32 357 Wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet op de economische delicten en de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van richtlijn nr. 2009/28/EG, richtlijn nr. 2009/30/EG en richtlijn nr. 2009/33/EG (implementatie van de EG-richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen, de EG-richtlijn brandstofkwaliteit en de EG-richtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen)

Nr. 35 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2012

Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken betreffende de vaststelling van de broeikasgaswaarde voor teerzandolie. Het betreft uw verzoek van 19 januari 2012, waarin u uw eerdere verzoek van 21 december 2011 heeft opgenomen.

De Europese Commissie heeft in oktober 2011 een voorstel gedaan voor uitvoeringsbepalingen van de Europese richtlijn Brandstofkwaliteit. Het voorstel beschrijft hoe de broeikasgasintensiteit over de hele keten van motorbrandstoffen moet worden bepaald en gerapporteerd. In het bijzonder hoe om te gaan met grondstoffen met een hoge broeikasgasintensiteit, zoals teerzanden.

Besluitvorming vindt plaats in het Comité voor de Brandstofkwaliteit. Hierin zijn de EU-lidstaten vertegenwoordigd.

In het Comité uitte de overgrote meerderheid van lidstaten bezwaren tegen het commissievoorstel vanwege de hoge administratieve lasten en de matige uitvoerbaarheid. Deze bezwaren hangen samen met de interpretatie die door mij, en met mij door vele EU-lidstaten, aan het commissievoorstel is gegeven. Volgens die interpretatie, die ik ook heb gevolgd bij de omzetting in april 2011 van de richtlijn in de Nederlandse regelgeving, zouden individuele brandstofleveranciers moeten rapporteren over de herkomst en gebruikte grondstof voor benzine en diesel. Zoals ik in mijn brief van 16 november 20111 heb aangegeven, is deze informatie niet beschikbaar voor de individuele brandstofleveranciers, maar kan deze informatie op nationaal niveau uit bestaande gegevens op eenvoudige wijze worden samengesteld.

De aanpak die ik nu voorsta houdt in dat de informatie over herkomst en grondstof voor de productie van in Nederland gebruikte benzine en diesel op nationaal niveau wordt verzameld. Dit leidt tot het opstellen van een overzicht zoals opgenomen in bijlage 1.2

Uit dit voorlopig overzicht blijkt dat 0,05% van de diesel is gemaakt uit teerzandolie. Voor benzine is dit percentage 0.

Deze aanpak borgt dat teerzandolie zichtbaar blijft en meetelt. Tevens voorkomt het te grote administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Door de Nederlandse vertegenwoordiger is deze aanpak tijdens de laatste bijeenkomt van het Comité gepresenteerd. Verder is uitgelegd hoe dit overzicht uit nationaal beschikbare informatie kan worden samengesteld. Er zijn door Nederland geen tekstvoorstellen in het Comité ingebracht. De presentatie is goed ontvangen.

Zoals ik in mijn brief van 13 december3 heb aangegeven is de Europese Commissie van mening dat de door Nederland voorgestelde aanpak wat doelstelling en resultaat betreft, overeenstemt met haar eigen voorstel. Naar verwachting zal dit in de teksten, die de Commissie voorbereidt voor de volgende bijeenkomst van het Comité voor de Brandstofkwaliteit, tot uiting komen.

In de bijeenkomst van februari zal blijken of andere lidstaten mijn aanpak steunen. Het Comité komt in ieder geval nog tweemaal bijeen, in februari en maart 2012. Of dan tot stemming wordt overgegaan is op dit moment niet goed in te schatten.

De Milieuraad van 19 december 2011 heeft geen verder inzicht verschaft in de posities van de verschillende lidstaten.

Op andere onderdelen van het Commissievoorstel heeft de door mij voorgestelde aanpak geen invloed. De individuele brandstofleveranciers blijven verantwoordelijk voor de jaarlijkse rapportage over de broeikasgasintensiteit van de geleverde motorbrandstof en voor het halen van de reductie van de broeikasgasintensiteit. Het gebruik van teerzandolie blijft als zodanig zichtbaar en telt mee voor de bepaling van de broeikasgasintensiteit van motorbrandstof.

In december is de Canadese ambassadeur geïnformeerd over de aanpak die ik voorsta. De essentie van de Canadese bezwaren is het opnemen van een aparte categorie voor teerzanden. Canada onderzoekt of dat WTO conform is. Ook in het Nederlandse voorstel is teerzandolie als aparte categorie opgenomen. Naar verwachting zal de Canadese positie daarom niet wijzigen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma


X Noot
1

Kamerstukken II, 2011/12, 32 357, nr. 32.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2011/12, 21 501-08, nr. 398.

Naar boven