32 531 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

26 april 2011

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van de sociale samenhang en de leerresultaten wenselijk is een maatschappelijke stage in te voeren als onderdeel van het onderwijsprogramma in het voortgezet onderwijs en daartoe de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de begripsbepaling van «kerndoelen» toegevoegd:

maatschappelijke stage: stage gericht op het verwerven van vaardigheden ten behoeve van het functioneren in de maatschappij, bestaande uit onbezoldigde vrijwilligersactiviteiten, niet zijnde de stage bedoeld in artikel 22, derde lid, onderdeel d.

B

Na artikel 6e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6f. Maatschappelijke stage

Een onderwijsprogramma in het voortgezet onderwijs omvat mede een maatschappelijke stage.

B1

Artikel 10b1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een leer-werktraject omvat in elk geval:

    • a. Nederlandse taal,

    • b. een maatschappelijke stage, en

    • c. een beroepsgericht programma.

C

Artikel 10f, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «vakken» wordt ingevoegd: en de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f,.

2. Na de eerste volzin wordt een zin toegevoegd, luidende:

De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin, bevat tevens voorschriften omtrent het in uren uitgedrukte tijdsbestek dat door de leerling moet worden besteed aan de maatschappelijke stage, bedoeld in de eerste volzin.

D

Artikel 22, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid kan, naast het bepaalde in het tweede lid, slechts voorschriften inhouden omtrent:

    • a. de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f, waaronder het in uren uitgedrukte tijdsbestek dat door de leerling daaraan moet worden besteed,

    • b. de mogelijkheid van vrijstelling met betrekking tot categorieën van leerlingen van het volgen van een maatschappelijke stage als bedoeld in artikel 6f en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van het volgen van die stage,

    • c. de buitenschoolse praktijkcomponent van een leer-werktraject als bedoeld in artikel 10b1, en

    • d. de stage in de leerwegen genoemd in de artikelen 10b en 10d.

E

In artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, wordt na «daarbij» ingevoegd: alsmede de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f.

F

Aan artikel 85 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Naast de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontvangt het bevoegd gezag een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag per leerling in verband met de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

ARTIKEL II. WIJZIGING ARBEIDSTIJDENWET

De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3:2, tweede lid, onderdeel b, van de Arbeidstijdenwet komt te luiden:

  • b. niet-industriële arbeid van lichte aard door een kind van 13 jaar of ouder:

    • 1°. voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd, of

    • 2°. in het kader van een maatschappelijke stage als bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs;.

ARTIKEL III. OVERGANGSRECHT

Deze wet is niet van toepassing op leerlingen die voorafgaand aan het schooljaar 2011–2012 zijn ingestroomd in het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Naar boven