32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders)

C BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2011

Bij brief van 21 november 2011, kenmerk DWJZ-3092815, heb ik u meegedeeld dat het niet mogelijk was u mijn reactie op het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders binnen de door u aangegeven termijn toe te sturen. Ik heb u in die brief toegezegd u mijn reactie op het voorlopig verslag voor het Kerstreces te doen toekomen.

Tot mijn spijt moet ik u berichten dat sprake is van een verdere vertraging. Dit hangt samen met mijn besluit om de invoeringsdatum van het wetsvoorstel uit te stellen vanwege implementatieproblemen in het veld. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de huidige praktijk van gegevensregistratie en -uitwisseling tussen zorgaanbieders en bureaus jeugdzorg, zoals die is ingericht in het kader van de inning van de ouderbijdrage door het Landelijke Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), niet goed verloopt. Het wetsvoorstel is voor wat betreft de financiële maatregelen geënt op de systematiek van de ouderbijdrageregeling.1 De onvolkomenheden die ik recentelijk heb geconstateerd in de uitvoering van deze regeling hebben directe consequenties voor de implementatie van het onderhavige wetsvoorstel. Hoewel het veld van meet af aan uitvoerig en intensief bij het wetgevingstraject betrokken is geweest, zijn de uitvoeringsknelpunten pas recentelijk aan het licht gekomen. De gesignaleerde knelpunten blijken niet op zeer korte termijn oplosbaar te zijn. Om deze reden ben ik dan ook genoodzaakt om de invoering van het wetsvoorstel, die oorspronkelijk was voorzien per 1 januari 2012, uit te stellen.

Als gevolg van het uitstel zal het tijdpad van de implementatie dichter bij de stelselwijziging komen te liggen. Ik vind het daarom van belang bij het zoeken naar oplossingsrichtingen rekening te houden met het nieuwe stelsel, waarin de verantwoordelijkheid voor het brede jeugdzorgdomein bij de gemeenten ligt. Een tweetal ontwikkelingen is in het bijzonder relevant voor dit wetsvoorstel, namelijk de veranderende rol van de bureaus jeugdzorg (in het wetsvoorstel zijn de bureaus nog aangemerkt als de partij die gegevens aanlevert bij de Sociale Verzekeringsbank) en de introductie van een eigen bijdrage in de jeugdzorg. De komende periode wil ik benutten om samen met alle betrokken partijen te verkennen hoe het wetsvoorstel past binnen deze veranderende context en welke oplossingsrichtingen daarbij mogelijk zijn. Ik zal zo spoedig mogelijk met een voorstel komen over hoe ik verder wil met het wetsvoorstel. Begin 2012 zal ik uw Kamer nader informeren over de voortgang.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

De financiële onderdelen uit het wetsvoorstel betreffen het afschaffen van de ouderbijdrageregeling en het wijzigen van de Algemene Kinderbijslagwet zodat het recht op kinderbijslag komt te vervallen indien een kind voor ten minste vijf aaneengesloten etmalen per week uit huis is geplaatst in het kader van de Wet op de Jeugdzorg.

Naar boven