32 537 Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (Kaderwet VROM- en WWI-subsidies)

Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 december 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Infrastructuur en Milieu (Kaderwet subsidies I en M)

2. In de considerans wordt de zinsnede «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en wijziging aan te brengen in het wettelijk kader met betrekking tot de verstrekking van subsidies door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister voor Immigratie en Asiel en Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

3. De indeling in hoofdstukken vervalt.

4. Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

5. Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in artikel 4, die uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

6. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:

a. infrastructuur;

b. milieubeheer;

c. luchtvaart en luchtverkeer;

d. ruimtelijke ordening;

e. scheepvaart en maritieme zaken;

f. verkeer en vervoer;

g. water.

b. In het tweede lid wordt «de begroting van uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of van de programmabegroting Wonen, Wijken en Integratie» vervangen door: de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

7. De artikelen 5 en 6 vervallen.

8. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel h vervalt «vaststelling van een subsidieplafond en».

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

i. de vergoeding die verschuldigd is bij vermogensvorming, bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht;

j. de termijn van publicatie en de inrichting van het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk;

k. de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

l. het geven van informatie aan derden over de gesubsidieerde activiteiten door de subsidie-ontvanger.

9. Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Paragraaf 3.2 van hoofdstuk VII van de Wet bodembescherming vervalt.

10. Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

Titel 15.3 van de Wet milieubeheer vervalt.

11. Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Afdeling 6.3 van de Wet ruimtelijke ordening vervalt.

12. Na artikel 12 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

Hoofdstuk 4E van de Wet Justitie-subsidies komt te luiden:

Hoofdstuk 4E. Openbare orde en veiligheid

Artikel 48r

Onze Minister kan subsidies verstrekken ten behoeve van activiteiten inzake openbare orde en veiligheid die gericht zijn op:

a. het verminderen van de gelegenheid tot het plegen van strafbare feiten;

b. het vergroten van de kennis en het inzicht in veiligheidsvraagstukken, alsmede het verder ontwikkelen van integraal veiligheidsbeleid;

c. het vergroten van de veiligheid in de samenleving in het algemeen, waaronder de handhaving van de openbare orde;

d. het ondersteunen van bijzondere activiteiten ten behoeve van de politie, brandweer en de rampenbestrijdingsorganisaties.

Artikel 48s

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen de activiteiten, bedoeld in artikel 48r, nader worden bepaald, alsmede criteria voor de verstrekking worden vastgesteld.

Artikel 48t

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voor subsidies die verstrekt worden op grond van artikel 48r regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

c. de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend;

d. de aan de subsidie verbonden verplichtingen of te verbinden verplichtingen;

e. de vaststelling van de subsidie;

f. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;

g. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

h. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12b

De Wet overige BZK-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

a. De indeling in hoofdstukken vervalt.

b. De artikelen komen te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of Onze Minister voor Immigratie en Asiel.

Artikel 2

1. Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:

a. het bevorderen van de democratische rechtsstaat;

b. het decentraal bestuur;

c. het management en personeelsbeleid van de openbare dienst;

d. de Koninkrijksrelaties;

e. het bouwen, het wonen en de woonomgeving;

f. de inburgering en integratie;

g. immigratie en asiel.

2. Onze Minister kan voorts subsidies verstrekken voor activiteiten op het gebied van de onderwerpen, die zijn genoemd in de begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, behorend bij de wet, houdende vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het desbetreffende jaar, of voor een voorafgaand jaar, voor zover daarin een beschikking tot subsidieverstrekking is gegeven. Indien bij de aanvang van enig jaar bedoelde wet nog niet in werking is getreden, wordt tot die inwerkingtreding het voorstel daartoe in aanmerking genomen.

Artikel 3

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen de in artikel 2 bedoelde activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald en kunnen criteria voor die verstrekking worden vastgesteld.

2. Bij een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond en de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij Onze Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.

3. Indien de in het eerste lid bedoelde regels bepalen dat de subsidie kan worden verstrekt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is deze wet voor die subsidie aldaar van toepassing.

Artikel 4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen regels dan wel nadere regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de aanvraag van de subsidie, de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden, en de besluitvorming daarover;

b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

c. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

d. de verplichtingen van de subsidie-ontvanger;

e. de vaststelling van de subsidie;

f. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

g. intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

h. de wijze van verdeling van beschikbare bedragen;

i. de vergoeding die verschuldigd is bij vermogensvorming, bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht;

j. de termijn van publicatie en de inrichting van het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk;

k. de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

l. het geven van informatie aan derden over de gesubsidieerde activiteiten door de subsidie-ontvanger.

Artikel 5

1. Voor zover subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, kan Onze Minister:

a. de subsidieverstrekking weigeren;

b. de subsidie lager vaststellen dan overeenkomstig de subsidieverlening;

c. de subsidieverlening of -vaststelling intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen.

2. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat over een onverschuldigd betaalde subsidie een rentevergoeding is verschuldigd.

3. De intrekking of wijziging, bedoeld in het eerste lid, werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij die intrekking of wijziging anders is bepaald.

4. De artikelen 4:49, derde lid, en 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de vaststelling, intrekking en wijziging, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de subsidie-ontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Aan subsidies die op grond van deze wet zijn verstrekt, is de verplichting verbonden dat de subsidie-ontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijze kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

4. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 7

Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet overige BZK-subsidies.

Artikel 12c

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 82 vervalt.

b. In artikel 83 wordt «de artikelen 81 en 82» vervangen door: artikel 81.

13. Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat wordt ingetrokken.

14. In artikel 14 wordt «gesteld bij of krachtens de Wet Justitie-subsidies, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening of de Woningwet» vervangen door «gesteld bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening of de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat» en «de artikelen 2 en 3» vervangen door: de artikelen 4 en 7.

15. Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

1. Algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een grondslag vonden in bepalingen, gesteld bij of krachtens de Wet Justitie-subsidies of de Woningwet, berusten, voor zover zij voorzien in subsidies binnen het toepassingsgebied van de Kaderwet overige BZK-subsidies, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet overige BZK-subsidies of mede op die artikelen.

2. Algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een grondslag vonden in bepalingen, gesteld bij of krachtens artikel 14 of 15 van de Wet overige BZK-subsidies, berusten, voor zover zij voorzien in subsidies binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 4E van de Wet Justitie-subsidies, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op artikel 48s onderscheidenlijk artikel 48t van de Wet Justitie-subsidies of mede op die artikelen.

16. Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet subsidies I en M.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Deze nota van wijziging strekt er toe het wetsvoorstel Kaderwet VROM- en WWI-subsidies op een aantal punten aan te passen aan de gevolgen van de herindeling van de (voormalige) ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en van Verkeer en Waterstaat, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Onder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen nu de beleidsterreinen ruimtelijke ordening en milieubeheer van voormalig VROM en onder het Ministerie van BZK de beleidsterreinen wonen en woonomgeving, bouwen en inburgering en integratie van voormalig VROM. Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Immigratie en Asiel ingediend, omdat door middel van deze nota van wijziging tevens wordt voorzien in wijziging van de relevante BZK-wetgeving. Het onderwerp veiligheid is overgegaan van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze nota van wijziging wordt daarom mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie ingediend.

Het voormalig Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft een Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van BZK heeft een Wet overige BZK-subsidies, die een wettelijke basis bieden voor de verstrekking van subsidie. Voorgesteld wordt de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat in te trekken en te vervangen door het voorstel ter invoering van een Kaderwet subsidies I en M. De wettelijke grondslagen voor subsidieverstrekking voor de beleidsterreinen die naar het Ministerie van BZK zijn overgegaan, zullen worden opgenomen in de BZK-wetgeving. Ook voorziet deze nota van wijziging erin dat de structuur en inhoud van de Wet overige BZK-subsidies zoveel mogelijk aansluit bij de Kaderwet subsidies I en M en kaderwetten met betrekking tot subsidies van andere ministeries. Tot slot worden de wettelijk grondslagen voor subsidies op het terrein van veiligheid opgenomen in de Wet Justitie-subsidies.

Inhoudelijk

Hoewel deze nota van wijziging relatief omvangrijk is, heeft deze naar mijn oordeel geen ingrijpend karakter. De hierin opgenomen wijzigingen zijn vooral technisch van aard – aanpassing aan de departementale herindeling en onderlinge afstemming van systematiek en formulering – en strekken er niet toe belangrijke inhoudelijke wijzigingen aan te brengen. De noodzakelijke wijzigingen ten gevolge van de samenvoeging van ministeries en overheveling van beleidsterreinen hebben gevolgen voor het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel, de begripsbepalingen, de opgenomen beleidsterreinen en andere gerelateerde wetten. Dit zijn vooral technische wijzigingen die geen nadere toelichting behoeven. Ten opzichte van de bestaande Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat zal de nieuwe Kaderwet subsidies I en M niet veel verschillen. De voornaamste wijziging van het wetsvoorstel heeft betrekking op artikel 2, het vervallen van de artikelen 5 en 6 en de toevoegingen in artikel 7. Die wijzigingen zullen hieronder worden toegelicht. Het voorstel tot wijziging van de Wet overige BZK-subsidies leidt tot meer aanpassingen van die wet in verband met de wens zoveel mogelijk aan te sluiten bij (de systematiek en formulering van) de voorgestelde Kaderwet subsidies I en M en kaderwetten met betrekking tot subsidies van andere ministeries. De verschillende wijzigingen zullen in de toelichting op artikel 12b aan de orde komen.

Onderdeelsgewijs

5. Nieuw artikel 2

In het wetsvoorstel bepaalt artikel 2 dat de wet van toepassing is op subsidies waarop ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) titel 4.2 van die wet van toepassing is. In de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat is een dergelijke bepaling niet opgenomen. Voor de toepassing van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat is er voor gekozen een algemene grondslag op te nemen voor alle te verstrekken subsidies. De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat biedt derhalve ook een grondslag voor subsidies aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. In de afzonderlijke wetten op de verschillende beleidsterreinen van voormalig VenW zijn geen wettelijke grondslagen opgenomen voor het verstrekken van subsidies of specifieke uitkeringen. Deze keuze is gebaseerd op doorzichtigheid en harmonisatie van subsidieregimes. Door de wijziging van artikel 2 zal er voor het gehele beleidsterrein van I en M één algemene grondslag bestaan voor subsidiëring. Dat moet uitdrukkelijk gebeuren omdat het een afwijking vergt van artikel 4:21, derde lid, van de Awb, dat inhoudt dat de subsidietitel niet van toepassing is op specifieke uitkeringen. Hiermede wordt aangesloten op de huidige praktijk binnen voormalig Verkeer en Waterstaat.

In de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen betreffende de wettelijke grondslag voor specifieke uitkeringen. Door de wijziging van artikel 2 kunnen de bepalingen voor specifieke uitkeringen in de desbetreffende wetten derhalve vervallen. Dit leidt tot technische aanpassingen van deze wetten. Uiteraard laat een en ander onverlet het rijksbrede beleid dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies niet worden verstrekt tenzij er voldoende redenen zijn om daartoe over te gaan. De onderhavige bepaling in artikel 2 geeft alleen een wettelijke grondslag indien er voor een specifieke uitkering wordt gekozen. Deze constructie is in meerdere kaderwetten met betrekking tot subsidieverstrekking opgenomen.

7. Vervallen artikelen 5 en 6

De in deze artikelen opgenomen termijnen zijn overgenomen uit de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, nr. 20306). Aangezien dergelijke termijnen van belang zijn voor de procedure van de subsidieaanvraag en -verstrekking wordt ervoor gekozen om de bepalingen over de termijnen te voegen bij de andere procedurebepalingen (zoals bepalingen omtrent voorschotten, bepalingen omtrent de mogelijkheden van wijze van verdeling van subsidieplafond). Een groot aantal procedureregels zullen worden opgenomen in een op te stellen Kaderbesluit I en M-subsidies. Een dergelijke aanpak is gebruikelijk bij de diverse kaderwetten subsidies, zoals bijvoorbeeld de Kaderwet EZ-subsidies en het Kaderbesluit EZ-subsidies.

8. Toevoegingen aan artikel 7

In dit artikel zullen de onderdelen worden toegevoegd waarvoor op basis van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat nadere regels kunnen worden gesteld en die niet in het wetsvoorstel zijn opgenomen. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nadere regels te stellen, zodat het wenselijk is deze onderdelen toe te voegen aan dit artikel. Het gaat om de mogelijkheid om in subsidieregelingen regels te stellen ten aanzien van de openbaarmaking van en het geven van informatie aan derden over de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten, en de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels omtrent de vergoeding verschuldigd bij vermogensvorming (Artikel 4:41 Awb biedt deze mogelijkheid mits dit bij wettelijk voorschrift is bepaald) en regels ter aanvulling van of in afwijking van de in artikel 4:24 Awb neergelegde verslagplicht.

12. Nieuwe artikelen 12a en 12b

Artikel 12a

De aanpassing van de Wet Justitie-subsidies houdt verband met de departementale herindeling zoals vermeld in de inleiding. Voorgesteld wordt een nieuw hoofdstuk 4E op te nemen, betreffende openbare orde en veiligheid. Het bestaande hoofdstuk 4E (Integratie) gaat op in de Kaderwet overige BZK-subsidies (zie de toelichting hieronder op artikel 12b).

De inhoud van de artikelen 48r, 48s en 48t zijn overgenomen van de artikelen 10, 14 en 15 van de Wet overige BZK-subsidies zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 12b

De aanpassing van de Wet overige BZK-subsidies houdt in de eerste plaats verband met de departementale herindeling zoals vermeld in de inleiding. Daarnaast dient de subsidieregelgeving te worden aangepast aan het uniform subsidiekader zoals dat is vastgelegd in de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, nr. 20306; hierna: uniform subsidiekader). Beide voorgaande ontwikkelingen zijn aanleiding te kiezen voor een andere structuur van de subsidie-wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Door de departementale herindeling, en met name de overkomst van de onderdelen wonen, wijken en integratie, verstrekt het Ministerie van BZK meer subsidies dan voorheen. Daarnaast noopt het uniform subsidiekader tot uniformering van uitvoeringsregels. Daarom wordt, in navolging van het voorstel van IenM, gekozen voor het systeem van een wet met enkele algemene bepalingen met daaronder een AMvB (Kaderbesluit BZK-subsidies) met uitvoeringsregels. Dat is anders dan in de huidige situatie waarin wel sprake is van een wet (Wet overige BZK-subsidies), maar de nadere uitwerking alleen in ministeriële regelingen voor de verschillende subsidies plaatsvindt. De nieuwe structuur draagt bij aan een betere stroomlijning van de uitvoering.

Naast de gewijzigde structuur en daarmee samenhangende wijzigingen worden wijzigingen aangebracht die verband houden met de departementale herindeling en wordt – uit een oogpunt van uniformiteit – de formulering van de bepalingen van de Wet overige BZK-subsidies zoveel mogelijk in lijn gebracht met de Kaderwet subsidies I en M en vergelijkbare kaderwetten met betrekking tot subsidies van andere minsteries.

Het voorgaande leidt onder meer tot opname van één bepaling waarin de activiteiten waarvoor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Immigratie en Asiel subsidie kunnen verstrekken worden opgesomd (voorgestelde artikel 2). Dit artikel komt in plaats van de verschillende artikelen met omschrijving van activiteiten in de huidige wet. Ook zijn de beleidsterreinen die inmiddels zijn overgegaan naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie, openbare orde en veiligheid, niet meer opgenomen. De beleidsterreinen die zijn overgekomen van het voormalige Ministerie van VROM en van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zijn juist toegevoegd (wonen, wijken, inburgering en integratie, immigratie en asiel).

Voorts is er, net als in andere kaderwetten met betrekking tot subsidieverstrekking, van afgezien een bepaling op te nemen over het toepassingsbereik van de wet. Uitgangspunt is de toepasselijkheid op alle subsidies als bedoeld in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor de Kaderwet subsidies I en M voorgestelde uitbreiding van het toepassingsbereik van die wet tot zogenoemde specifieke uitkeringen is niet overgenomen in het voorstel voor de Kaderwet BZK-subsidies. De huidige Wet overige BZK-subsidies voorziet niet in een dergelijke uitbreiding en daarvoor is ook nu geen aanleiding. Voor de specifieke uitkeringen bestaan specifieke wettelijke kaders.

Daarnaast is voor een aantal uitvoeringsbepalingen geen plaats meer in de wet en zijn de bepalingen over het subsidieplafond, het toezicht, subsidies in strijd met een ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichting en het stellen van (nadere) regels aangepast aan de formulering zoals die wordt voorgesteld voor de Kaderwet subsidies I en M.

Ten slotte is voorzien in wijziging van de citeertitel in Kaderwet overige BZK-subsidies. Deze titel sluit aan bij de citeertitel van de huidige wet, maar is in lijn met het onderhavige wetsvoorstel ten aanzien van subsidies op het terrein van I en M en de citeertitel van andere vergelijkbare wetten (bv. Kaderwet VWS-subsidies, Kaderwet SZW-subsidies).

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven