. In al deze evaluaties was een rol weggelegd voor instellingen uit de partnerlanden. Recentelijk was dat het geval in de evaluatie van conflictpreventie en vredesopbouw in Zuid Soedan, waaraan niet alleen door vrijwel alle donoren werd deelgenomen, maar waarin ook een belangrijke rol was weggelegd voor de overheid van Zuid Soedan als co-voorzitter van de stuurgroep. In een gezamenlijke evaluatie van de algemene begrotingssteun aan Zambia werd nauw samengewerkt met het Ministerie van Financiën van dat land, terwijl ook een aanzienlijk deel van het onderzoek is uitgevoerd door lokale evaluatoren. Nog veel verder gaat de betrokkenheid van onderzoekers uit partnerlanden in een grote, gezamenlijke evaluatie van de implementatie van de uitgangspunten van de Verklaring van Parijs, waarbij lOB co-voorzitter is van de kerngroep die de evaluatie aanstuurt. Bij het eigenlijke evaluatieonderzoek dat in 21 partnerlanden is uitgevoerd, zijn ten minste 40 nationale en/of regionale evaluatoren uit de partnerlanden zelf betrokken.

In vrijwel alle door lOB uitgevoerde evaluaties is sprake van directe betrokkenheid van onderzoeksinstellingen en onderzoekers uit de partnerlanden. De aard en de intensiteit van de betrokkenheid van het partnerland varieert echter per evaluatie al naar gelang de aard van het onderzoeksobject. In die gevallen waar sprake is van de evaluatie van nationale beleidsuitvoering, zijn de nationale autoriteiten een belangrijke partner in de opzet van het onderzoek en de vraagformulering, en worden nationale onderzoekers of onderzoeksinstellingen betrokken bij de uitvoering van de evaluatie. Zo is bij de uitvoering van evaluaties op het terrein van basisonderwijs in Oeganda, Zambia en Bangladesh en water en sanitaire voorzieningen in Tanzania, Jemen, Egypte en Benin tijdens de eerste contacten met het partnerland niet alleen ingezet op het verkrijgen van actieve steun van de autoriteiten, maar ook de mogelijkheid onderzocht om met lokale onderzoeks-instellingen en kennisinstituten samen te werken. Datzelfde geldt ook voor de evaluatie van de schuldverlichting voor Nigeria die recentelijk is afgerond. In al deze evaluaties hebben zij een belangrijke rol vervult. In het geval er sprake is van de evaluatie van exclusief Nederlandse beleidsdoelstellingen, programma’s of projecten, wordt in ieder geval bij het onderzoek in de landen nationale onderzoekscapaciteit ingeschakeld. In een omvangrijke evaluatie van het Nederlandse beleid op het terrein van capaciteitsontwikkeling, bijvoorbeeld, is in alle case-studies intensief samengewerkt met lokale onderzoekers teneinde resultaten beter te kunnen duiden in de specifieke context van de betrokken landen.

De betrokkenheid van lokale onderzoekers en onderzoeksinstellingen kan slechts gegarandeerd worden door in de werkwijze daartoe adequate voorzieningen te treffen. Zo is bij grootschalige door lOB uit te voeren evaluaties doorgaans sprake van de eis dat het evaluatieteam dient te bestaan uit internationale evaluatoren en evaluatoren die uit ontwikkelingslanden afkomstig zijn. Deze voorwaarden maken deel uit van de eisen van aanbesteding van het evaluatieonderzoek. Een recent voorbeeld is de thans in uitvoering zijnde evaluatie van de Nederlandse bijdragen aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). In alle evaluaties die betrekking hebben op bijdragen aan sectoraal beleid van een partnerland is het niet alleen gebruikelijk dat in een vroegtijdig stadium overleg gevoerd wordt met de nationale autoriteiten over de onderzoeksvragen, maar wordt ook reeds in een vroeg stadium actief gezocht naar nationale onderzoekscapaciteit die bij de uitvoering van een evaluatie kan worden ingeschakeld.

Ook bij de restitutie van de uitkomsten van evaluatieonderzoek is betrokkenheid van nationale instellingen tegenwoordig in toenemende mate verzekerd. Naast presentaties en workshops alhier, is het gebruikelijk om waar mogelijk ook in de partnerlanden bijeenkomsten te organiseren waar de uitkomsten van evaluaties kunnen worden bediscussieerd. Voor deze bijeenkomsten worden niet alleen nationale autoriteiten, maar ook onderzoekers en onderzoeksinstellingen uit het betrokken land uitgenodigd.

De waarde van de evaluaties van lOB wordt bepaald door de onafhankelijkheid, validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van het onderzoek. Daarom stelt lOB hoge eisen aan de onafhankelijkheid en evaluatie- of materiedeskundigheid van betrokken onderzoekers en instellingen. Daar deze eisen in beginsel ook gelden voor onderzoekers uit partnerlanden, is het niet in alle gevallen eenvoudig de juiste of voldoende lokale capaciteit aan te boren. Vooral de toepassing van het criterium van onafhankelijkheid, zowel financieel maar ook inhoudelijk en beleidsmatig, beperkt nogal eens de mogelijkheden. Daarom wordt door lOB in internationaal kader ook een bescheiden bijdrage geleverd aan de verdere opbouw en versterking van onafhankelijke onderzoekscapaciteit in de partnerlanden. Zo levert lOB in internationaal kader een inhoudelijke bijdrage aan het International Development Evaluation Training Programme (IPDET), een samenwerkingsverband tussen de Wereld Bank en Carlton University, Ottawa. Tevens heeft lOB in de periode 2009–2011 het beurzenprogramma van IPDET financieel ondersteund, waardoor zo’n 15 cursisten afkomstig van de overheid en uit het maatschappelijk middenveld in lage inkomenslanden de cursus konden volgen ter bevordering van hun loopbaan in evaluatie. Recentelijk is lOB bovendien actief in en ondersteunt het werk van 3IE, een internationale organisatie die zich richt op het promoten, vormgeven en uitvoeren van impact evaluaties welke voor een deel op verzoek en in nauwe samenwerking met partnerlanden worden ondernomen. Deze activiteiten leveren een nuttige bijdrage aan de opbouw van evaluatie-capaciteit in partnerlanden. De belangrijkste impuls daartoe zal echter ook in de toekomst blijven uitgaan van de gezamenlijke uitvoering van evaluaties.

lOB is voornemens om haar activiteiten met betrekking tot de inzet van onderzoekers en kennisinstituten uit partnerlanden onverminderd voort te zetten, en zal – waar mogelijk – de deelname van lokale en regionale partners ook actief stimuleren. Daarbij wordt o.m. gebruik gemaakt van het netwerk dat in samenwerking met enkele collega evaluatiediensten terzake is opgebouwd, en zullen gekwalificeerde onderzoekers ook worden geattendeerd op de mogelijkheid om deel te nemen in uitstaande tenders. Eenzelfde pro-actieve opstelling wordt gehanteerd bij het opzetten van lokale referentiegroepen ter begeleiding van lopende onderzoeken. De bijdrage aan het IPDET trainingsprogramma wordt gecontinueerd.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Naar boven