Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2011
Tijdens de behandeling van de begroting SZW heeft uw kamer de motie van de leden Ortega-Martijn en Dijkgraaf1 aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om alles in het werk te stellen zodat Nederlandse ontwikkelingswerkers die terug-keren
naar Nederland zo spoedig mogelijk kinderbijslag kunnen ontvangen.
Navraag bij de Sociale Verzekeringsbank leert dat de bank geen signalen heeft dat de groep terugkerende Nederlandse ontwikkelingswerkers
vergeleken met andere terugkerenden naar Nederland, langere dan de gebruikelijke procedures doorloopt. Om personen waarvan
het recht onderbroken is geweest door verblijf in het buitenland, opnieuw recht toe te kunnen kennen op een bepaalde uitkering
of bijslag moet altijd opnieuw worden vastgesteld of zij verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. Daartoe hoort o.a. vast
te staan dat het om een duurzame terugkeer naar Nederland gaat en moet aan de hand van de objectieve feiten en omstandigheden
in het individuele geval worden onderzocht of en vanaf welk moment er sprake is van ingezetenschap of heffing van Nederlandse
loonbelas-ting. Als dit onderzoek langer duurt dan de gebruikelijke termijn van 8 weken voor de beslissing op de aanvraag,
brengt de SVB de aanvrager hiervan op de hoogte en meldt ook de termijn waarbinnen hij of zij alsnog een beslissing kan verwachten.
Vertragingen kunnen zich voordoen als er bijvoorbeeld buitenlandse documenten moeten worden opgevraagd. Mogelijke nadelen
voor de aanvrager die samenhangen met het verlengen van de beslissingstermijn worden in de praktijk beperkt door het toekennen
van de kinderbijslag met terugwerkende kracht; er is dus geen financieel nadeel voor betrokkene.
Het is mogelijk dat terugkerende ontwikkelingswerkers de beleving hebben dat het lang duurt voordat de kinderbijslag wordt
uitgekeerd. Dit hangt samen met de bestaande systematiek van uitbetaling van de kinderbijslag na afloop van het kwartaal waarin
het recht bestaat. Dit recht wordt bepaald aan de hand van een peildatum, de eerste dag van een kwartaal. Wanneer bijvoorbeeld
het gezin van de terugkerende Nederlandse ontwikkelingswerker zich op 2 januari inschrijft bij de gemeente, alsmede een aanvraag
doet voor toekenning van kinderbijslag kan het recht vanaf het volgende kwartaal worden toegekend (peildatum 1 april). De
uitbetaling zal zoals gebruikelijk voor alle ontvangers van kinderbijslag over het
2e kwartaal plaatsvinden aan het eind van dit kwartaal, op of rond 1 juli 2011. Tussen de aanvraag en de uitbetaling wachten
betrokkenen in bovenstaand voorbeeld maximaal zes maanden, terwijl er pas recht op kinderbijslag ontstaat op de peildatum
van 1 april waarmee er sprake is van een feitelijke wachttijd van drie maanden na de peildatum. Deze systematiek geldt overigens
voor iedereen. Een gezin in Nederland, waarvan het kind geboren is op 2 januari, krijgt de eerste kinderbijslag ook pas aan
het begin van het derde kwartaal.
De Sociale Verzekeringsbank heeft mij verzekerd dat haar persoonlijke, persoons-gebonden en pro-actieve dienstverlening uiteraard
ook van toepassing is op deze aanvragers en dat zij er alles aan doet om de procedure van vaststelling van het recht op kinderbijslag
binnen de gegeven voorwaarden zo snel mogelijk af te ronden. Daarnaast heeft de Sociale Verzekeringsbank aangegeven de informatie-voorziening
voor de groep aanvragers die terugkeren naar Nederland uit te breiden door specifiekere informatie op te nemen op de website.
Ook is het mogelijk dat de betrokkenen de procedure bespoedigen door tijdig vanuit het buitenland een aanvraag te doen, zodat
na de datum van vestiging sneller kan worden begonnen met de bovenstaand beschreven beoordeling van de aanvraag.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp