32 472 EU-voorstel: Verordening voor de teelt van GGO-gewassen COM(2010) 375

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2011

Op 12 november 2010 is een aangepast richtsnoer van de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) over de milieurisicoanalyse van genetisch gemodificeerde (gg-)planten verschenen. Met dit richtsnoer wordt invulling gegeven aan één van de afspraken over genetisch gemodificeerde organismen zoals vastgelegd in de conclusies van de Milieuraad van december 2008.

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) over genetisch gemodificeerde organismen op 16 november jl. (Kamerstukken 2010/1, 32 472, nr. 4) en bij het AO Milieuraad van 8 maart 2011 heb ik toegezegd dit nieuwe richtsnoer met het Nederlandse commentaar aan de Tweede Kamer te doen toekomen. Het richtsnoer van de EFSA en het COGEM advies zijn als bijlage 1 en 2 bijgesloten bij deze brief1.

Doel van de nieuwe richtsnoeren

De Raad benadrukte de noodzaak van harmonisatie van de beoordelingspraktijken van de lidstaten. Uitgaande van de goede wijze waarop de EFSA in de praktijk de milieurisicoanalyse uitvoert, die gebaseerd is op de tot voor kort gehanteerde richtsnoeren, gaf de Raad in 2008 aan dat het wenselijk was dat die richtsnoeren verder uitgewerkt en geactualiseerd zouden worden. Die uitwerking zou zich in ieder geval moeten richten op de milieugevolgen van gg-planten op de lange termijn en op de milieugevolgen van gg-planten op zogeheten niet-doelwit organismen. Ook gaf de Raad aan dat de nieuwe richtsnoeren een normatieve status zouden moeten krijgen mede met het oog op de hierboven genoemde wens tot harmonisatie van de beoordelingspraktijken van de lidstaten en de noodzaak om elke gg-plant per geval op risico’s te analyseren, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de ecosystemen/milieus en bijzondere geografische zones waar de gg-planten volgens de bestaande wetgeving geteeld kunnen worden.

De gevolgde procedure

Het aangepaste EFSA richtsnoer is tot stand gekomen na verwerking van inbreng van de EU-lidstaten. De lidstaten hebben daarbij allerlei mogelijke aspecten aangedragen die in bepaalde gevallen bij de milieurisicoanalyse meegenomen kunnen worden. De EFSA heeft deze inbreng verwerkt in het voorliggende richtsnoer. De Commissie heeft vervolgens de bevoegde autoriteiten onder Richtlijn 2001/18/EG van de lidstaten uitgenodigd om commentaar in te dienen bij het aangepaste richtsnoer. Ten behoeve van het Nederlandse commentaar heb ik de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) gevraagd om mij inhoudelijk te adviseren over het nieuwe EFSA richtsnoer. Het advies van de COGEM heb ik op 7 maart jl. ontvangen. Ik heb als Nederlands bevoegd gezag onder Richtlijn 2001/18/EG commentaren bij de Commissie ingediend op basis van het advies van de COGEM. De commentaren van de lidstaten zullen waarschijnlijk besproken worden in het bevoegde gezagen overleg of het comité onder Richtlijn 2001/18/EG. Na of bij deze bespreking zal besloten worden of en hoe het aangepaste richtsnoer bindend zal worden verklaard.

Het COGEM advies

De COGEM is van mening dat het richtsnoer een goed overzicht geeft van de vele aspecten die van belang kunnen zijn bij de milieurisicoanalyse van gg-planten en de verschillende invalshoeken en wetenschappelijke methoden die bij de beoordeling van milieurisico’s gebruikt kunnen worden. Volgens de COGEM is het echter, als gevolg van de zeer uitgebreide opsomming van mogelijke aspecten die van belang kunnen zijn voor de milieurisicoanalyse, in het vernieuwde richtsnoer onduidelijk welke informatie per te beoordelen gg-plant precies noodzakelijk is voor de milieurisicoanalyse. In feite schiet het richtsnoer daarmee zijn doel voorbij. In plaats van helderheid te verschaffen over de concrete eisen waaraan de milieurisicoanalyse per te beoordelen gg-plant moet voldoen, hetgeen ook de wens van de Raad was, ligt er nu een richtsnoer voor dat aangeeft waar in de milieurisicoanalyse in het algemeen rekening mee zou kunnen worden gehouden. De COGEM stelt voor om op basis van de nu voorliggende materie, meer specifieke handleidingen te ontwikkelen die ingaan op de milieurisicoanalyse van bepaalde categorieën gg-planten en deze bindend te verklaren. Voor het meer specifieke commentaar van de COGEM verwijs ik u naar het bijgevoegde advies van de COGEM zelf.

Het Nederlandse standpunt

De Raadsconclusies uit 2008 zijn leidend voor Nederland bij de beoordeling van de nieuwe richtsnoeren zoals die door de EFSA, gemandateerd door de Commissie, zijn opgesteld. In dit verband deel ik de mening van de COGEM dat het nieuwe EFSA richtsnoer uitgebreid en compleet is, maar in de huidige vorm onvoldoende richting geeft voor de gewenste harmonisatie van de beoordelingspraktijken van de lidstaten. In deze vorm zal het richtsnoer juist zorg dragen voor meer onduidelijkheid voor risico beoordelaars, competente autoriteiten en aanvragers. Dit zal de discussie tussen aanvragers, EFSA en de lidstaten over de benodigde gegevens voor de milieurisicoanalyse van specifieke aanvragen niet vergemakkelijken. Evenzo zal het besluitvormingsproces inzake de toelating van specifieke aanvragen hiermee niet worden versneld.

Om deze reden sta ik niet achter het idee om het richtsnoer in de huidige vorm bindend te verklaren. Ik ondersteun het idee van de COGEM om het document te gebruiken als een startpunt om tot meer specifieke handleidingen of richtsnoeren te komen voor categorieën van gg-planten met specifieke eigenschappen en/of specifieke combinaties van gewassen en eigenschappen. Deze «maatwerk» richtsnoeren kunnen dan meer gericht zijn op de specifieke gegevens en analyses die nodig zijn voor de milieurisicoanalyse van elk van deze categorieën van gg-planten en daarmee dus meer duidelijkheid creëren voor alle betrokken partijen. Mijn inzet in de Europese onderhandelingen over het vernieuwde richtsnoer van de EFSA zal daar dus daarop gericht zijn, indachtig ook de eerder genoemde Raadsconclusies.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven