Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2010
Hierbij doe ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit, de resultaten toekomen over 2009 van de Meerjarenafspraken Energie-Efficiëntie1.
De Meerjarenafspraken Energie-Efficiëntie (MJA3) met verschillende sectoren uit de industrie, de voedings- en genotmiddelenindustrie
en de dienstensector, is een convenant gericht op het bevorderen van de energie-efficiëntie bij middelgrote bedrijven. Deelnemers
aan het convenant zijn de bedrijven, de Rijksoverheid en het Bevoegd Gezag Wet Milieubeheer. Voor bedrijven betekent deelname
dat zij energiebesparingplannen maken, maatregelen nemen en dat zij jaarlijks de resultaten hiervan aanleveren voor de monitoring.
Voor de monitoring van de resultaten van MJA3 over 2009 is een nieuwe methodiek vastgelegd. Kernpunt van de nieuwe methode
is dat het resultaat alleen wordt gebaseerd op de uitvoering van maatregelen. Dit sluit beter aan bij landelijke en Europese
richtlijnen. In de oude methode was het resultaat gebaseerd op besparende maatregelen én overige invloeden. Afhankelijk van
de ontwikkelingen in een sector had dat een positief of negatief effect op de resultaten. Door alleen uit te gaan van de besparing
door maatregelen, worden de inspanningen van bedrijven veel beter zichtbaar.
De bijgevoegde resultatenbrochure is een overzicht en analyse van de monitoringgegevens van alle sectoren. De MJA3-resultaten
zijn onder te verdelen in maatregelen op het gebied van procesefficiëntie (PE), ketenefficiëntie (KE) en de opwekking en inkoop
van duurzame energie (DE). De resultaten van elk onderdeel dragen bij aan de doelstelling zoals die tussen overheid en bedrijfsleven
is afgesproken in het convenant. Alleen een deel van deze totale MJA3-resultaten telt direct mee voor de spiegeling aan de
landelijke doelstellingen; het gaat hierbij om de bijdrage aan procesefficiëntie en het deel van de ketenefficiëntie dat betrekking
heeft op de productieketen.
Uit het document kan geconcludeerd worden dat 2009, ondanks de economisch moeilijke omstandigheden, een relatief goed jaar
is. In 2009 zijn de resultaten een besparing van 3,0 PJ in de procesefficiëntie, een ontsparing van 0,7 PJ in de ketenefficiëntie,
een daling van de opwekking van duurzame energie met 0,1 PJ en een stijging van de inkoop van duurzame energie met 2,3 PJ.
Hiermee komt de bijdrage aan de landelijke besparingsdoelstelling uit op 2,9 PJ. Genomen over een totaal van 164,5 PJ komt
dit overeen met 1,8% van het primaire energiegebruik. Met het resultaat van 2009 komt voor de periode 2006–2009 de algehele
besparing uit op 8,5% en voldoet het gemiddelde daarmee tot op heden aan de doelstelling van 2%.
Bedrijven hebben inmiddels plannen met energiebesparende maatregelen ingediend die reeds zijn beoordeeld. Uit deze plannen
blijkt dat de voorgenomen maatregelen ook ertoe zullen leiden dat het gemiddelde gehandhaafd blijft. De komende jaren zal
de realisatie van deze plannen gemonitord worden.
In het convenant is eveneens afgesproken dat deelnemende sectoren een routekaart opstellen. Deze routekaarten geven de deelnemers
inzicht welke wegen bewandeld kunnen worden om de ambities van een sector tot aan 2030 te realiseren. Om te onderzoeken of
het maken van een routekaart zinvol is voor een sector, voeren sectoren eerst een voorstudie uit. Eindresultaat van een voorstudie
is een gezamenlijke sectorvisie voor 2 030 en een overzicht van de ambities op het gebied van energie-efficiëntie. In 2009
zijn 25 MJA3-sectoren gestart met een voorstudie. De meeste hiervan zijn inmiddels afgerond en hieruit blijkt dat de sectoren
vergaande ambities hebben. Naar verwachting worden in 2010 minimaal twaalf MJA3-routekaartentrajecten opgezet.
Eind 2009 doen ruim negenhonderd bedrijven mee met de MJA3, dat zijn 31 sectoren, waarvan de resultaten van 28 sectoren zijn
meegenomen in de resultatenbrochure. De energie-efficiency bij MJA3-bedrijven is hoger dan bij niet-deelnemers.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven