32 317 JBZ-Raad

HS BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2017

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de bijeenkomst van de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 juni te Luxemburg.

Daarnaast informeren wij u over een viertal onderwerpen op het gebied van migratie.

De vier onderwerpen op het gebied van migratie zijn:

  • de operationalisering van de Europese grens- en kustwacht;

  • de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring;

  • herplaatsing en hervestiging en

  • een uniform model voor verblijfstitels.

Operationalisering van de Europese grens- en kustwacht

Op 13 juni jl. publiceerde de Europese Commissie het vierde voortgangsverslag over de operationalisering van de Europese grens- en kustwacht.1 In de periode van dit vierde verslag is wederom belangrijke voortgang gemaakt ten aanzien van de operationalisering van de nieuwe Europese grens- en kustwacht. Dit geldt met name op het gebied van de kwetsbaarheidsanalyses en de samenwerking met derde landen. Frontex heeft de eerste kwetsbaarheidsanalyses afgerond en lidstaten aanbevelingen gedaan om eventuele tekortkomingen aan hun buitengrenzen aan te pakken. Ook heeft Frontex op basis van een risicoanalyse zes lidstaten uitgekozen waarvan getest wordt in hoeverre zij in staat zijn om te gaan met toekomstige uitdagingen aan hun buitengrenzen. Dit gebeurt aan de hand van simulaties. Nederland behoort niet tot deze lidstaten. Wat samenwerking met derde landen betreft zijn de onderhandelingen met Servië over een statusovereenkomst verder gebracht. Het kabinet steunt het voornemen om dergelijke overeenkomsten met meerdere landen op de Westelijke Balkan af te sluiten. In het voortgangsverslag wordt ook gewezen op punten waar de implementatie van de nieuwe verordening gebreken vertoont. Zo zijn er nog steeds tekorten aan materieel en personeel in een aantal gezamenlijke operaties, met name in Griekenland en Italië. Ook hebben nog niet alle lidstaten een bijdrage geleverd aan de snel inzetbare pool voor materieel. Daarnaast wijst de Commissie er op dat niet alle lidstaten namen van grenswachters hebben geleverd voor de snel inzetbare pool voor personeel. Nederland komt zijn verplichtingen ten aanzien van beide pools na en verwacht dat iedere lidstaat zijn aandeel levert, zodat Frontex slagvaardig kan optreden aan de buitengrenzen. Ten slotte is het kabinet tevreden over de installatie van het individuele klachtenmechanisme binnen Frontex. In de rapportageperiode zijn enkele klachten binnengekomen. Hier zaten geen klachten bij over Nederlands personeel.

Uitvoering EU-Turkije Verklaring

Op 13 juni jl. publiceerde de Europese Commissie het zesde voortgangsverslag over de vooruitgang bij de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring.2 Bij het verslag is ook een bijlage opgenomen met betrekking tot de uitvoering van het gezamenlijke actieplan dat specifiek ziet op het verbeteren van de processen en de situatie in Griekenland.

Het kabinet verwelkomt het verslag en de aanbevelingen van de Commissie. Uit het verslag blijkt dat sinds de inwerkingtreding van de Verklaring, het aantal personen dat vanuit Turkije de levensgevaarlijke oversteek waagt naar de Griekse eilanden bestendig laag blijft. Gemiddeld komen 52 personen per dag aan. In de maand voor de inwerkingtreding van de Verklaring (maart 2016) kwamen meer dan 1.700 personen per dag aan. Belangrijker is dat, ondanks een aantal recente tragische gebeurtenissen, het aantal verdrinkingen in de Egeïsche zee significant is gedaald. Wel waarschuwt de Commissie dat de aankomsten in de komende periode licht kunnen oplopen door de verbeterende weersomstandigheden. Dit is een jaarlijks terugkerende trend, ondanks de doorlopende inspanningen van de EU (Frontex), NAVO en Turkse kustwacht om mensensmokkel tegen te gaan.

De situatie op de Griekse eilanden, in het bijzonder de omstandigheden in de opvangcentra, verdient nog alle aandacht. In de rapportageperiode zijn stappen gezet om de asielprocedures te versnellen, zijn verbeteringen doorgevoerd om de omstandigheden in de opvangcentra te verbeteren en zijn maatregelen doorgevoerd om de veiligheidssituatie in de verschillende centra te verbeteren. Kwetsbare migranten die in aanmerking komen voor de reguliere asielprocedure, worden versneld overgeplaatst naar het Griekse vasteland waar meer en betere voorzieningen beschikbaar zijn. De Griekse autoriteiten hebben ook maatregelen getroffen om kwetsbare groepen, zoals minderjarige kinderen, beter te beschermen. Voorts zijn stappen gezet om de opvang- en detentiecapaciteit op de Griekse eilanden te vergroten en efficiënter in te zetten. Ook zijn maatregelen doorgevoerd om de terugkeerprocedures naar Turkije efficiënter en met grotere regelmaat te laten plaatsvinden. Deze verschillende maatregelen moeten er mede toe bijdragen dat het aantal migranten dat in de centra verblijft, daalt. Om de effecten van de genoemde maatregelen beter in beeld te krijgen, nodigt de Commissie de Griekse autoriteiten uit om het officiële aantal aanwezige migranten op de Griekse eilanden (13.968 per 9 juni jl.) opnieuw te verifiëren. Aanleiding hiervoor zijn verschillende berichten die dit officiële aantal in twijfel trekken.

De personele tekorten bij met name EASO zijn deels ingelopen doordat EASO nu ook zelf experts werft. Dit neemt echter niet weg, zoals de Commissie ook in het verslag onderstreept, dat lidstaten een blijvende verantwoordelijkheid hebben om voldoende en de juiste experts beschikbaar te stellen. Zoals al vaker met uw Kamer gedeeld, steunt het kabinet de Commissie in deze oproep en zal het kabinet dit doorlopend benadrukken tijdens verschillende vergaderingen.

De Commissie bevestigt dat het hervestigingsproces van Syrische vluchtelingen vanuit Turkije naar de EU onder de zogenaamde 1:1-afspraken aanzienlijk sneller verloopt dan de terugkeer van de Griekse eilanden naar Turkije. In de praktijk blijkt dat een deel van de Syrische vluchtelingen aan het eind van het traject besluit alsnog geen gebruik te maken van hervestiging. Dit heeft een begrijpelijk negatief effect op de effectiviteit van de hervestigingsprocedure en toezeggingen van de lidstaten. Het kabinet verwelkomt de maatregelen die de Commissie samen met UNHCR in Turkije heeft ontwikkeld om dit tegen te gaan. De Commissie verwacht dat de onderhandelingen met Turkije over de vrijwillige regeling voor humanitaire toelating, dat de 1:1-hervestiging moet vervangen, op afzienbare termijn kunnen worden afgerond.

Via de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije ondersteunt de EU de opvang van vluchtelingen in Turkije en de verbetering van hun situatie, met een bijzondere aandacht voor kinderen. Lopende projecten dragen bij aan een betere toegang tot onder andere onderwijs, gezondheidszorg en de arbeidsmarkt. Conform de toezegging van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, dringt het kabinet aan bij de verschillende partners, inclusief de Turkse overheid, om er voor te zorgen dat de toegang van vluchtelingen tot de legale arbeidsmarkt verbetert. Op 13 februari jl. organiseerde de Nederlandse ambassade in Ankara een rondetafelgesprek, waar onder meer is gesproken over mogelijke verlaging van de kosten van werkvergunningen voor vluchtelingen. Ook het Turkse Ministerie van Arbeid nam deel aan dit gesprek, evenals Nederlandse en internationale modemerken.

Inmiddels is binnen het kader van de Faciliteit tot EUR 2,9 miljard aan projecten gealloceerd en zijn contracten gesloten voor in totaal 47 projecten. Met steun vanuit de Faciliteit ontvangen ruim 600.000 vluchtelingen rechtstreeks (financiële) maandelijkse steun. Dit draagt bij aan hun zelfredzaamheid. Ter aanvulling daarop is in mei 2017 gestart met een aanvullende financiële steun aan gezinnen voor het onderwijs van hun kinderen. Volgens de Commissie zullen in het eerste jaar zo’n 230.000 vluchtelingenkinderen hier gebruik van maken.

Met bovenstaande activiteiten is invulling gegeven aan de toezeggingen ten aanzien van arbeidsomstandigheden van Syrische vluchtelingen in Turkije, gedaan door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het debat op 25 oktober 2016 over Syrische vluchtelingen in de Turkse textielsector. Nederland zal aandacht blijven houden voor deze kwestie.

Ten opzichte van het voorgaande verslag meldt de Commissie wederom geen concrete vooruitgang op de openstaande criteria waar Turkije aan moet voldoen om in aanmerking te komen voor visumliberalisatie. Besluitvorming hierover is dan ook wat de Commissie en het kabinet betreft, niet aan de orde.

Op aandringen van Nederland legde de Raad op 13 december 2016 vast dat het toetredingsproces met Turkije feitelijk stilligt. Onder de huidige omstandigheden kunnen geen nieuwe hoofdstukken worden geopend. Uit het zesde voortgangsverslag blijkt dat er sinds 30 juni 2016 geen hoofdstukken zijn geopend of gesloten met Turkije. De Commissie zet het monitoringswerk op het gebied van de rechtsstaat voort. Conform de motie Omtzigt c.s.3 dringt Nederland erop aan dat de Commissie op korte termijn een oordeel presenteert over hoe de grondwetswijzigingen en hun praktische toepassing zich verhouden tot de status van kandidaat-lidstaat van Turkije. De Commissie heeft toegezegd hierover te zullen rapporteren, in het kader van haar rapportage over de stand van het uitbreidingsproces in het voorjaar van 2018 of zoveel eerder als mogelijk.

Herplaatsing en hervestiging

Op 13 juni jl. heeft de Europese Commissie het dertiende voortgangsverslag gepresenteerd over herplaatsing en hervestiging.4 Gedurende de eerste vijf maanden van 2017 is het tempo van de herplaatsingen flink toegenomen. Sinds januari 2017 zijn al bijna 10.300 personen herplaatst. Dit is meer dan een vervijfvoudiging in vergelijking met dezelfde periode in 2016. In totaal zijn inmiddels bijna 21.000 personen herplaatst uit Griekenland en Italië. In Griekenland zijn ongeveer 27.000 personen geregistreerd als herplaatsingskandidaat. De Commissie verwacht dat dit aantal nog nauwelijks significant zal wijzigen. Van deze 27.000 personen dienen nog ongeveer 11.000 personen te worden herplaatst. Italië heeft tot nu toe 8.600 personen geregistreerd als herplaatsingskandidaat waarvan er ongeveer 7.000 personen zijn herplaatst. De overige 1.600 personen worden nog herplaatst en de registratie door de Italiaanse autoriteiten van ongeveer 700 personen als herplaatsingskandidaat loopt nog. De Commissie roept de Italiaanse autoriteiten op om de identificatie en registratie te bespoedigen van mogelijke herplaatsingskandidaten die zich nog op het Italiaanse grondgebied bevinden. Zoals ook is opgemerkt naar aanleiding van eerdere voortgangsverslagen van de Commissie, ligt het daadwerkelijke aantal herplaatsingskandidaten beduidend lager dan de aantallen waar in de Raadsbesluiten over herplaatsing uit 2015 rekening mee werd gehouden. De Commissie ambieert daarom nog steeds om alle personen die in aanmerking komen voor herplaatsing, tegen uiterlijk september 2017 te hebben herplaatst. Het kabinet is tevreden over de bestendiging in de positieve trend van het tempo van de herplaatsingen. Steeds meer lidstaten herplaatsen op maandelijkse of tweemaandelijkse basis. Nederland doet dit al geruime tijd en stelt maandelijks 50 herplaatsingsplekken beschikbaar aan Italië en 100 aan Griekenland. Met de Commissie vindt het kabinet het belangrijk dat alle lidstaten op een faire en proportionele wijze bijdragen aan herplaatsing. Het kabinet heeft dan ook met belangstelling kennis genomen van de inbreukprocedures die de Commissie is gestart tegen de drie lidstaten, Tsjechië, Hongarije en Polen, die herplaatsing weigeren uit te voeren. Het kabinet vindt het een goede zaak dat de Commissie op deze manier gebruikt maakt van de instrumenten die tot haar beschikking staan, zoals het starten van een inbreukprocedure, om lidstaten aan te sporen tot het uitvoeren van herplaatsing. Er is immers voortdurend door de Commissie, maar ook door Nederland, op aangedrongen dat alle lidstaten aan herplaatsing doen. De EU heeft deze besluiten in gezamenlijkheid en volgens de regels genomen. Met deze inbreukprocedures komt de Commissie op voor de Europese rechtsorde. Duitsland (5.658), Frankrijk (3.478) en Nederland (1.907) hebben de meeste herplaatsingen gerealiseerd. Wat betreft alleenstaande minderjarigen (amv’s), roept de Commissie lidstaten op plaatsen beschikbaar te stellen voor de nog resterende 24 amv’s in Griekenland. Aan Italië doet de Commissie het verzoek om voort te bouwen op de eerste ervaringen met herplaatsingen van amv’s, waaronder naar Nederland, zodat de herplaatsing van amv’s structureel kan plaatsvinden. Daarnaast roept de Commissie de lidstaten op om aan Italië plaatsen beschikbaar te stellen voor amv’s.

Wat de hervestigingsaantallen betreft, zet de stijgende lijn zich voort. In het kader van het JBZ-hervestigingsprogramma van juli 2015 is ongeveer twee derde van het afgesproken aantal van 22.504 hervestigingen voldaan. Nederland heeft zijn volledige aandeel al voldaan. Daarnaast waren de hervestigingsaantallen uit Turkije in het kader van de EU-Turkije Verklaring de hoogste in mei met de hervestiging van bijna 1.000 Syriërs. Hiermee komt het totaal aantal hervestigingen in het kader van de EU-Turkije Verklaring uit op een aantal van 6.254 personen, waaraan Nederland ook een significante bijdrage heeft geleverd. In het verslag worden die lidstaten die nog niet hebben hervestigd onder een van de Europese programma’s aangespoord om hier snel mee aan de slag te gaan.

Uniform model voor verblijfstitels

Op 15 juni jl. hebben de permanent vertegenwoordigers van de lidstaten bij de EU namens de Raad het informele akkoord met het Europees Parlement bevestigd over de wijzigingsverordening betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. Het voorstel voorziet in een nieuw gemeenschappelijk ontwerp voor de verblijfskaart, met verbeterde veiligheidskenmerken die vervalsing voorkomen. De huidige kaart is onvoldoende fraudebestendig gebleken. Na de bevestiging van dit akkoord zal de tekst van de verordening worden voorgelegd aan het Europees Parlement voor een stemming in eerste lezing. Vervolgens wordt de verordening ter aanneming voorgelegd aan de Raad.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en 9 juni 2017 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS)

De aanwezige Ministers kwamen een Raadspositie over ETIAS overeen.

Terugkeerbeleid

De Ministers deelden hun ervaringen op het gebied van bilaterale afspraken met derde landen over terugkeer en stelden dat een gezamenlijke Europese aanpak het meeste politieke gewicht in de schaal kan leggen. Uit de discussie bleek dat er consensus bestaat over de link tussen visum- en terugkeerbeleid. Op dit onderwerp werden raadsconclusies aangenomen.

Bescherming van migrerende kinderen

Tijdens de discussie over de Mededeling wisselden de aanwezige Ministers ervaringen en goede praktijken uit. De Raad nam tevens conclusies aan over de bescherming van migrerende kinderen.

Veiligheid en Justitie, grondrechten en burgerschap

Europees Openbaar Ministerie

De JBZ-raad stelde een algemene oriëntatie vast ten aanzien van de EOM-verordening. Daarnaast werd een gezamenlijke verklaring van Raad en Commissie vastgesteld ten aanzien van de financiering van het EOM en een Raadsverklaring ten aanzien van de relatie tussen het EOM en niet-deelnemende lidstaten.

Witwassen

De raad constateerde dat er t.a.v. het voorstel veel werk was verzet en dat er een goed resultaat lag. Het voorzitterschap noteerde een ruime gekwalificeerde meerderheid voor instemming met de algemene oriëntatie.

Strafrechtspleging in de cyberruimte

De door de Commissie voorgestelde praktische maatregelen op het terrein van e-evidence ten aanzien van stroomlijning van de samenwerking tussen lidstaten en de samenwerking met ISP’s, konden op brede steun rekenen. De voorzitter concludeerde dat de lidstaten konden instemmen met een wetgevend voorstel inzake zowel verplichte samenwerking voor ISP’s (production order) als directe toegang.

I. Gemengd Comité

1. ETIAS: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (Eerste lezing). Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0357 (COD)

Het voorzitterschap benadrukte de bijdrage die ETIAS levert aan het verhogen van de interne veiligheid, het bestrijden van illegale migratie en tegelijkertijd de facilitering van bonafide reizigers. De Ministers van de geassocieerde Staten stelden dat ze onvoldoende tijd hebben gehad om het nieuwe artikel over de financiële positie van de geassocieerde Staten te bestuderen. Het voorzitterschap zal met deze landen in gesprek gaan om hun zorgen weg te nemen. Het voorzitterschap stelt vast dat er voldoende steun is voor de raadspositie. Hoewel Nederland over het algemeen positief is over het compromisvoorstel, heeft Nederland zijn zorgen over de formulering van het voorstel bilateraal overgebracht aan het voorzitterschap. Een goede beschrijving van de operationele details en procedures in het voortel is volgens Nederland van belang voor de succesvolle implementatie van het ETIAS. Nederland heeft het voorzitterschap gevraagd deze zorgen te adresseren in het vervolgproces.

2. Schengen informatiesysteem (SIS)

a. Grenscontroles

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting en ingebruikname van het SIS ten behoeve van grenscontroles en tot wijziging van verordening Nr 515/2014 en intrekking van verordening Nr 1987/2006. Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0408 (COD)

b. Politiële en Justitiële samenwerking in strafzaken

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot tot instelling van het SIS ten behoeve van Politiële en Justitiële samenwerking in strafzaken, en tot wijziging van Nr 515/2014 en intrekking van Nr 1986/2006, Raadsbesluit 2007/533/JHA en Commissiebesluit 2010/261/EU. Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0409 (COD)

c. Terugkeer

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot tot instelling en ingebruikname van het Schengen Informatie Systeem ten behoeve van de terugkeer van onderdanen van derde landen of staatlozen die illegaal in een lidstaat verblijven (Eerste lezing). Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0407 (COD)

Met de gedachtewisseling over de door het voorzitterschap opgestelde drie discussievragen trachtte het voorzitterschap politieke sturing te geven aan het vervolg van onderhandelingen over de SIS-voorstellen. Dit leidde echter niet tot nieuwe inzichten.

De Commissie benadrukte dat SIS een hoofdrol speelt in discussies over interoperabiliteit en pleitte voor voortgang. De Commissie gaf aan het eens te zijn met de inzet van preventief signaleren. Ook staat de Commissie open voor bredere toepassing. Verder was de Commissie het eens met de inzet van onderzoekcontroles – de zogenaamde inquiry checks – en met verdere synergie met judiciële samenwerking. Tot slot onderstreepte de commissie de noodzaak van een verplichte signalering in het geval van terrorisme, en verwees daarbij naar de aanslag in Londen op 3 juni 2017.

In de tafelronde die volgde wisselden de lidstaten standpunten uit wat betreft preventieve signaleringen, onderzoekcontroles, uitbreiding van het SIS in het kader van judiciële samenwerking, verplichting van een nationale kopie en verplichte signalering bij terrorisme.

Voor preventieve signaleringen bestond algemene steun, mits met voldoende waarborgen ontkleed. Nederland pleitte voor een bredere toepassing van het systeem dan enkel ouderontvoering. Het voorzitterschap concludeerde dat brede steun bestaat voor onderzoekcontroles. Uit de tafelronde bleek een sterke behoefte voor een verdere uitwerking op technisch niveau. Een groot aantal lidstaten sprak twijfels uit bij het uitbreiden van het SIS in het kader van judiciële samenwerking. Daarnaast spraken verschillende lidstaten zich uit tegen de verplichting van een nationale kopie, die disproportioneel en onevenredig duur genoemd werd. De Commissie zegde hierop toe dit onderwerp nader te zullen bekijken. De EU-coördinator voor Terrorismebestrijding riep tot slot net als de Commissie op tot verplichte signalering bij het geval van terrorisme, en vroeg de eventuele uitzondering hierop beperkt te houden.

II. Immigratie en asiel

Raad wetgevende besprekingen

3. Herziening gemeenschappelijk Europees asielstelsel

a. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herziening)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0133 (COD)

b. Voorstel voor een herziening van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0222 (COD)

c. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming en tot aanpassing van richtlijn 2003/109/EU van 25 november 2003 inzake de status van derdelanders die langdurig ingezetene zijn

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0223 (COD)

d. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot het instellen van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de EU en tot intrekking van Richtlijn 2013/32

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0224 (COD)

e. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving (herziening)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0132 (COD)

f. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0131 (COD)

g. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een EU-hervestigingskader en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad

Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0225 (COD)

= voortgangsrapportages

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de voortgang van de onderhandelingen over de zeven voorstellen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Het voorzitterschap en de Commissie benoemden de goede voortgang die het Maltees voorzitterschap heeft geboekt op de verschillende voorstellen. Het Maltees voorzitterschap zal rapporteren aan de Europese Raad op 22 en 23 juni 2017 over de voortgang van de discussie met betrekking tot effectieve solidariteit. Op dit onderwerp is voortgang geboekt, maar nog geen overeenstemming bereikt. Uw Kamer is hierover in het verslag van de JBZ-Raad van 18 mei jl. geïnformeerd. In reactie hierop spraken verschillende Ministers opnieuw hun voorkeur uit voor een pakketbenadering van de herziening van het GEAS; daartegenover werd door enkele lidstaten ook een pragmatischere aanpak genoemd. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, bepleit Nederland een pakketbenadering.

Tijdens de Europese Raad van 22 en 23 juni 2017 zullen de regeringsleiders de voortgang van de herziening van het GEAS bespreken. Ondanks de voortgang die onder het Maltees voorzitterschap is bereikt, zal tijdens deze Europese Raad geen akkoord kunnen worden bereikt over de herziening van het gehele pakket. De onderhandelingen zullen onder Ests voorzitterschap worden voortgezet, Nederland zal hieraan een constructieve bijdrage blijven leveren.

4. ETIAS: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (Eerste lezing). Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0357 (COD)

Zie agendapunt 1. De Raad stelde een algemene oriëntatie vast.

5. Schengen informatiesysteem (SIS)

a. Grenscontroles
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting en ingebruikname van het SIS ten behoeve van grenscontroles en tot wijziging van verordening Nr 515/2014 en intrekking van verordening Nr 1987/2006. Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0408 (COD)

b. Politiële en Justitiële samenwerking in strafzaken
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot tot instelling van het SIS ten behoeve van Politiële en Justitiële samenwerking in strafzaken, en tot wijziging van Nr 515/2014 en intrekking van Nr 1986/2006, Raadsbesluit 2007/533/JHA en Commissiebesluit 2010/261/EU. Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0409 (COD)

c. Terugkeer
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot tot instelling en ingebruikname van het Schengen Informatie Systeem ten behoeve van de terugkeer van onderdanen van derde landen of staatlozen die illegaal in een lidstaat verblijven (Eerste lezing). Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0407 (COD)

Zie agendapunt 2.

Raad niet-wetgevende besprekingen

6. Migratie: actuele stand van zaken

= uitwisseling standpunten

De aanwezige Ministers bespraken met de Commissie, Frontex en EASO de stand van zaken van de illegale immigratie via de verschillende Middellandse Zeeroutes en de uitvoering van de Verklaring van Malta van 3 februari 2017.

De oostelijke Middellandse Zeeroute is stabiel, omdat de EU-Turkije Verklaring stand houdt. De westelijke Middellandse Zeeroute kent een stijging ten opzichte van 2016, maar de absolute aantallen blijven relatief laag ten opzichte van de instroom via de oostelijke route in 2015. Frontex stelde dat de focus blijft liggen op de centrale Middellandse Zeeroute, via welke route tot nu toe in 2017 ongeveer 60.000 personen in Italië arriveerden. EASO lichtte toe dat de capaciteit in Italië en Griekenland snel is opgebouwd, en ook de samenwerking met overheid, politie en opvangdiensten in Griekenland verder wordt uitgebouwd. Desondanks wachten nog aanzienlijke aantallen asielzoekers op een beslissing in de asielprocedures.

De Commissie benadrukte dat alle lidstaten hun bijdrage moeten leveren aan herplaatsing en hervestiging en gemaakte afspraken daarover moeten nakomen. Verschillende lidstaten onderstreepten dit verzoek van de Commissie.

Nederland benadrukte het belang van herplaatsing en hervestiging om gezamenlijk vooruitgang te boeken, alsook het belang van een coherente EU-benadering in derde landen. Zowel het uitvoeren van de EU-Turkije Verklaring als het ondersteunen van Griekenland en Italië verdienen blijvende aandacht.

Verschillende lidstaten uitten hun frustratie over het gebrek aan voortgang in de onderhandelingen over de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het voorzitterschap concludeerde dat hier tijdens de informele JBZ-Raad in Tallinn op 6 en 7 juli 2017 verder over wordt gesproken.

Het voorzitterschap concludeerde tevens dat lidstaten alle afspraken moeten nakomen met betrekking tot de Verklaring van Malta 2017 en dat de uitvoering van de Verklaring door de Commissie gecoördineerd moet worden.

Ten slotte nam de Raad conclusies aan met betrekking tot het uitvoeren van veiligheidschecks in het geval van illegale migratie.5

7. Terugkeerbeleid

a. Implementatie van Commissie aanbevelingen over terugkeer

= Stand van zaken

b. Concept raadsconclusies inzake terugkeer en toelating

= Aannemen raadsconclusies

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de uitvoering van de Terugkeerrichtlijn. Om precies te zijn ging het om «de inventarisatie van de implementatie van de Aanbeveling over het doeltreffender maken van terugkeer bij de tenuitvoerlegging van de Terugkeerrichtlijn». Uit deze inventarisatie blijkt dat het merendeel van de aanbevelingen door de meeste lidstaten is geïmplementeerd. Er is nog ruimte voor verbetering bij handhaving van terugkeerbesluiten, vreemdelingenbewaring, vrijwillig vertrek en inreisverboden. De Commissie stelde tevens dat lidstaten goede stappen hebben gezet en benadrukte het belang van een goede implementatie van de Terugkeerrichtlijn door lidstaten. De Commissie is zich bewust van de problemen die lidstaten ondervinden bij het implementeren van de richtlijn en houdt hier rekening mee bij de herziening van het terugkeerhandboek. De vertegenwoordiger van de EDEO benadrukte de partnerschapsbenadering waarin de reeks van instrumenten wordt uitgebreid om meer samenwerking te verkrijgen op terugkeer en overname.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun tevredenheid uit over de aandacht en voortgang op het gebied van terugkeer. Nederland pleitte voor meer aandacht voor vrijwillige terugkeer en uitzetting naar derde landen waar mensen veilig zijn, en voor meer aandacht voor de problemen met betrekking tot vreemdelingenbewaring. Bovendien pleitte Nederland voor een gerichte herziening van de Terugkeerrichtlijn, zodat obstakels in de implementatie en uitvoering kunnen worden opgelost.

De Ministers deelden hun ervaringen op het gebied van bilaterale afspraken met derde landen met betrekking tot terugkeer en stelden dat een gezamenlijke Europese aanpak het meeste gewicht in de schaal kan leggen. De Raad nam daarbij conclusies aan over de versterking van de coördinatie tussen het visum- en terugkeerbeleid6, zoals eerder besproken tijdens de JBZ-Raad van 27–28 maart jl. Het visumbeleid kan als hefboom worden ingezet richting derde landen wanneer zij onvoldoende meewerken aan terugkeer.

8. Informatie systemen en Interoperabiliteit

a. Concept Raadconclusies over het verbeteren van informatie uitwisseling en garanderen van interoperabiliteit van EU-informatie systemen.

= Aannemen Raadsconclusies

b. Routekaart ter versterking van informatie uitwisseling en informatie beheer inclusief oplossingen voor interoperabiliteit in de JBZ-domein – implementatie rapport.

= Voortgangsrapport

c. Concept Raadsconclusies over het aanbevelen van veiligheidscontroles in het geval van irreguliere migranten.

= Aannemen Raadsconclusies

De voorzitter gaf aan dat de Raadsconclusies m.b.t. informatiesystemen en interoperabiliteit op 8 juni 2017 zijn aangenomen. Hij stelde dat de aanbevelingen van de groep met hooggekwalificeerde experts (HLEG) snel moeten worden geïmplementeerd. Hiervoor zal een speciale werkgroep – onder monitoring van de Raad (het Comité voor de Operationele Samenwerking en Interne Veiligheid ook wel COSI) worden ingesteld. M.b.t. de «routekaart informatie uitwisseling en interoperabiliteit» merkte de voorzitter op dat dit het tweede voortgangsoverzicht betreft en het nu alomvattend is. Tot slot stelde de voorzitter dat de routekaart een instrument moet worden waarin alle ontwikkelingen op het terrein van informatie uitwisseling en interoperabiliteit zijn opgenomen. Dit betekent dat ook de implementatie van het rapport van de HLEG, onderdeel gaat uitmaken van de routekaart.

Commissaris Avramopoulos sprak zijn steun uit voor de recent aangenomen Raadsconclusies. Verder gaf hij aan dat de Commissie wil werken aan de implementatie van drie dimensies van interoperabiliteit: een Europese zoekportaal, een gemeenschappelijk Biometric Matching Service en tot slot een zogenoemde Common Identity Repository. De Commissaris riep op tot een snelle afronding van de reeds in onderhandeling zijnde voorstellen voor Entry/Exit, ETIAS, Eurodac, de drie voorstellen m.b.t. SIS en het toekomstige voorstel m.b.t. ECRIS.

Vervolgens benadrukte Commissaris King het belang van de kwaliteit van data en het belang van het onderhouden van structurele contacten met het Europees Parlement. Dit laatste is van belang om voorbereidend werk te doen voor het wetgevingspakket dat voortvloeit uit het HLEG rapport over interoperabiliteit. Wat de Commissie betreft is Interoperabiliteit een prioriteit.

Namens Nederland merkte de Minister op dat, omdat twee Commissarissen hebben aangeven dat het een prioriteit is, het werk met dubbele snelheid ter hand kan worden genomen. Wat Nederland betreft zou het wetsvoorstel over interoperabiliteit uiterlijk begin 2018 klaar moeten zijn.

Lidstaten steunden het werk van de HLEG en de voorgestelde Commissie-aanpak evenals de ambitie om snel voortgang te maken. Een lidstaat benadrukte dat de registratie van in- en uitreis van EU burgers in het Schengengebied bij dit voorstel over interoperabiliteit opgenomen dient te worden. Een andere lidstaat was van mening dat een nieuwe HLEG ingesteld zou moeten worden om naar de toegang van rechtshandhaving te kijken (simplificatie en harmonisatie). Dit laatste werd gesteund door de Europese Contra Terrorisme Coördinator (EU CTC). Daarnaast steunde de CTC het gestelde door Commissaris King dat het van belang is dat op korte termijn met het EP over interoperabiliteitgesproken wordt.

De voorzitter concludeerde dat er brede steun was voor de HLEG-aanbevelingen. Hij stelde dat die weliswaar ambitieus zijn maar wenste ook dat de implementatie snel gestart wordt. Verder gaf hij aan dat de JBZ Raad nota heeft genomen van het tweede implementatierapport van de routekaart.

9. Concept raadsconclusies over de bescherming van kinderen in migratie

= Aannemen van raadsconclusies

Het voorzitterschap en de Commissie lichtten de Mededeling van de Commissie over de bescherming van migrerende kinderen toe. Het Grondrechtenagentschap, UNHCR en UNICEF waren aanwezig bij dit agendapunt; zij spraken hun waardering uit voor de Mededeling en gaven een uiteenzetting van de verschillende problemen die zij zien rondom kinderen in migratie.

Tijdens de discussie over de Mededeling wisselden de aanwezige Ministers ervaringen en goede praktijken uit onder andere op het gebied van voogdij, alternatieven voor detentie, het gebruik van gastgezinnen als vorm van kleinschalige opvang en de opsporing van vermiste kinderen.

Nederland verwelkomde de Mededeling en onderstreepte in de discussie het belang naar het zoeken van een balans tussen bescherming van migrerende kinderen en het voorkomen van een aanzuigende werking. In het kader van het eigen voogdijsysteem sprak Nederland zijn voorkeur uit voor kleinschalige opvang of opvang in pleeggezinnen. Ook benadrukte Nederland het belang van registratie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

De Raad nam conclusies aan over de bescherming van migrerende kinderen.

III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad wetgevende besprekingen

10. Europees Openbaar Ministerie

Voorstel voor een verordening over oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Inter-institutioneel dossiernummer: 2013/0255 (APP)

= Algemene oriëntatie

Na lange onderhandelingen was nu, aldus de voorzitter, het tijdstip aangebroken om het dossier af te ronden. Daarmee was sprake van een historisch moment. Met het EOM werd voor het eerst een Europese justitiële autoriteit opgericht, ook al nemen nog niet alle lidstaten deel. Sinds de notificatie inzake het starten van het traject van nauwere samenwerking op 3 april jl. heeft het Maltese voorzitterschap ingezet op afronding van het dossier met deelname van zoveel mogelijk lidstaten. Dat heeft geleid tot wijzigingen in met name de artikelen 17 (materiële bevoegdheid EOM), 19 (melding, registratie en controle van informatie), 20 (uitoefening van bevoegdheid door het EOM) en 59a (samenwerking tussen het EOM en niet-deelnemende lidstaten). Op basis van informele sonderingen met het Europees Parlement (EP) is bij het voorzitterschap de verwachting ontstaan dat ook het EP zal instemmen met de voorliggende compromistekst, waaronder de compromissen in artikel 17(1) en 59a(3). De voorzitter gaf aan dat het EP de intentie heeft om snel in te stemmen met de verordening en wees daarnaast op de twee ontwerpverklaringen bij de verordening. De eerste was een gezamenlijke verklaring van Raad en de Commissie ten aanzien van de financiering van het EOM, de tweede een, mede op instigatie van Nederland tot stand gekomen, Raadsverklaring ten aanzien van de samenwerking tussen het EOM en niet-deelnemende lidstaten. De voorzitter vroeg daarna of de deelnemende lidstaten konden instemmen met de tekst van de verordening. Ook vroeg hij of alle lidstaten konden instemmen met de beide verklaringen.

Commissaris Jourová van Justitie dankte het Maltese voorzitterschap en voorgaande voorzitterschappen. De oprichting van het EOM met 19 à 20 deelnemers betekent volgens haar een mijlpaal in de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Het EOM zal een aanvulling vormen op Eurojust. De Commissie is ervan overtuigd dat de voorliggende tekst een goede basis biedt voor een onafhankelijk en efficiënt EOM. Desondanks was verbetering van de tekst mogelijk en dan met name ten aanzien van de artikelen 31 (toelaatbaarheid van bewijs), 65 (openbaarheid) en het hoofdstuk inzake gegevensbescherming. De Commissie legde omtrent die artikelen een verklaring af. Daarnaast legde de Commissie samen met de Raad de eerdergenoemde verklaring af ten aanzien van de financiering van het EOM. De Commissie wees er verder op dat zij een conservatieve benadering had gekozen ten aanzien van financiering van het EOM en zich had beperkt tot alleen zware strafbare feiten en eventuele inkomsten uit derde landen niet had meegenomen. Ook stelde de Commissie dat het EOM een afschrikwekkend effect zal hebben. De verwachte baten worden geschat op € 500 miljoen per jaar. De voordelen van het EOM zijn volgens de Commissie niet beperkt tot de baten maar houden ook in dat de rechtsstaat in de Unie zal worden versterkt.

Commissaris Oettinger van begrotingszaken wees op het belang van bestrijding van fraude met EU-gelden. Er zijn volgens hem al verschillende Europese instellingen en agentschappen op succesvolle wijze betrokken bij de bestrijding van EU-fraude, zoals de Raad, de Commissie, het Europees Parlement, de Europese Rekenkamer en OLAF. Met de oprichting van het EOM wordt een missende bouwsteen toegevoegd. Als de verordening nog voor het einde van dit jaar definitief wordt vastgesteld, zal het EOM binnen twee jaar kunnen starten. Het is goed dat daarvoor niet hoeft te worden gewacht tot het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). Oettinger legde hierbij een relatie tussen deelname aan het EOM en toegang tot EU-fondsen. Daarnaast toonde de Commissaris zich verheugd met Luxemburg als vestigingsplaats en met de voorbereidingen en financiële toezeggingen die Luxemburg al heeft gedaan. Hij merkte op dat OLAF zijn mandaat behoudt zeker wanneer het EOM niet bevoegd is. Het is daarbij van belang de synergie met het EOM te garanderen. Om die reden bereidt de Commissie een herziening van de OLAF-verordening voor. Verder was Oettinger tevreden dat over de kosten-/batenanalyse recent overeenstemming is bereikt. De Commissaris benadrukte daarbij dat hoge baten te verwachten zijn, enkele honderden miljoenen euro’s, ten opzichte van € 21 miljoen aan kosten per jaar. Hij zei dat het EOM kan uitgaan van 115 medewerkers, waaronder een aantal van OLAF, zonder dat dit een nadelig effect zal hebben op OLAF. De oprichting van het EOM is volgens de commissaris belangrijk voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

Namens Nederland verwees de Minister naar de interventie van Commissaris Oettinger en de recente uitspraken in de media van Commissaris Jourová en die van Directeur-generaal van OLAF, de heer Kessler, waarin een relatie wordt gelegd tussen deelname aan het EOM en toegang tot EU-fondsen, respectievelijk meer aandacht bij OLAF voor niet-deelnemende lidstaten werd aangekondigd. Nederland kan daarmee niet instemmen, noch technisch noch juridisch. De Minister stelde dat de bestrijding van fraude van groot belang is en een belangrijke verantwoordelijkheid is voor alle lidstaten, onafhankelijk van deelname aan het EOM. De Minister zag evenwel geen enkele relatie tussen nauwere samenwerking en toegang tot EU-fondsen. Nederland heeft nog geen definitief besluit genomen over deelname aan het EOM en laat dat besluit, mede naar aanleiding van de recente verkiezingen, aan een nieuwe regering. Uitlatingen waardoor de indruk gewekt wordt dat er wel een relatie zou bestaan, dragen volgens de Minister niet bij aan het besluitvormingsproces in Nederland.

Diverse deelnemende lidstaten wezen op het belang van de oprichting van het EOM en het opzetten van een Europese strafrechtelijke ruimte. Ook hechtte men waarde aan de onafhankelijke status van het EOM en sprak men tevredenheid uit dat in de tekst van de verordening is vastgelegd dat het EOM zal bestaan uit vertegenwoordigers vanuit de nationale openbaar ministeries. Verder hoopte men dat nog meer lidstaten gaan deelnemen en sprak men steun uit voor Luxemburg als vestigingsplaats. Een enkele niet-deelnemende lidstaat benadrukte het belang dat de relatie tussen het EOM en niet-deelnemende lidstaten wordt gebaseerd op duidelijke in wetgeving vastgelegde uitgangspunten.

De voorzitter dankte de delegaties voor de steun en stelde dat de algemene oriëntatie is vastgesteld. Verder verwelkomde hij de aankondiging tot deelname van Oostenrijk en Italië aan het EOM. De Raad zal, zo kondigde hij aan, de benodigde formaliteiten afronden, zodat de verordening nog voor de zomer aan het EP kan worden voorgelegd voor instemming en de tekst in oktober definitief kan worden vastgesteld.

Ook de Commissie sprak nogmaals haar dank aan alle betrokkenen uit en stelde ervan overtuigd te zijn dat een goede wijze van samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten zal worden gevonden. De Commissie respecteerde het besluit van de niet-deelnemende lidstaten en sprak de hoop uit dat deze lidstaten op termijn alsnog zullen deelnemen. In reactie op de interventie van Nederland stelde Commissaris Jourová dat zij in de media had bedoeld dat het logisch is dat het EOM één van de factoren is die worden meegenomen wanneer wordt gesproken over de cohesiefondsen in het nieuwe MFK. De Commissie heeft evenwel nooit de uitspraak «no EPPO, no money» gedaan. De Commissie gaf aan sterk gekant te zijn tegen de grote complexiteit die gepaard gaat met de distributie van EU-gelden met een grote rapportagelast en strenge controleverplichtingen door het huidige micromanagement. Het EOM kan hierin volgens de commissaris juist een positieve rol spelen en dat kan leiden tot een vereenvoudiging van de bestaande regels. Daarnaast moeten de relevante maatregelen worden genomen ten aanzien van het Europese regionale beleid. Tot slot wees de Commissie op het grote belang van een goede samenwerking met de politiediensten in de lidstaten. Hierover zal verder overleg moeten plaatsvinden met de Ministers van binnenlandse zaken van de lidstaten.

11. Witwassen: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bestrijding van witwassen door strafbaarstelling. Inter-institutioneel dossiernummer: 2016/0414 (COD)

= Algemene oriëntatie

De voorzitter gaf een toelichting op het voorstel dat ter tafel lag en benadrukte dat er veel werk was verzet en dat er een goed resultaat lag.

Commissaris Jourova dankte voor het goede werk en gaf aan de voorkeur te geven aan de lijst van basisdelicten zoals deze is geformuleerd in het Commissievoorstel. In haar ogen was het voorliggende voorstel op dit punt beperkter. Tot slot gaf de Commissaris aan verheugd te zijn met de verplichting voor lidstaten om witwassen uit eigen misdrijf strafbaar te stellen.

Het voorzitterschap dankte alle Ministers en noteerde een ruime gekwalificeerde meerderheid voor instemming met de algemene oriëntatie.

12. Digitale Agenda. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten met betrekking tot de contracten voor de levering van digitale inhoud

Interinstitutioneel dossiernummer: 2015/0287 (COD)

= Algemene oriëntatie

De voorzitter liet weten dat enorme vooruitgang is geboekt, waardoor er nu een algemene oriëntatie kan worden bereikt over het corpus van de tekst en een groot aantal overwegingen. De voorzitter dankt vervolgens niet alleen de delegaties, maar ook de voorgaande Nederlandse en Slowaakse voorzitterschappen voor hun bijdragen op dit dossier.

Commissaris Jourova dankte eveneens zowel het Maltees voorzitterschap als de voorgaande voorzitterschappen voor het debat dat sinds januari 2016 over dit dossier is gevoerd. Zij gaf aan zich te realiseren dat niet alle delegaties verheugd zijn over alle onderdelen van de tekst, maar riep de lidstaten toch op om in te stemmen met de compromistekst in het belang van de Europese burger.

Namens Nederland liet de Minister weten dat de balans in de voorgelegde compromistekst heel delicaat is, en dat hier, met name op het punt van de termijn van de omkering van de bewijslast, niet meer aan moet worden gesleuteld in de triloog. De termijn van de bewijslastomkering moet niet langer worden dan één jaar.

Veel lidstaten merkten op dat er water bij de wijn is gedaan, maar dat er toch ook zoveel mogelijk is gestreefd om recht te doen aan de belangen van consument en ondernemer. Derhalve is er veel steun voor het bereikte compromis.

Eén lidstaat keerde zich echter tegen de algemene oriëntatie en legde daartoe een kritische verklaring af. De kritiek betreft onder meer de periode voor de omkering van de bewijslast.

Enkele lidstaten spraken hun zorgen uit over de samenloop van deze richtlijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en vreesden nog steeds dat de bescherming van persoonsgegevens door deze richtlijn kan worden ondermijnd. Een handvol lidstaten waren teleurgesteld dat de richtlijn op belangrijke onderdelen, zoals de garantietermijn, niet voorziet in maximumharmonisatie. Voor de triloog kondigden deze lidstaten aan ervoor te waken dat op het punt van maximumharmonisatie niet nog meer zal worden ingeleverd. Enkele andere lidstaten lieten in een schriftelijke verklaring weten zich zorgen te maken over de termijn voor de omkering van de bewijslast (één jaar), die in hun ogen, net als de garantietermijn, minimaal twee jaar had moeten zijn.

De voorzitter concludeerde dat de Raad met de compromistekst als algemene oriëntatie heeft ingestemd. Deze tekst zal de basis vormen voor de onderhandelingen met het Europees Parlement.

13. Herziening van Brussel IIa. Voorstel voor een Verordening voor jurisdictie, erkenning en handhaving van beslissingen in zaken van huwelijksrecht en ouderlijk gezag en inzake internationale kindontvoering. Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0190 (CNS)

= Beleidsdiscussie

De voorzitter startte de beleidsdiscussie door vier vragen aan de orde te stellen. Op de eerste vraag: kan de Raad bevestigen dat in de verordening een bepaling moet worden opgenomen betreffende het horen van het kind? kwam van een meerderheid van de lidstaten – waaronder Nederland – een bevestigend antwoord. Eén lidstaat liet weten het oneens te zijn en hooguit een overweging te willen opnemen in de preambule van de tekst van de verordening. Dit vanwege de vrees dat anders de autonomie van de lidstaten wordt aangetast.

Op de tweede vraag: kan de Raad bevestigen dat de bepaling betreffende het horen van het kind ten minste moet worden gebaseerd op artikel 12 van het VN verdrag inzake de rechten van het kind? volgden meerdere reacties. Nederland wees er bijvoorbeeld op dat er naast het VN verdrag ook andere normen zijn die belangrijk zijn. Twee lidstaten benadrukten specifiek het belang van ruimte voor de rechter. Een groot deel van de lidstaten benadrukten dat de bepaalde onderwerpen, zoals de wijze waarop het kind moet worden gehoord, aan de lidstaten zelf moet worden overgelaten.

Bij het derde vraagstuk waren de reacties divers. Dit betrof de vraag: kan de Raad bevestigen dat de Raadswerkgroep verder moet onderzoeken of het niet bieden van de gelegenheid aan het kind om te worden gehoord als een weigeringsgrond voor de erkenning en tenuitvoerlegging moet worden gehandhaafd (in afwijking van het voorstel van de Commissie) en zo ja, op welke wijze die weigeringsgrond zou moeten worden gehanteerd? De lidstaat die het bij de eerste vraag ook oneens was, stelde dat, nu er wat hem betreft geen EU norm nodig is, er evenmin een weigeringsgrond hoeft te worden opgenomen. Een tweetal lidstaten vonden dat als er een EU norm komt voor het horen van het kind, het handhaven van de weigeringsgrond in de verordening niet meer nodig is. Een handvol lidstaten, waaronder Nederland lieten alvast weten dat de weigeringsgrond in beginsel zou moeten worden gehandhaafd. In welke mate en op welke wijze deze grond moet worden toegepast moet nog verder worden onderzocht. Daarop merkte een enkele lidstaat op dat dan wel als voorwaarde geldt dat het niet erkennen of niet tenuitvoerleggen wel moet worden onderbouwd. Diverse lidstaten wilden het nog nader bestuderen en lieten zich er nog niet over uit.

Ten aanzien van de vierde vraag: kan de Raad bevestigen dat lidstaten in hun nationale recht verdergaande regels mogen opnemen met betrekking tot het horen van het kind? vond ongeveer de helft van de sprekers – Nederland incluis – dat zij inderdaad verder moeten kunnen gaan dan de vereisten van de verordening. Wel, zo stelde Nederland, moet duidelijk worden gemaakt dat dit niet in de weg staat aan erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die voldoen aan de EU norm.

De voorzitter concludeerde dat er brede steun is in de Raad voor de in het document opgenomen beleidsprincipes.

14. Insolventie. Voorstel voor een richtlijn van het EP en de Raad over preventieve herstructureringskaders, een tweede kans en maatregelen ter vergroting van de efficiency van herstructurering, insolventie en kwijtingsprocedures. Eveneens ter wijziging van richtlijn 2012/30/EU. Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0359 (COD)

= Beleidsdiscussie

De voorzitter opende de beleidsdiscussie waarna veel lidstaten expliciet hun tevredenheid uitspraken over de opgestelde richtsnoeren. Flink wat Ministers benadrukten daarbij nog eens dat flexibiliteit voor hen van groot belang is. Eén lidstaat vond dat de aanwijzing van een curator facultatief moet blijven om onnodige kosten voor het MKB te vermijden.

Voor een andere lidstaat was het, vanwege nationale constitutionele vereisten, van groot belang dat toegang tot de rechter voor de schuldeisers hoe dan ook blijft gewaarborgd. Sommige sprekers benadrukten de belangrijke rol van de rechter. Eén lidstaat vond dat de Commissie een te enge blik heeft op de rol van rechters en curatoren.

Wat betreft het principe van de «eigenaar in bezit» (inhoudende dat de schuldenaar gedeeltelijk de controle behoudt over zijn bedrijf) pleitten sommige lidstaten voor voldoende flexibiliteit. Er moet speelruimte zijn om de schuldenaar het beheer van het bedrijf te ontnemen. Een lidstaat stelde dat er voldoende ruimte moet blijven voor nationale wetgeving en twee anderen wezen erop dat zowel de belangen van de schuldenaar als die van de schuldeisers zorgvuldig moeten blijven gewaarborgd tijdens de herstructurering.

15. Dataprotectie (gegevensbescherming) door EU-instituties en -diensten. Voorstel voor een verordening van het EP en de Raad over de gegevensbescherming van individuen in relatie tot het gebruik door instellingen en organen van de EU, en intrekking van verordening Nr 45/2001 en Besluit Nr 1247/2002/EC. Interinstitutioneel dossiernummer: 2017/0002 (COD)

= Algemene oriëntatie

De voorzitter wees erop dat de AVG gaat gelden in mei 2018 en meldde dat het belangrijk is dat ook 45/2001 in lijn wordt gebracht met de AVG en dat de nieuwe Verordening voor de instellingen op dezelfde termijn in werking treedt. De lidstaten werd gevraagd of ze konden instemmen met de algemene oriëntatie.

De commissaris dankte voor het uitstekende werk en hoopte op een AO. Ze liet blijken verheugd te zijn over de snelle voortgang en hoopt dat het EP binnen een maand zal beginnen met het opstellen van een ontwerprapport.

Een lidstaat maakte een voorbehoud bij art. 25 en benadrukte dat het belangrijk is rekening te houden met het Handvest van de grondrechten. Het kan dan ook niet instemmen met een beperking van de bescherming van persoonsgegevens op basis van een dergelijk voorstel. Nadat bleek dat er geen lidstaten meer het woord wilden voeren, nam de voorzitter nota van de voorbehouden en stelde vast dat er brede steun was voor de tekst als basis voor een algemene oriëntatie van de Raad.

Raad niet-wetgevende besprekingen

16. Contra terrorisme en Netwerk ter Bewustwording van Radicalisering (RAN): vervolg stappen.

= uitwisselen van standpunten

Dit agendapunt was komen te vervallen.

17. Werkprogramma van het inkomend voorzitterschap:

= presentatie Estland

Het inkomende Estse voorzitterschap gaf een opsomming van onderwerpen die een plaats zullen krijgen in hun JBZ-Werkprogramma, o.a: betere regelgeving (better regulation): ICT-toepassing in brede zin, duurzaam beheer van EU-justitiële datasystemen, toetreding tot het Verdrag van Istanbul, (civiele) onderwerpen in het kader van de Digital Single Market, zoals het voorstel over Digitale inhoud (digital content) in de triloog met het EP, het voorstel t.a.v. de verkoop van tastbare goederen (tangible goods), het verder bespreken van de verordening Brussel II bis. Ook blijft de aanpak van terrorisme en georganiseerde misdaad hoog op de agenda staan en wil Estland verder gaan met de Europese aanpak van witwassen en confiscatie. Tot slot speelt de behandeling van het EP bij de versterkte samenwerking op het EOM en wil Estland extra aandacht geven aan het ECRIS en het strafrecht in de Cyberspace (elektronische bewijsvoering).

18. Criminaliteitsbestrijding in cyberspace

a. e-Evidence

= Beleidsdiscussie

b. Encryptie
c. Dataretentie

= voortgangsrapport

Bij dit agendapunt wees het voorzitterschap op de raadsconclusies van juni 2016 inzake elektronische bewijsvoering (e-evidence) en het verslag van de Commissie, inclusief voorstellen ter verbetering van toegang tot en verkrijgen van e-evidence. De voorzitter verzocht lidstaten richting te geven ten aanzien van de opvolging op het verslag.

De Commissaris wees eveneens naar de Raadsconclusies van juni 2016 en stelde dat het voorstellen heeft gedaan binnen alle drie de onderdelen daarvan. Ten aanzien van het stroomlijnen van de samenwerking inzake wederzijdse erkenning en rechtshulp heeft de Commissie praktische maatregelen voorgesteld, waaronder een digitaal platform op basis waarvan EOB (Europees Onderzoeksbevel)-verzoeken inzake e-evidence veilig kunnen worden uitgewisseld. Dit platform zal naar verwachting medio 2019 operationeel zijn. Daarnaast gaf ze aan dat de Commissie werkt aan elektronische EOB-formulieren. Ze merkte in het verlengde daarvan op dat pas een handvol lidstaten de richtlijn EOB (richtlijn 2014/41) heeft geïmplementeerd. Bij de overige lidstaten drong ze er op aan dit alsnog met spoed te doen. Ten aanzien van relaties met Internet Service providers (ISP’s) stelde de Commissaris voor om een systeem van één-op-één contactpersonen (zogenaamde Single Points of Contact) te introduceren bij zowel ISP’s als autoriteiten van lidstaten voor, alsmede het stroomlijnen van het beleid van ISP’s ten aanzien van de beantwoording van verzoeken. Ten aanzien van mogelijke wetgevende voorstellen is er een aantal opties. De optie van een wetgevend voorstel inzake samenwerking met ISP’s valt uiteen in twee mogelijkheden. Als eerste noemde de Commissaris de optie van «production requests» waarbij met ISP’s die zijn gevestigd in de EU op voor ISP’s vrijwillige basis, kan worden samengewerkt zonder voorafgaande instemming van de autoriteiten van lidstaten waar deze ISP’s zijn gevestigd. De tweede optie is de «production order» hetgeen meer rechtszekerheid en waarborgen biedt en uitgaat van verplichte samenwerking voor ISP’s. Dit zou betekenen dat ISP’s die alleen buiten de EU zijn gevestigd een vertegenwoordiging moeten openen in de Unie, in overeenstemming met de regels inzake internationale handel. Daarnaast benoemde de Commissie de mogelijkheid van een wetgevend voorstel inzake directe toegang, waarmee situaties van «verlies van locatie» en mogelijk «verlies van gegevens» kunnen worden geadresseerd. Een aantal lidstaten biedt al die mogelijkheid. Voor al deze opties is voor de Commissie van belang dat een balans wordt gevonden met de bescherming van de rechten van individuen. Daarnaast moet worden bezien om welk soort gegevens het gaat, op welke strafbare feiten het voorstel betrekking zou moeten hebben en welke voorwaarden en waarborgen bestaan, onder meer ten aanzien van territoriale rechtsmacht, gegevensbescherming, fundamentele rechten en wederkerigheid. Gezien het grensoverschrijdende karakter van het internet moet ook worden gedacht aan bilaterale overeenkomsten, waaronder met de Verenigde Staten van Amerika. Daarnaast moet synergie bestaan met de werkzaamheden in Raad van Europa-verband en het aanvullende protocol bij de Budapest-conventie waarvan de onderhandelingen starten. De Commissie stelde van de Raad te willen vernemen welke opties de voorkeur genieten.

De Minister liet namens Nederland weten verheugd te zijn met de opvolging van de Commissie op de raadsconclusies van juni 2016 en gaf aan de voorgestelde praktische maatregelen te steunen en tevreden te zijn met de initiatieven die op dit terrein al zijn ingezet. Nederland is zich ervan bewust dat wetgevende maatregelen ten aanzien van het stroomlijnen van «production orders» dan wel «requests» alsmede een kader voor directe toegang een intensieve bespreking behoeven. Nederland constateerde evenwel dat de besprekingen in de expertbijeenkomsten daartoe een noodzaak hebben aangetoond. Nederland was dan ook van oordeel dat voortgang noodzakelijk is ten aanzien van production orders voor samenwerking met ISP’s en ten aanzien van een kader voor directe toegang. Nederland moedigde de Commissie om die reden aan om ambitieuzer te zijn ten aanzien van deze onderwerpen en een wetgevend voorstel te presenteren, bij voorkeur voor het eind van 2017. Daarnaast wees Nederland op het parallelle proces dat gaande is in RvE-verband. Beide processen moeten elkaar wederzijds versterken. Binnen de Raad van Europa is het mogelijk om met een groter aantal landen iets te bereiken, terwijl binnen de EU meer vergaande afspraken kunnen worden gemaakt.

Er volgde brede steun van de lidstaten voor de door de Commissie voorgestelde praktische maatregelen op het terrein van e-evidence ten aanzien van stroomlijning van de samenwerking tussen lidstaten en de samenwerking met ISP’s. Ruim de helft van de lidstaten, waaronder Nederland, sprak steun uit voor een wetgevend voorstel inzake e-evidence. Enkelen drongen er op aan dat dit voorstel zo snel mogelijk werd gepresenteerd. Ook spraken lidstaten steun uit voor verplichte samenwerking met ISP’s (production orders). Enkele andere gaven meer de voorkeur aan samenwerking op basis van een verzoek (production requests).

Eurojust steunde de door de Commissie voorgestelde aanpak. In dit verband hechtte Eurojust met name sterk aan de voorstellen die relateren aan de richtlijn van het EOB. Daarnaast stelde Eurojust dat de samenwerking met VS cruciaal is. Eurojust drong er in dat kader op aan dat opnieuw een VS-verbindingsofficier bij Eurojust wordt geplaatst. Eurojust liet weten, graag bij te dragen aan eventuele wetgeving op dit terrein.

Ook Europol steunde de voorstellen van de Commissie. Bij het vergaren van digitaal bewijs is tijd vaak een essentiële factor, het is daarom van belang om een efficiënte procedure te hebben en het EOB is in dat verband belangrijk. Rechtshulp is vaak te traag. Hoewel de voorstellen van de Commissie vooral repressief van aard zijn, zijn ook ontwrichting en preventie van belang. Europol gaf aan graag bij te willen dragen aan dit traject.

De Commissaris dankte voor de steun en stelde dat meer dan voorheen een gevoel van urgentie bestaat. De Commissie zal daarom een wetgevend voorstel voorbereiden dat uiterlijk begin 2018 wordt gepresenteerd.

Het voorzitterschap concludeerde dat lidstaten de voorgestelde praktische maatregelen steunden. Ten aanzien van wetgeving steunden lidstaten zowel verplichte samenwerking voor ISP’s (production orders) als een regeling voor directe toegang. Dit kan in één en hetzelfde instrument. De voorzitter wees er verder op dat enkele lidstaten aandachtspunten benoemden. Daar zal rekening mee worden gehouden.

In de marge van de raad

Op de eerste dag vond een lunchbespreking plaats met de Ministers van Justitie over de bestrijding van illegale haatdragende uitingen op het internet (hate speech online). Diverse lidstaten, waaronder Nederland spraken hun steun uit voor het voortzetten en uitbreiden van de gedragscode (code of conduct) inzake de bestrijding van illegale hate speech. Deze uitbreiding behelst een groter spectrum van IT-bedrijven en ook de inrichting van een groep vaste contactpersonen (single points of contact).

Nederland vulde aan dat het belangrijk is dat monitoring door de Commissie onaangekondigd geschiedt. Ook drong Nederland aan op meer transparantie van de betrokken IT-bedrijven ten aanzien van interne procedures en de aantallen verzoeken om verwijdering van illegale inhoud en aantallen verwijderingen naar aanleiding daarvan.

Tevens liet Nederland weten belang te hechten aan de bestrijding van extremistische inhoud. Daarbij moet een balans worden gevonden tussen preventie en bestrijding van extremisme en opsporing en vervolging. Europese voorstellen tot harmonisatie van wetgeving rondom het tegengaan van «illegale online content» zullen wat Nederland betreft kritisch tegen het licht worden gehouden. Dit vanuit het perspectief van vrijheid van meningsuiting en de gevolgen voor gebruikers en de platforms. Enkele andere lidstaten riepen juist op tot verdergaande wetgevende maatregelen.

Op de tweede dag kregen de Ministers van Binnenlandse Zaken een presentatie over het onderwerp contraterrorisme. Daarbij gaf de Maltese voorzitter van de Contra Terrorisme Group (CTG) een overzicht van de werkzaamheden van de afgelopen maanden.


X Noot
1

COM(2017) 325.

X Noot
2

COM(2017) 323.

X Noot
3

Kamerstukken II 2016/17, 21501–20 nr. 1223.

X Noot
4

COM(2017) 330.

X Noot
5

Doc. 9454/17.

X Noot
6

Doc. 9801/17

Naar boven