Klacht
Verzoeker klaagt dat hij door de inwerkingtreding van de Successiewet 1956 op 1 januari 2010 als inwonend kind van overledene
niet wordt aangemerkt als partner van de overledene. Hij doet een beroep op de hardheidsclausule.
Feiten
Verzoeker heeft in november 2010 aangifte gedaan van erfbelasting wegens het overlijden van zijn moeder. In januari 2011 heeft
de Belastingdienst een aanslag erfbelasting overeenkomstig de aangifte opgelegd. In oktober 2010 heeft verzoeker in een brief
aan de Belastingdienst tevens verzocht om voor de erfbelasting te worden aangemerkt als partner zodat hij geen erfbelasting
is verschuldigd. Zijn argument hiervoor is dat hij voldoet aan de inhoudelijke eisen van de wet om in aanmerking te komen
voor een zogenaamd mantelzorgcompliment (een uitkering voor mantelzorg als bedoeld in artikel 19a van de Wet maatschappelijke
ondersteuning), hoewel hij geen uitkering voor mantelzorg heeft aangevraagd. Hij heeft immers onbetaald verlof aangevraagd
en vanaf medio 2009 zijn moeder verzorgd tot haar overlijden op 23
mei 2010. De Belastingdienst heeft deze brief ter behandeling doorgezonden aan de staatssecretaris van Financiën omdat volgens
verzoeker sprake is van onbillijke gevolgen van de wet. De staatssecretaris heeft het beroep op toepassing van de hardheidsclausule
afgewezen.
Overwegingen
Verzoeker voert aan dat hij als gevolg van de wijziging van de Successiewet 1956 die in werking is getreden op 1 januari 2010
als inwonende zoon van de overledene niet meer als partner voor de erfbelasting kwalificeert. Deze beperking geldt niet als
begunstigde voldoet aan het vereiste dat de begunstigde een zogenaamd mantelzorgcompliment heeft ontvangen.3 Verzoeker is van mening dat hij weliswaar geen mantelzorgcompliment heeft ontvangen maar dat hij desondanks materieel aan
de eisen van de wet voldoet. Op het moment dat hij zijn moeder ging verzorgen, kon hij immers niet weten dat het ontvangen
van een mantelzorgcompliment een vereiste was voor de partnervrijstelling. Door geen overgangsbepalingen in de wet op te nemen,
heeft de wetgever jegens hem onzorgvuldig gehandeld.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat in de Successiewet is bepaald dat bloedverwanten in de rechte lijn alleen
kunnen worden aangemerkt als elkaars partner als zij voldoen aan het vereiste dat de begunstigde een zogenaamd mantelzorgcompliment
heeft ontvangen. Verzoeker heeft afgezien van het aanvragen van een mantelzorgcompliment. Dit betekent niet dat de wetgever
onzorgvuldig heeft gehandeld jegens degenen die door hun eigen keuze niet aan dat vereiste voldoen. De hardheidsclausule is
niet van toepassing omdat de wetgever uitdrukkelijk heeft gekozen voor de ingevoerde regeling en de daaraan gekoppelde voorwaarden.
Oordeel van de commissie4
De staatssecretaris kan worden gevolgd in zijn standpunt.
Verzoeker voldoet niet aan een voorwaarde die de wet stelt. Daarom kan hij krachtens de wet niet als partner van overledene
worden aangemerkt.
De hardheidsclausule kan alleen worden toegepast bij een onbillijkheid van overwegende aard. Daarvan is alleen sprake als
het gaat om een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet had voorzien.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Neppérus
De griffier van de commissie,
De Gier