Klacht
Verzoeker klaagt dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zijn schoonzoon ten onrechte heeft gegijzeld zodat hij een
eis tot schadevergoeding heeft ingediend. Hij vindt ook dat zijn klacht door het CJIB niet goed is behandeld.
Feiten
Verzoeker treedt op als gemachtigde van zijn schoonzoon aan wie administratiefrechtelijke sancties ingevolge de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften en een strafrechtelijke boete wegens het niet voldoen aan een wettelijke verzekeringsplicht
inzake een voertuig zijn opgelegd. Een sanctie heeft geleid tot gijzeling van betrokkene na aanmaningen en een dwangbevel.
De kantonrechter heeft de officier van justitie gemachtigd tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling voor de duur van
twee dagen. Na betaling van het verschuldigde bedrag is betrokkene in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft een klacht ingediend
bij het CJIB; het CJIB heeft deze klacht ongegrond verklaard voor zover het onrechtmatigheid betreft bij de inning en incasso
van de sancties en de tenuitvoerlegging van de gijzeling. De eis tot schadevergoeding aan het CJIB van verzoeker is afgewezen
omdat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van de overheid. De klacht is ook ongegrond bevonden met betrekking tot
de inhoud van de briefwisseling; de klacht is gegrond verklaard voor de trage beantwoording van de brieven. Verzoeker heeft
zich herhaaldelijk gewend tot de Nationale ombudsman om een onderzoek in te stellen naar de klacht over het dwangmiddel gijzeling;
deze heeft gemotiveerd laten weten geen onderzoek in te stellen.
Overwegingen
Verzoeker voert aan dat zijns inziens is gehandeld in strijd met artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften omdat zijn schoonzoon wel stond ingeschreven op een woonadres dat is opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie
maar daar niet woonachtig was. Hij vindt dat daarom niet de kantonrechter bij de rechtbank te Amsterdam maar bij de rechtbank
van Leeuwarden bevoegd was. Ook is hij van mening dat het toepassen van de gijzeling disproportioneel was.
Oordeel van de commissie3
Niet gebleken is dat het CJIB onbehoorlijk dan wel onrechtmatig heeft gehandeld omdat de officier van justitie door de kantonrechter
bij de rechtbank te Amsterdam was gemachtigd om voor de gedraging het dwangmiddel gijzeling toe te passen voor de duur van
twee dagen.
De kantonrechter van het arrondissement van de woonplaats van de schoonzoon van verzoeker, in casu het arrondissement Amsterdam,
was bevoegd om deze machtiging te verlenen. Immers, de schoonzoon van verzoeker stond ingeschreven in het GBA binnen dit arrondissement.
Als zijn adres was gewijzigd, heeft hij de plicht om deze adreswijziging door te geven aan het GBA. Als hij dit niet doet,
ligt het risico voor de gevolgen bij hem.
De commissie is niet van oordeel dat het CJIB disproportioneel heeft gehandeld door de gijzeling omdat in verband met het
uitblijven van betaling alle overige middelen, zoals aanmaningen, dwangbevel, sommatie rijbewijs en buitengebruikstelling
van het voertuig niet tot betaling van het verschuldigde bedrag hebben geleid.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Neppérus
De griffier van de commissie,
De Gier