32 401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2010

Zoals toegezegd tijdens de eerste termijn van de plenaire behandeling treft u bijgaand mijn afwegingen met betrekking tot de amendementen van de heer Slob namelijk 32 401, nr. 10 en nr. 11.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Amendement 32 401, nr. 10

Inhoud:

Op grond van dit amendement gelden de doorschuifregeling in de Wet IB 2001 en de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956 indien bij overlijden van de eerststervende echtgenoot preferente aandelen worden verkregen door de langstlevende echtgenoot.

Afweging:

Ik acht dit amendement op grond van de volgende redenen niet wenselijk:

  • De doorschuifregeling in de Wet IB 2001 en de BOR in de SW 1956 zijn niet bedoeld om iedere kapitaalverstrekking aan een onderneming te faciliëren.

  • Houders van preferente aandelen zijn tot op zekere hoogte te vergelijken met schuldeisers. Een schuldeiser komt ook niet in aanmerking voor deze faciliteiten.

  • Op basis van de huidige regelingen kwalificeert de overgang van preferente aandelen daarom alleen voor de faciliteiten indien sprake is van een reële bedrijfsopvolging. In dat geval dienen die preferente aandelen ook uiterlijk bij overlijden van de overdrager aan de bedrijfsopvolger toe te komen, dit amendement maakt daar inbreuk op.

  • Dit amendement kan er toe leiden dat economisch gewenste bedrijfsopvolgingen worden uitgesteld tot het overlijden van de langstlevende echtgenoot.

  • De aanpassing in de inkomstenbelasting leidt voorts tot een onevenwichtige behandeling van gehuwden ten opzichte van ongehuwden die een samenlevingsovereenkomst met verzorgingsgedachte hebben gesloten.

  • De verruiming van de BOR is tevens niet te verklaren door het doel van bedrijfsopvolging en staat daarom op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel. Het onderscheid dat wordt aangebracht tussen enerzijds de verkrijging van preferente aandelen door de langstlevende echtgenoot en anderzijds de verkrijging van beleggingsvermogen door andere belastingplichtigen is niet te verklaren.

  • Met een partnervrijstelling van € 600 000 voor de erfbelasting wordt al voorzien in verzorgingsbehoefte van de langstlevende.

  • De voorgestelde aanpassingen maken de regelgeving met betrekking tot de doorschuifregeling in de Wet IB 2001 en de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956 nog gedetailleerder.

Amendement 32 401, nr. 11

Inhoud:

Dit amendement strekt ertoe de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (BOR) bij vererving van ab-aandelen ook van toepassing te laten zijn voor die gevallen waarin bij overlijden preferente aandelen die zijn ontstaan in het kader van een bedrijfsoverdracht van de eerststervende partner worden verkregen door de langstlevende partner (niet zijnde de voortzetter van de onderneming).

Afwegingen:

  • De BOR is niet bedoeld om iedere kapitaalverstrekking aan een onderneming te faciliteren, maar alleen de bedoeld voor de verkrijging van ondernemingsvermogen in opvolgingssituaties

  • Houders van preferente aandelen zijn tot op zekere hoogte te vergelijken met schuldeisers/vreemd vermogen. Een schuldeiser komt ook niet in aanmerking voor de BOR.

  • De verkrijging van preferente aandelen kwalificeert daarom alleen voor de BOR indien de preferente aandelen worden verkregen door de bedrijfsopvolger. Dit is thans al geregeld.

  • Preferente aandelen die worden gecreëerd in verband met bedrijfsopvolgingen dienen uiterlijk bij overlijden van de overdrager aan de bedrijfsopvolger toe te komen. Dit amendement maakt inbreuk op dit essentiële uitgangspunt van deze uitbreiding.

  • Het is vreemd dat de gewone aandelen al wel bij het kind zijn (die moet gaan voortzetten), maar dat het kind nog te jong wordt geacht ook de preferente aandelen te verkrijgen, en dat hiervoor een speciale faciliteit moet worden opgetuigd.

  • Het kind, dat wettelijk al de opvolger is omdat het een a.b. (>5% van de aandelen) heeft, wordt geconfronteerd met het feit dat hij dividend op die prefs moet uitkeren en niet de garantie heeft dat hij uiteindelijk ook de prefs zal verkrijgen. Vreemd en wellicht ongewenst risico van dit amendement.

  • De onderhavige verruiming staat op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel: het onderscheid tussen de langstlevende die preferente aandelen verkrijgt en andere belastingplichtigen die geen ondernemingsvermogen verkrijgen niet is te verklaren door het doel van de BOR.

  • Die ongelijkheid kan niet worden verklaard vanuit de verzorgingsbehoefte, aangezien daarvoor in de SW een partnervrijstelling (van € 600 000) geldt.

  • Dit amendement kan er toe leiden dat economisch gewenste bedrijfsopvolgingen worden uitgesteld tot het overlijden van de langstlevende echtgenoot.

  • De voorgestelde aanpassingen maken de regelgeving met betrekking tot de BOR nog gedetailleerder.

Naar boven