32 500 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011

Nr. 161 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2011

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 4 februari 2011 met kenmerk 2011Z01783/2011D05767 inzake het nucleaire arsenaal van Pakistan en een nucleaire wapenwedloop tussen Pakistan en India.

De Nederlandse regering heeft grote zorgen over de kernwapenprogramma’s in India en Pakistan en probeert de ontwikkelingen daarvan zo nauwkeurig mogelijk te volgen. Aangezien deze programma’s heimelijk worden uitgevoerd en beide landen weinig tot geen transparantie betrachten, is het niet eenvoudig om ze exact te duiden.

Nederland pleit bij zowel Pakistan als India voor toetreding tot het nucleaire Non-proliferatieverdrag. Om in de tussentijd met beide landen een intensieve dialoog te houden over wapenbeheersing en ontwapening roept Nederland beide landen op het alomvattend kernstop verdrag (CTBT) te ratificeren en onderhandelingen over het verdrag tot het stopzetten van de vervaardiging van splijtstof voor kernwapens (FMCT) te starten in de Ontwapeningsconferentie in Geneve. In het bijzonder zijn onderhandelingen over een FMCT van belang, omdat dit de grote productie van splijtstof materiaal voor kernwapens in India en Pakistan gecontroleerd zou kunnen stoppen. Onderhandelingen zijn door een blokkade van Pakistan tot nu toe niet gestart.

Pakistan

Pakistan startte net als India begin jaren zeventig een militair nucleair programma, dat in een stroomversnelling raakte na de eerste Indiase kernproef in 1974. Beide landen hadden hiervoor reeds een civiel nucleair programma. Begin jaren negentig beheerste Pakistan naar eigen zeggen alle aspecten van een kernwapen op basis van uranium. In mei 1998 voerde Pakistan een serie geslaagde testexplosies uit, in reactie op een aantal testexplosies van India eerder die maand.

Pakistan heeft inmiddels de capaciteit om zowel (hoog) verrijkt uranium als plutonium te produceren. Het land doet geen mededelingen over het aantal kernwapens. De geschatte hoeveelheid kernkoppen aan de hand van de beschikbare hoeveelheid splijtstof loopt uiteen van vijftig tot honderdentien. De nucleaire wapens moeten volgens Pakistan het machtsevenwicht met India bewaren.

De Pakistaanse kernwapens maken onderdeel uit van de afschrikking tegen het grotere en door Pakistan sterker ingeschatte Indiase leger. Pakistan heeft om die reden geen «no first use» verklaring afgegeven voor de eventuele inzet van de wapens.

India

India voert een «no first-use»-beleid, en hanteert daarbij het «represaille-principe». In het geval afschrikking niet werkt, zal India zijn kernwapens inzetten om schade toe te brengen aan een tegenstander. India zal dit niet doen tegen staten die geen nucleaire wapens bezitten.

India heeft nooit officiële mededelingen gedaan over zijn nucleaire arsenaal, maar schattingen van wetenschappers van het gezaghebbende «Bulletin of Atomic Scientists» (2009) lopen uiteen van zestig tot tachtig kernkoppen. Hiervan zouden er ongeveer vijftig volledig operationeel zijn. Cijfers van het «2009 SIPRI Yearbook» houden het Indiase kernarsenaal op zeventig kernkoppen. Deze schattingen hangen meestal samen met schattingen van de hoeveelheid plutonium die India heeft geproduceerd.

India produceert volgens officiële bronnen in totaal ongeveer 20–40 kilogram plutonium per jaar, en heeft een voorraad van 280–600 kilogram plutonium, genoeg om tenminste veertig en maximaal honderdtwintig kernwapens mee te produceren. Hiernaast bezit het een kleine hoeveelheid verrijkt uranium, maar het is onduidelijk of deze voorraad is gebruikt voor het produceren van nucleaire wapens of voor het civiele nucleaire programma.

Wapenwedloop?

Zoals de berichten in de media aangeven lijkt India in eerste instantie niet bevreesd voor een grotere hoeveelheid Pakistaanse kernwapens. Het grote verschil in omvang van beide landen is tegelijkertijd een ratio voor een mogelijk asymmetrisch verschil in omvang van hun arsenalen. India en Pakistan menen mogelijk dat de wederzijdse nucleaire afschrikking helpt de regionale machtsbalans tussen beide landen in evenwicht te houden.

Nederland blijft grote zorgen houden over de ontwikkeling en modernisering van de kernwapenprogramma’s van beide landen. Deze ontwikkelingen zouden kunnen leiden tot een (nucleaire) wapenwedloop, maar daar is op dit moment geen sprake van, doordat de machtsbalans vanuit beider optiek niet is verschoven.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven