32 500 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2011

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2010

Hierbij geef ik de stand van zaken weer met betrekking tot de uitvoering van de motie 32 123 XIV, nr. 95 van de leden Jacobi (PvdA) en Van Gent (GL). De motie verzoekt de regering «dat de nieuwe, nog aan te leggen ecoducten voorzien worden van een fiets- en wandelstrook, tenzij zwaarwegend en aantoonbaar natuurbelang zich ertegen verzet».

In het kader van het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) wordt een actief beleid gevoerd om ecoducten zodanig uit te voeren dat recreatief medegebruik mogelijk is, tenzij de primaire functie van de faunapassage wordt aangetast. Deze ecoducten worden primair over spoorlijnen en rijkswegen aangelegd om de doorgang van diersoorten mogelijk te maken.

Gezien de wens van de motie van Jacobi en Van Gent dat medegebruik door recreanten mogelijk is, tenzij dit de primaire functie van de faunapassage aantast, hanteert het MJPO voor het recreatief medegebruik van ecoducten als uitgangspunt het «ja-tenzij» principe. Ik beschouw de motie van Jacobi en Van Gent als ondersteuning van het MJPO-beleid. Hieronder zal ik nader ingaan op de gehanteerde criteria en aangeven bij welke ecoducten recreatief medegebruik wordt of zal worden toegepast.

Gehanteerde criteria

Voor de doorwerking van dit principe wordt bij de realisatie van de ecoducten rekening gehouden met de onderstaande criteria:

  • a. De doelgroepsoorten waarvoor het ecoduct is bedoeld.

  • b. Het standpunt van de terreinbeheerders.

  • c. Of er binnen een redelijke afstand een vervangende verbinding mogelijk is in de vorm van een viaduct of een onderdoorgang.

  • d. Of er binnen het budget een goede kosteneffectieve oplossing kan worden gevonden.

Daarnaast vindt overleg plaats met belangenorganisaties.

Actuele stand van zaken

Er zijn momenteel twaalf ecoducten in Nederland in gebruik; bij drie daarvan is medegebruik mogelijk. Het betreft de ecoducten

  • over de spoorlijn Hilversum–Bussum (natuurbrug Zanderij Crailoo);

  • over de A50: bij Nistelrode (Slabroek);

  • over de A73: bij Swalmen (Waterloo).

Twintig ecoducten zijn momenteel aanbesteed of in uitvoering; bij zes zal recreatief medegebruik mogelijk zijn. Het betreft de ecoducten

  • over de spoorlijn Utrecht–Amersfoort bij Den Dolder (Op de Hees);

  • over de A1 bij Laren (Laarderhoogt);

  • over de A2 bij Meerssen (Kruisberg);

  • over de A4 bij Bergen op Zoom (Waterlinie);

  • over de A27 bij Hilversum (Zwaluwenberg);

  • over de A50 bij Wolfheze (Kabeljauw).

Bij Kabeljauw is het ecoduct na nader overleg met decentrale overheden en met medefinanciering door deze decentrale overheden aangepast voor recreatief medegebruik. Dit gebeurt door het aan weerszijden aanplakken van een wandelbrug. Het ecoduct Zwaluwenberg krijgt een hoefslag voor paarden.

In mijn eerdere reactie op de motie van Jacobi en Van Gent heb ik aangegeven dat ik het Alterra-onderzoek naar de «Effecten van recreatief medegebruik van ecoducten op het functioneren als faunapassage» zal betrekken bij mijn reactie.

Uit voorlopige conclusies blijkt dat de onderzochte ecoducten laten zien dat de breedte en inrichting van het ecoduct én de faunasoorten die ervan gebruik gaan maken, bepalend zijn voor de mogelijkheden van recreatief medegebruik.

Aangezien met deze twee hoofdaspecten voldoende rekening wordt gehouden in de bovenstaande criteria beschouw ik de uitkomsten van het onderzoek als een ondersteuning van het gevoerde beleid.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven