32 317 JBZ-Raad

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2011

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister voor Immigratie en Asiel en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 9–10 juni 2011 in Luxemburg aan.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 9–10 juni 2011 te Luxemburg

I. Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

1. (evt.) Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem

– Stand van zaken en andere relevante zaken

Dit agendapunt betreft de voortgang van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS). Onder deze verzamelterm vallen diverse wetgevingsvoorstellen (gewone wetgevingsprocedure, met gekwalificeerde meerderheid, medebeslissing Europees Parlement (EP)).

De volgende dossiers zijn momenteel in onderhandeling: de Eurodacverordening, de Dublin-verordening en de Kwalificatierichtlijn. Voor de Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn wordt een nieuw voorstel gepresenteerd (zie hieronder). De wijziging van de richtlijn Langdurig Ingezetenen is goedgekeurd en op 19 mei 2011 gepubliceerd. De implementatie in de Nederlandse wetgeving moet op 20 mei 2013 zijn voltooid.

Te verwachten is dat het Voorzitterschap opnieuw een stand van zaken geeft met betrekking tot de onderhandelingen in de Raad en met het EP.

Nederland hecht aan een gemeenschappelijk Europees asielstelsel in uiterlijk 2012. Over het geheel genomen steunt Nederland de wijzigingen die de Commissie voorstelt om te komen tot een betere bescherming en verdere harmonisatie binnen de EU.

Een geharmoniseerd asielstelsel moet volgens Nederland uiteindelijk leiden tot een situatie waarin asielaanvragen in de EU op gelijke wijze worden beoordeeld. Alleen dan kunnen EU-lidstaten volwaardig samenwerken, worden subsidiaire asielstromen maximaal beperkt en kan solidariteit worden betracht met de lidstaten met de grootste asielinstroom. De harmonisering moet zich volgens Nederland daarom met name erop richten dat iedere lidstaat tot eenzelfde uitkomst van het beschermingsverzoek en het niveau van bescherming komt.

2. (evt.) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (herziening)

Naar verwachting zal de Commissie haar voorstel presenteren en vindt een eerste uitwisseling van standpunten plaats.

De Commissie deed op 3 december 2008 een voorstel voor een herziening van de Opvangrichtlijn. De meningen van de lidstaten omtrent het voorstel liepen op diverse onderdelen uiteen. De belangrijkste knelpunten in de onderhandelingen betroffen de bepalingen omtrent detentie, het verruimen van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid door asielzoekers alsmede de hoogte van de verstrekkingen. Omdat er onvoldoende uitzicht was op een akkoord, heeft de Commissie besloten een nieuw voorstel op te stellen. Verwacht wordt dat de presentatie van het nieuwe voorstel tijdens de Raad zal plaatsvinden.

Belangrijk doel van de herziening (als onderdeel van de tweede fase van het GEAS) is om hogere normen op het gebied van opvang te garanderen voor asielzoekers zodat overeenkomstig internationaal recht een waardige levensstandaard wordt gewaarborgd.

Nederland ondersteunt een verdere harmonisatie van de bepalingen in de opvangrichtlijn in combinatie met praktische samenwerking en het delen van verantwoordelijkheid en solidariteit, zowel binnen als buiten de EU.

3. (evt.) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van internationale bescherming (herziening)

– Presentatie door de Commissie en eerste uitwisseling van standpunten

De Commissie heeft op 21 oktober 2009 een voorstel gedaan voor de wijziging van de Richtlijn Asielprocedures. De wijziging moet een einde maken aan de grote verscheidenheid aan procedures in de EU, zodat asielzoekers in alle EU-lidstaten een degelijk onderzoek krijgen wanneer een beroep wordt gedaan op internationale bescherming. De onderhandelingen naar aanleiding van het Commissievoorstel van oktober 2009 boden destijds onvoldoende uitzicht op een akkoord. De Commissie zal daarom tijdens de Raad een nieuw, herzien voorstel presenteren.

Nederland ondersteunt een verdere harmonisatie van de bepalingen in de procedurerichtlijn in combinatie met praktische samenwerking en het delen van verantwoordelijkheid en solidariteit, zowel binnen als buiten de EU.

4. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de voorwaarden van toegang en verblijf van een burger van een derde land in het kader van een intra-corporate transfer

– Stand van zaken

Het voorstel heeft betrekking op hoger opgeleide migranten die tijdelijk naar de EU komen om te werken voor internationale bedrijven. De kern van het voorstel ziet op de mogelijkheid om snel en efficiënt bij vestigingen van deze bedrijven in verschillende lidstaten te werken.

Tijdens de ambtelijke besprekingen hebben lidstaten, waaronder Nederland, opgemerkt wel enige controle te willen houden op de toe te laten «intra-corporate transferees». Zoals ook aangegeven in het BNC-fiche over dit voorstel (Kamerstukken II 2009–2010, 22 122, nr. 1059), maakt Nederland zich sterk voor een soepele toelating in het kader van intra-EU-mobiliteit.

5. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de voorwaarden van toegang en verblijf van een burger van een derde land voor seizoenswerk

– Stand van zaken

Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 14 oktober 2010, is de Kamer bij brief van 15 april 2011 nader geïnformeerd over de volgende zaken:

  • a. het behoud van de tewerkstellingsvergunning bij een verblijf korter dan drie maanden;

  • b. het behoud van de mogelijkheid een arbeidsmarktbijlage toe te voegen aan de verblijfsvergunning bij arbeid langer dan drie maanden;

  • c. de eenmaligheid van toelating (geen multi-entry);

  • d. de mogelijkheid om in de vergunning voorwaarden op te nemen inzake arbeidsvoorwaarden en huisvesting;

  • e. de beperking van de maximale duur van het verblijf tot 24 weken.

Op een aantal punten is in het laatste voorstel van het Voorzitterschap al tegemoet gekomen aan de Nederlandse bezwaren. Dit betreft de eenmaligheid van toelating (geen multi-entry), de mogelijkheid om in de vergunning voorwaarden op te nemen inzake arbeidsvoorwaarden en huisvesting en de beperking van de maximale duur van het verblijf.

6. Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven

– Stand van zaken

In eerste lezing bleken de Raad en het EP het niet eens te zijn over de mogelijkheid om een aanvullend document met arbeidsmarktinformatie als bijlage bij de verblijfsvergunning te voegen. Voor Nederland is dit document van essentieel belang, omdat het voor de arbeidsinspectie een adequate handhaving en controle op illegale tewerkstelling mogelijk maakt. Het additionele document vervangen voor een elektronische is nu nog te kostbaar en te kwetsbaar, zeker nu het huidige systeem goed werkt.

De Raad heeft nu in tweede lezing overeenstemming bereikt over een compromistekst, waarin het aanvullend document gehandhaafd blijft, maar explicieter het doel ervan wordt weergegeven plus een toevoeging dat het document geen vervanging mag zijn van de tewerkstellingsvergunning. Het EP heeft nog niet gereageerd op dit voorstel.

7. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Raadsverordening nr 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX)

– Stand van zaken /openstaande kwesties

Het Voorzitterschap zal de stand van zaken presenteren van de onderhandelingen van de wijziging van de Frontexverordening. De amendementen van het EP en een aantal openstaande punten, waaronder de tijdelijke detachering van grenswachters bij Frontex, de fundamentele mensenrechten pakket bepalingen en de samenwerking met derde landen, internationale organisaties en agentschappen zijn nog onderwerp van bespreking in de verschillende raadswerkgroepen in Brussel en in de triloog met het EP.  Nederland staat positief ten opzichte van compromisvoorstellen van het Voorzitterschap. Het Voorzitterschap streeft ernaar om de onderhandelingen over de wijziging van de Frontexverordening nog deze zomer af te ronden. Nederland ondersteunt het streven van het Voorzitterschap om snel tot een akkoord te komen.

Nederland heeft belang bij een effectief beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de EU en bij een doeltreffende preventie en bestrijding van illegale immigratie en samenwerking op het gebied van terugkeer. Nederland is daarom voorstander van de voorstellen van de Commissie om de Frontexverordening te wijzigen. Met de wijzigingen moet Frontex flexibeler worden en meer operationele slagkracht krijgen. Dit gebeurt door de inrichting van speciale teams. Ook moet de wijziging ervoor zorgen dat er meer materieel beschikbaar is om in gezamenlijke operaties in te zetten. Bovendien krijgt Frontex meer mogelijkheden om gezamenlijke terugkeervluchten te coördineren.

Raad – niet-wetgevende besprekingen

8. Mededeling van de Commissie over migratie

De Commissie heeft op 4 mei jl. een mededeling uitgebracht over migratie. Deze Mededeling komt tegemoet aan het verzoek tijdens de Europese Raad van 11 maart 2011 om voor juni a.s. een plan te presenteren met het oog op het ontwikkelen van capaciteit voor het beheer van de migratie- en vluchtelingenstromen.

In de Mededeling wordt een overzicht gegeven van de huidige en toekomstige beleidsvoorstellen die de EU en de lidstaten in staat moeten stellen tot het beheer van asielstromen, migratiestromen en mobiliteit van derdelanders. In mededeling wordt het belang van grenscontroles, het onderlinge vertrouwen tussen lidstaten, terug- en overname en de visumvrijwaringsclausule benadrukt. Ook wordt in deze mededeling aandacht gevraagd voor de noodzaak van gereguleerde, legale migratie.

Nederland verwelkomt de mededeling van de Commissie. Nederland onderschrijft dat de migratiestromen een Europees probleem vormen waarvoor een gezamenlijke Europese aanpak vereist is en waarbij solidariteit moet worden beoogd met de meest getroffen lidstaten, in zoverre er natuurlijk sprake is van zeer hoge druk. De lidstaten moeten hierbij in de eerste plaats zelf hun verantwoordelijkheid nemen en gebruik maken van de bestaande (financiële) Europese instrumenten zoals de fondsen en Europese agentschappen zoals Frontex en EASO. Nederland staat open voor de versterking en verbetering van het Schengen-systeem. De mogelijkheden voor het verruimen van het mechanisme voor het tijdelijk instellen van grenscontroles kunnen wat Nederland betreft worden onderzocht zonder dat dit ten koste gaat van het principiële gedachtegoed van een Europa van vrij verkeer van personen en goederen. Nederland is benieuwd naar de precieze modaliteiten van het mechanisme dat de Commissie voor ogen heeft.

9. Mededeling over migratie en asiel in de EU in 2010

– Tweede Jaarlijkse Rapport over de implementatie van het Europees Pact over immigratie en asiel

De Mededeling van de Commissie gaat gepaard met het tweede jaarlijks rapport inzake immigratie en asiel met daarin een overzicht van de geboekte vooruitgang in 2010 op de afspraken die zijn vastgelegd in het Stockholm-programma en het Europees Pact voor Asiel en Migratie. In de mededeling zelf wordt ook een blik geworpen op actuele ontwikkelingen in de EU op dit moment en wordt vooruitgekeken op te verwachten ontwikkelingen de komende jaren en decennia.

De Commissie stelt dat met het oog op de economische crisis, hoge arbeidsloosheid, afnemende en vergrijzende bevolking en toenemende vraag naar arbeid en specifieke vaardigheden een coherent systeem van «managed migration» noodzakelijk is. Daarbij wordt ook het belang van legale migratie en integratie van deze migranten benadrukt. Ook de strijd tegen illegale migratie dient te worden voortgezet en versterkt. Het is verder van belang dat voortgang wordt geboekt bij de totstandkoming van het GEAS en het doorontwikkelen van de alomvattende aanpak van migratie is ook een aandachtspunt. Ten slotte wordt specifiek aandacht gevraagd voor de kwetsbare groep van vluchtelingen, namelijk de alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Nederland hecht met de Commissie veel waarde aan het verder implementeren van het Europees Pact voor Asiel en Migratie en het Stockholm-programma. Nederland zal zich hier de komende jaren in samenwerking met de Commissie voor inspannen.

10. Commissiemededeling over een dialoog voor migratie, mobiliteit en veiligheid met het zuidelijke middellandse zeegebied

– Raadsconclusies

De Mededeling van 24 mei 2011 bouwt, voor wat betreft de maatregelen op korte en middellange termijn, voort op de maatregelen die zijn aangekondigd in de brief van Malmström van 5 april 2011 en de Mededeling inzake Migratie van 4 mei 2011. In deze mededeling wordt de focus gelegd op de maatregelen op de lange termijn, met name het voeren van een dialoog met enkele landen uit de Noord-Afrikaanse regio.

Nederland steunt de aanpak van de Commissie voor wat betreft het aangaan van partnerschappen met landen in de Zuidelijke Nabuurschapsregio. Deze aanpak kan bijdragen aan een beter beheer van de migratiestromen. «Conditionaliteit» dient hierbij het uitgangspunt te zijn. Nederland meent dat van de desbetreffende landen ook inspanningen kunnen worden verwacht, bijvoorbeeld waar het gaat om grensbeheer met het oog op het tegengaan van illegale migratie en waar het gaat om terug- en overname.

Nederland ondersteunt het voorstel van de Commissie dat elk partnerschap een vorm van maatwerk dient te zijn. Nederland hecht eraan dat deze mobiliteitspartnerschappen voldoende worden ingebed in het bredere nabuurschapsbeleid, mede met het oog op adressering van de onderliggende redenen van migratie.

Mobiliteitsbeleid op het gebied van visumverlening voor kort verblijf (drie maanden) moet vormgegeven worden binnen de grenzen van de EU-Visumcode. Nederland is geen voorstander van visumvrij verkeer met Noord-Afrikaanse landen vanwege de veiligheidsaspecten, onzekere toekomst en de interne politieke situatie.

11. Raadsconclusies ter bepaling van de EU-strategie over overname

De Raad zal conclusies aannemen over de mededeling van 23 februari 2011 inzake de evaluatie van de terug- en overnameovereenkomsten. De mededeling omvat een evaluatie van de implementatie van de EU-overnameovereenkomsten die al van kracht zijn, een schets van de stand van zaken van de lopende onderhandelingen en van de openstaande onderhandelingsmandaten, en aanbevelingen voor aanpassingen van het EU-overnamebeleid.

Het kabinet heeft in een BNC-fiche van 4 april 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 22 112, nr. 1154) zijn standpunt ten aanzien van deze mededeling aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. Nederland staat overwegend positief tegenover de door Commissie voorgestelde aanpassingen van het EU-overnamebeleid. Intensivering van het terugkeerbeleid is een prioriteit van de Nederlandse regering in haar externe betrekkingen (zowel bilateraal als in EU-verband). Nederland hoopt dat door deze aanpassingen sneller en met meer landen afspraken kunnen worden gemaakt over terug- en overname.

12. Schengen-evaluatie van Bulgarije – ontwerp-raadsconclusies over de voltooiing van het proces van de evaluatie van de stand van de voorbereidingen van Bulgarije om alle bepalingen van het Schengen-acquis uit te voeren

13. Schengen-evaluatie van Roemenië – ontwerp-raadsconclusies over de voltooiing van het proces van de evaluatie van de stand van de voorbereidingen van Roemenië om alle bepalingen van het Schengen-acquis uit te voeren

Naar verwachting zal de Raad conclusies aannemen waarin bevestigd wordt dat zowel Roemenië als Bulgarije voldoen aan de technische criteria van het Schengen-acquis. Beide landen voldoen hiermee aan de technische voorwaarden die zijn gesteld aan toetreding tot de Schengen-zone en afschaffing van de interne grenscontroles. Nederland deelt de conclusie dat beide landen aan deze technische criteria voldoen. Nederland zal samen met Frankrijk en Duitsland aangeven dat pas ingestemd zal worden met toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengen-zone indien deze landen tevens laten zien dat zij voldoende vooruitgang boeken bij hervormingen op het gebied van versterking van de rechtstaat en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, zoals in het Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM) is vastgelegd. Die vooruitgang is mede gelet op de evaluaties van de Commissie voor Nederland dusver ontoereikend. In juli 2011 zal de Commissie een rapport over de voortgang van CVM-hervormingen presenteren. De Kamer zal nadien over de visie van het Kabinet inzake deze rapportage worden geïnformeerd.

De concept-Raadsconclusies die nu voorliggen gaan over de technische criteria. De conclusies lopen niet vooruit op daadwerkelijke toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengen-zone en het afschaffen van de binnengrenscontroles. Nederland acht besluitvorming over toetreding tot de Schengen-zone van Roemenië en Bulgarije vooralsnog prematuur.

Gemengd Comité

14. Visuminformatiesysteem (VIS)

– Stand van zaken

Naar verwachting zal de Commissie de stand van zaken presenteren voor wat betreft de implementatie van het visuminformatiesysteem (VIS), waaronder de planning. Het VIS is het systeem dat ontwikkeld wordt door de Commissie conform de VIS-verordening en het Raadsbesluit en dat beoogt via de uitwisseling van visumgegevens, waaronder ook gelaatscan en vingerafdrukken, tussen lidstaten:

  • de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren;

  • visumshopping tegen te gaan;

  • fraude te bestrijden;

  • de (buiten)grenscontrole te verbeteren;

  • personen te identificeren die niet (langer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging;

  • bij te dragen aan het voorkomen van bedreigingen van de interne veiligheid.

De huidige planning van de Commissie is erop gericht om het VIS op 24 juni 2011 gereed te hebben voor gebruik. Dit betekent dat de leverancier van Commissie het centrale systeem gebruiksklaar heeft opgeleverd. Vervolgens sluiten de lidstaten de eigen systemen op het centrale systeem aan.

Daarnaast wordt er van de lidstaten verwacht om, conform artikel 48 van de Verordening 767/2008, zich gereed te melden om te starten met de registratie van visumaanvragen in het VIS in de eerste regio (Noord-Afrika) en te starten met de controles van visa met behulp van het VIS aan de buitengrenzen.

De Schengen-lidstaten hebben aangegeven voorkeur te hebben om de concrete ingebruikname van het VIS na de vakantie periode plaats te laten vinden. De commissie heeft om deze reden – uitgaande dat de huidige planning wordt gehaald – 11 oktober 2011 als startmoment voorgesteld.

De voorbereidingen in Nederland met betrekking tot de implementatie van

het VIS lopen op schema. Nederland kan de stand van zaken aanhoren.

15. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Raadsverordening nr 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX)

– Stand van zaken/openstaande kwesties

Zie de agenda van de Raad, punt 7.

16. Schengen-evaluatie van Bulgarije – ontwerp-raadsconclusies over de voltooiing van het proces van de evaluatie van de stand van de voorbereidingen van Bulgarije om alle bepalingen van het Schengen-acquis uit te voeren

17. Schengen-evaluatie van Roemenië – ontwerp-raadsconclusies over de voltooiing van het proces van de evaluatie van de stand van de voorbereidingen van Roemenië om alle bepalingen van het Schengen-acquis uit te voeren

Zie de agenda van de Raad, punt 12 en 13.

18. EU-Westelijke Balkan JBZ-betrekkingen: postvisaliberalisatiemonitoringsmechanisme

– Presentatie van de Commissie

De Commissie zal een voorstel presenteren voor aanpassing van de Richtlijn 539/2001, waarin is vastgelegd welke derde landen moeten voldoen aan de visumplicht om de EU in te kunnen reizen en welke landen zijn vrijgesteld van deze visumplicht.

De Commissie stelt voor de richtlijn op enkele, meer technische, punten te wijzigen. De belangrijkste aanpassing behelst echter het inbouwen van een noodremprocedure die het mogelijk maakt om tijdelijk visumliberalisatie op te schorten. Het voorstel voor deze aanpassing komt tegemoet aan de verklaring van Commissaris Malmström in de Raad van november 2010 inzake het monitoren van de gevolgen van visumliberalisatie van Albanië en Bosnië-Herzegovina en het eventueel instellen van een noodremprocedure. Ook komt het tegemoet aan de wens van Frankrijk en Nederland om een noodremvoorziening op te nemen in Verordening 539/2001. Overigens is de noodremprocedure in het voorstel van de Commissie algemeen geldend en beperkt deze zich niet tot landen uit de Westelijke Balkan.

Nederland is verheugd met het voorstel van de Commissie en zal de komende tijd de specifieke modaliteiten van het voorstel nader bestuderen. Het regeringsstandpunt hierover zal zoals gebruikelijk middels een BNC-fiche aan de Kamer worden toegezonden.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

19. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

Het voorstel betreft de oprichting van een agentschap dat verantwoordelijk is voor het operationeel beheer van de grootschalige IT-systemen Eurodac, SIS-II en VIS en eventueel toekomstige grootschalige IT-systemen. De Commissie beoogt door middel van het voorstel schaalvoordelen te behalen in het operationeel beheer van deze systemen. Tijdens deze Raad zal het Voorzitterschap informatie verschaffen over de stand van zaken van de triloog tussen EP, Raad en Commissie. De bespreking op de Raad van 12 mei jl. heeft geen doorgang gevonden.

Frankrijk en Estland hebben zich als enige kandidaat gesteld als gastland van het IT-Agentschap en hebben een gezamenlijk voorstel voor de zetel gedaan waarmee de lidstaten hebben ingestemd. Het gezamenlijke voorstel van Estland en Frankrijk betekent dat Estland de zetel krijgt toegewezen en gastheer wordt voor het administratieve en management deel van het agentschap. Het operationele management en ontwikkeling van huidige én toekomstige systemen vindt plaats in Frankrijk.

Nederland onderschrijft de noodzaak van samenwerking van lidstaten op het gebied van het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen ten behoeve van efficiency. Deze samenwerking kan niet anders dan op EU-niveau worden bereikt. Door het samenbrengen van de systemen kan de synergie tussen de verschillende IT-systemen optimaal worden benut. Nederland is daarom voorstander van het oprichten van het IT-Agentschap. Het Agentschap zal begin 2012 operationeel zijn.

20. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over aanvallen op informatiesystemen

– Algemene oriëntatie

Op 30 september 2010 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn over aanvallen op informatiesystemen gepresenteerd. Met het voorstel wordt het bestaande kaderbesluit van 2005 over aanvallen op informatiesystemen omgezet in een richtlijn. Het voorstel bevat ten opzichte van het kaderbesluit enkele aanvullingen. Het gaat daarbij onder andere om bepalingen over de maximale gevangenisstraffen en strafverzwarende omstandigheden. Ook wordt de justitiële samenwerking verder versterkt doordat lidstaten worden verplicht snel – via het al bestaande 24/7 netwerk van contactpunten voor cybercriminaliteit – te reageren op urgente informatieverzoeken.

Het Hongaarse Voorzitterschap streeft ernaar tijdens de komende Raad een algemene oriëntatie over de ontwerprichtlijn te bereiken.

Nederland staat positief tegenover het voorstel. De aanpak van cybercriminaliteit op het niveau van de EU is een uit het Stockholm-programma voortvloeiende prioriteit. Ondersteuning daarvan ligt in het verlengde van de in het regeerakkoord opgenomen ambitie inzake de totstandkoming van een integrale aanpak op het gebied van cybercrime. Deze is neergelegd in de Nationale Cyber Security Strategie (Kamerstukken II, 2010/11, 26 643, nr. 174). De Eerste Kamer heeft in november 2010 enkele technische vragen over de ontwerprichtlijn gesteld die door mij bij brief van 1 december 2010 zijn beantwoord (Kamerstukken I 2010/11, 32 580, A). Deze beantwoording is ook in dit stadium van de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn nog steeds actueel.

De Raad heeft in de bijeenkomst van 8–9 november 2010 het voorstel verwelkomd. In de bijeenkomst van de Raad van 11-12 april 2011 zijn enkele inhoudelijke punten betreffende de ontwerprichtlijn aan de orde gekomen (Kamerstukken II 2010/11, 32 317, nr. 50, blz. 5–6). De Nederlandse regering is positief over het verloop van de nadere onderhandelingen over de ontwerprichtlijn en zal naar verwachting kunnen instemmen met de door het Voorzitterschap voorgestelde algemene oriëntatie.

21. Initiatief voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken

– Gedeeltelijke algemene oriëntatie

Het voorstel voor een richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken beoogt de samenwerking bij de opsporing van strafbare feiten in de EU te verbeteren en te vereenvoudigen. Daartoe voorziet het in de mogelijkheid voor bevoegde autoriteiten een bevel uit te vaardigen om ten behoeve van een eigen strafrechtelijk onderzoek de justitiële autoriteiten in een andere lidstaat onderzoekshandelingen te laten verrichten. Het Voorzitterschap wil een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereiken.

Tijdens de Raad van 8–9 november jl. heeft een oriënterend debat plaatsgevonden over het voorstel. Tijdens de Raad van 2–3 december jl. is informatie verstrekt over de voortgang van de bespreking op Raadswerkgroepniveau. De onderhandelingen verlopen moeizaam en volgens meerdere lidstaten, waaronder Nederland, is het nodig de inhoudelijke besprekingen van artikel 1 tot en met 18 van de ontwerprichtlijn op werkgroepniveau voort te zetten. Deze artikelen betreffen het algemene deel van de richtlijn, waaronder procedures waarvoor een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd, weigeringsgronden en rechtsmiddelen. Voor Nederland is het van groot belang dat het instrument werkbaar is voor de praktijk, voldoende ambitieus is ten opzichte van het bestaande acquis en daarnaast kan rekenen op een solide draagvlak.

22. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring

– Politiek compromis op de hoofdpunten

Het Voorzitterschap beoogt tijdens deze bijeenkomst van de Raad een politiek compromis te bereiken over een totaalpakket van hoofdpunten van het voorstel voor een ontwerp-verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese verklaring van erfrecht. De ontwerp-verordening heeft tot doel uniforme regels vast te stellen voor het toepasselijk recht met betrekking tot de afwikkeling van nalatenschappen binnen de EU die een grensoverschrijdend karakter hebben. De verordening bevat onder meer, naast regels omtrent het vaststellen van het toepasselijk recht op de (afwikkeling van de) nalatenschap en regels voor het aanwijzen van de bevoegde instantie, ook regels over de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het terrein van het erfrecht. Voorts wordt een uniform model voor een Europese verklaring van erfrecht voorgesteld. Voor een nadere toelichting van enkele hoofdpunten verwijs ik naar mijn brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van 7 april 2011 (Kamerstukken I, 2010/11, 32 317, nr. AI).

De door het Voorzitterschap voorziene bespreking betreft de volgende hoofdpunten:

  • a. de verhouding erfrecht/vermogensrecht; de aard van het goederenrecht, de registratie en publicatie van dit recht valt buiten de werkingssfeer van de verordening;

  • b. de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht;

  • c. notarissen vallen in beginsel niet onder de toepassing van hoofdstuk II van de verordening inzake bevoegdheid; deze regels gelden voor gerechten of autoriteiten die een gerechtelijke functie uitoefenen;

  • d. de formele geldigheid van testamenten wordt geregeld in de verordening, hiervoor wordt aangesloten bij het Haags Verdrag van 1961 waarbij Nederland partij is;

  • e. het beheer van de nalatenschap valt onder de werkingssfeer van de verordening; de details moeten nog uitgewerkt worden in de raadswerkgroepen;

  • f. de algemene openbare orde clausule wordt opgenomen in de verordening, ook wordt opgenomen dat lidstaten met meerdere territoriale stelsels (bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of Spanje) via hun nationale conflictregels bepalen welk recht van toepassing is in elke afzonderlijke territoriale eenheid;

  • g. authentieke akten dienen vrij te kunnen circuleren en dienen in een andere lidstaat dezelfde effecten te sorteren als in de lidstaat waarin de authentieke akte is opgesteld; indien niet dezelfde effecten kunnen worden verkregen (bijvoorbeeld men kent het recht van vruchtgebruik niet) dan dient via omzetting het recht te worden verkregen dat daarbij het meest in de buurt komt;

  • h. de Europese verklaring van erfrecht is een sui generis (op zich zelf staand) document, waarmee personen hun hoedanigheid als erfgenaam, beheerder, legataris en executeur-testamentair kunnen bewijzen. Derden te goeder trouw kunnen uitgaan van de juistheid van de in de erfrechtverklaring genoemde feiten en bijvoorbeeld op basis van de verklaring van erfrecht bevrijdend betalen door een schuld aan de erflater aan een erfgenaam te voldoen.

Het voorstel wordt thans besproken op het niveau van de raadswerkgroep en het Coreper. De onderhandelingen vorderen langzaam, maar gestaag; tot nog toe is er echter nog geen concreet resultaat bereikt in de werkgroep. Hoewel Nederland positief is over het voorgestelde compromispakket van het Voorzitterschap, is nadere uitwerking van het compromisvoorstel nodig voor een meer definitieve standpuntbepaling. De hoofdpunten van de verordening zijn immers ook besproken tijdens de informele Raad in Gödöllő op 20–21 januari 2011, waarbij de meeste lidstaten aandrongen op helderheid en duidelijkheid in de verordening. Nederland kan de algemene beginselen die zijn geformuleerd voor de diverse aspecten van de verordening steunen, zoals de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijke recht en het opnemen van een regeling inzake de formele geldigheid van testamenten in de verordening. Veel belangrijke details ontbreken echter nog in de compromisvoorstellen. Nederland is van mening dat het document van het Voorzitterschap de helderheid en duidelijkheid zou moeten bevatten die nodig is om tot daadwerkelijke voortgang in de Raad te komen.

Een hoofdpunt van bespreking is een ontsnappingsclausule voor het uitzonderlijke geval dat blijkt dat de erflater nauwere banden heeft met een andere staat dan de staat van zijn gewone verblijfplaats. In dat geval moet als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht op de afwikkeling van de nalatenschap niet de gewone verblijfplaats gelden maar het recht van de staat waarmee de erflater de nauwste banden had op het moment van overlijden. Op aandringen van diverse lidstaten, waaronder Nederland, zal het Voorzitterschap een tekst van deze strekking voor de ontsnappingsclausule voorleggen in het Coreper van 1 juni a.s. Nederland is van mening dat de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht voldoende duidelijkheid biedt, zodat geen ontsnappingsclausule in de verordening hoeft te worden opgenomen. Bij wijze van compromis kan Nederland echter instemmen met een ontsnappingsclausule. Voorwaarde hierbij was dat de tekst van de clausule zou worden opgenomen in het compromisdocument en deze tekst een strekking zou hebben zoals nu door het Voorzitterschap zal worden opgenomen in het aangepaste compromisvoorstel voor het Coreper van 1 juni a.s. Ook bepleit Nederland dat helder wordt omschreven wat het doel van de verklaring van erfrecht wordt en wanneer deze dienstbaar is voor de burger.

De (huidige) exequaturprocedure van Brussel I is thans opgenomen in de tekst van de verordening. Hierover bestaat consensus in de Raad, derhalve is deze regeling niet in het voorstel voor een politiek compromis opgenomen.

23. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Op 4 april 2011 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een verordening betreffende elektronische publicatie (in alle officiële talen van de Unie) van het Publicatieblad van de EU. Doel van het voorstel is vast te leggen dat de elektronische editie van het Publicatieblad van de EU wordt erkend als geldige wettelijk bindende bekendmaking. Het voorstel beoogt het uitgeven van een gedrukte versie van het Publicatieblad slechts indien er als gevolg van een onvoorziene en uitzonderlijke storing van het informatiesysteem van het Publicatiebureau geen elektronische publicatie heeft/zal kunnen plaatsvinden. De alsdan uitgegeven gedrukte editie van het Publicatieblad is dan authentiek en heeft rechtsgevolgen. Zodra het informatiesysteem van het Publicatiebureau is hersteld, zal de overeenkomstige elektronische versie van de gedrukte editie via de EUR-Lex-website beschikbaar worden gesteld aan het publiek. De EUR-Lex-website verstrekt informatie over alle gedrukte edities die rechtsgevolgen hebben als gevolg van eerder genoemde calamiteiten. Voor burgers blijft de mogelijkheid bestaan een gedrukte editie van het Publicatieblad via het Publicatiebureau te verwerven.

Het kabinet is er voorstander van dat alleen de digitale bekendmaking van het Publicatieblad authentiek is. Dit is overeenkomstig de Nederlandse situatie. Mocht door genoemde omstandigheden geen elektronische versie uitkomen, dan moet aan de papieren versie rechtskracht worden toegekend.

Raad – niet-wetgevende besprekingen

24. (evt.) EU-terrorismebestrijdingsstrategie

  • Discussienota

  • Verslag over de uitvoering van de herziene strategie inzake de financiering van terrorisme

De Raad zal mogelijk komen te spreken over de terrorismebestrijdingsstrategie van de EU. De toegezegde discussienota en het verslag over de uitvoering van de herziene strategie inzake de financiering van terrorisme zijn echter nog niet beschikbaar.

25. Ontwerp-overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens)

Op basis van het door de Raad vastgestelde mandaat (december 2010) onderhandelt de Commissie namens de lidstaten met Australië over de ontwerp-overeenkomst tussen de EU en Australië inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) aan de Australische douane en Border Protection Service. De Commissie en het Voorzitterschap willen snel een overeenkomst bereiken binnen de Raad. De Commissie wil de overeenkomst met Australië zo spoedig mogelijk afronden, zodat deze o.a. als benchmark kan worden gebruikt in de lopende onderhandelingen met de Verenigde Staten en Canada. Ook het EP wil snel besluiten over de EU-Australië-overeenkomst en wil daartoe in juni een plenaire vergadering houden.

De overeenkomst tussen de EU en Australië heeft geen horizonbepaling, zoals het kabinet voorstaat bij nieuwe maatregelen bij verwerking van persoonsgegevens. In plaats daarvan heeft de Raad, mede op voorstel van Nederland, in een raadsverklaring bij het onderhandelingsmandaat voorzien in een alternatieve procedure waarbij één jaar vóór afloop van de overeenkomst de Raad bepaalt, op basis van een gezamenlijke review die door de Europese Commissie aan de Raad en het Parlement wordt aangeboden, of de EU de overeenkomst zal beëindigen of verlengen. Deze procedure zal ook gelden voor de overeenkomsten met de andere derde landen inzake de verwerking en overdracht van passagiersgegevens.

26. Bestrijding van georganiseerde criminaliteit – Ontwerp-conclusies van de Raad inzake de vaststelling van de EU-prioriteiten ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de periode 2011–2013, en presentatie van het handboek met beste praktijken voor de strijd tegen georganiseerde criminaliteit

In november 2010 heeft de Raad ingestemd met de raadsconclusies voor een meerjarige EU-beleidscyclus georganiseerde en zware internationale criminaliteit. Deze EU-beleidscyclus heeft als doel het proces van prioriteitstelling op het terrein van georganiseerde en ernstige criminaliteit verder te stroomlijnen en nog beter aan te laten sluiten op de behoeften uit de operationele praktijk. Het OCTA 2011, opgesteld door Europol op grond van bijdragen van de lidstaten, is de EU-variant van het Nationaal Dreigingsbeeld dat een overzicht geeft van de bedreigingen die uitgaan van de georganiseerde criminaliteit voor de lidstaten van de EU, waarbij gepoogd wordt om toekomstige ontwikkelingen te schetsen. Het rapport dient als basis voor het vaststellen van de EU-prioriteiten voor de aanpak van georganiseerde en zware internationale criminaliteit, waarover uiteindelijk de Raad een besluit neemt. Na vaststelling van deze prioriteiten zullen deze ter implementatie verder worden uitgewerkt in strategische doelen en jaarlijkse operationele actieplannen. In de raadsconclusies zijn de volgende EU-prioriteiten voor 2011–2013 genoemd, te weten:

  • aanpak georganiseerde criminele groepen actief in West-Afrika met de handel in cocaïne en heroïne richting de EU;

  • verzwakken van de rol van de Westelijke Balkan als centraal punt voor transport en handel in illegale goederen bestemd voor de EU en als logistiek punt voor georganiseerde criminele groepen, inclusief Albanees sprekende georganiseerde criminele groepen;

  • verzwakken van de capaciteit van georganiseerde criminele groepen die zich bezighouden met de illegale immigratie richting de EU, vooral via Zuid-, Zuidoost- en Oost-Europa en met name aan de Grieks-Turkse grens en in crisisgebieden van de Middellandse Zee dichtbij Noord-Afrika;

  • verminderen van de productie van en distributie in de EU van synthetische drugs, inclusief nieuwe stoffen.

  • het verstoren van containervrachten, inclusief zee- en luchtvaart richting de EU van illegale goederen, inclusief cocaïne, heroïne, cannabis, namaakproducten en sigaretten;

  • bestrijden van alle vormen van mensenhandel en -smokkel door de aanpak van georganiseerde criminele groepen die zulke criminele activiteiten leiden in de zuidelijke, zuidwestelijke en zuidoostelijke criminele hubs van de EU;

  • verminderen van de capaciteiten van mobiel (rondtrekkende) georganiseerde criminele groepen die zich bezig houden met criminele activiteiten;

  • intensiveren van de aanpak van cybercrime en het misbruik van internet door georganiseerde criminele groepen.

De aanpak van mensenhandel en -smokkel, synthetische drugs, overige drugshandel (inclusief via zee- en luchtvaart en via West-Afrika) en cybercrime zijn ook voor Nederland belangrijke speerpunten bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Nederland ondersteunt tevens de prioriteit met betrekking tot illegale immigratie. Een substantieel deel van de illegale immigratie bereikt de EU (en Nederland in het bijzonder) via de oostgrens. In Nederland is sprake van een beperkte mate van criminele activiteiten van mobiele bendes, vooral bij bepaalde vormen van overvalcriminaliteit. Er is geen sterke relatie tussen de rol van de Westelijke Balkan en Nederland. Desondanks kan Nederland instemmen met een aanpak op EU-niveau.

In de raadsconclusies wordt daarnaast opgeroepen om bij de aanpak van de prioriteiten gebruik te maken van instrumenten zoals afnemen van crimineel geld en aanpak van witwassen, evenals gebruik te maken van alternatieve aanpakken bij de preventie en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Dit sluit naadloos aan bij de Nederlandse geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit.

Binnen de expertgroep «alternatieve aanpakken georganiseerde misdaad», vallend onder het Comité voor Interne Veiligheid (COSI), is onder Hongaars Voorzitterschap door een aantal lidstaten een handboek samengesteld met goede voorbeelden van alternatieve aanpakken in de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Nederland zet zich in dit kader in voor het ontwikkelen van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit in EU-verband en heeft aan dit handboek een actieve bijdrage geleverd op het terrein van de bestuurlijke aanpak.

Nederland zet zich verder in om de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit op EU-niveau nader uit te werken binnen het informeel netwerk bestuurlijke aanpak van de EU-lidstaten en de Europese Commissie dat in december 2010 met een raadsbesluit over rondtrekkende criminele bendes in het leven is geroepen. Dit netwerk zal voor het eerst bijeenkomen in september 2011. Nederland vindt het van belang om met het netwerk concrete voorstellen ter versterking van de samenwerking op het terrein van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit te ontwikkelen en uit te werken. De verbetering van de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling tussen lidstaten biedt hiervoor het meest concrete handelingsperspectief.

27. Resolutie van de Raad betreffende de Routekaart ter versterking van de rechten en de bescherming van slachtoffers, met name in strafrechtelijke procedures

– Raadsconclusies

Het Voorzitterschap heeft een voorstel gedaan voor een routekaart voor slachtoffers, analoog aan de routekaart voor verdachten. Het kabinet steunt het voorstel voor de routekaart en hecht grote waarde aan het verbeteren van de positie van slachtoffers, niet alleen op nationaal niveau, maar ook op Europees niveau. De routekaart bestaat uit algemene beginselen en een aantal maatregelen.

Op 18 mei jl. heeft de Commissie twee voorstellen voor regelgeving op het gebied van slachtoffers van misdrijven aangenomen. De Commissie stelt een richtlijn voor met minimumnormen voor de rechten, ondersteuning en bescherming van slachtoffers. Het tweede voorstel heeft betrekking op wederzijdse erkenning van civielrechtelijke beschermingsmaatregelen als het slachtoffer naar een andere Europese lidstaat reist of daar gaat wonen. De onderhandelingen over het in 2010 door Spanje als lidstaatinitiatief gepresenteerde voorstel voor een Europees beschermingsbevel zijn waar het strafrechtelijke beschermingsmaatregelen betreft nog gaande. Het standpunt van het kabinet zal zoals gebruikelijk worden neergelegd in een BNC-fiche dat aan uw Kamer zal worden toegezonden.

28. e-Justice

– Stand van zaken – voortgangsrapportage

De raadswerkgroep eLaw (e-Justice) heeft een voortgangsrapportage opgesteld waarin de stand van zaken en de plannen op het terrein van European e-Justice wordt weergegeven. Nederland heeft sinds de start van het e-Justice programma in 2007 een actieve bijdrage geleverd aan de uitwerking en uitvoering ervan. Nederland heeft ook onder het Hongaarse Voorzitterschap actief deelgenomen aan diverse projecten uit het e-Justice programma en aan het zogenaamde eCodex project, dat tot doel heeft te onderzoeken welke standaarden en afspraken nodig zijn om te komen tot digitale gegevensuitwisseling op het justitiële domein. Het gaat hier om een zogenaamde Large Scale Pilot waaraan veel Europese landen en organisaties deelnemen. Nederland acht het van belang om bij deze ontwikkelingen in een vroeg stadium betrokken te zijn.

29. Toetreding van de Europese Unie tot het Europees verdrag voor de rechten van de mens

– Stand van zaken

Het Voorzitterschap en de Commissie zullen tijdens de Raad een toelichting geven over de stand van de onderhandelingen van de toetreding van de EU tot het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de burgerlijke vrijheden (EVRM). In het Verdrag van Lissabon is verbindend vastgelegd dat de EU zal toetreden tot het EVRM (art. 6 lid 2 VEU). De toetreding tot het EVRM werd aan de zijde van de Raad van Europa mogelijk door de inwerkingtreding van een wijziging van het EVRM ten gevolge van de inwerkingtreding van protocol 14 in juni 2010.

Op 4 juni 2010 is door de Raad een gedetailleerd onderhandelingsmandaat aangenomen. Hierover is uw Kamer vertrouwelijk geïnformeerd. In juli 2010 zijn de onderhandelingen tussen de EU en de Raad van Europa over de voorwaarden voor de toetreding van start gegaan. Dit gebeurt in een speciaal comité, waarin de Europese Commissie namens de Unie onderhandelt op basis van het onderhandelingsmandaat. De vertegenwoordigers van de Raad van Europa in het comité zijn aangesteld door het Stuurcomité Mensenrechten van de Raad van Europa (CDDH). Het CDDH heeft van het Comité van Ministers van de Raad van Europa een mandaat gekregen om te onderhandelen met de Unie. Sinds juli 2010 hebben er zeven onderhandelingsrondes plaatsgevonden in het speciale comité. Tijdens de zevende onderhandelingsronde (10–13 mei jl.) is voor de tweede maal gesproken over het concept-toetredingsakkoord. De achtste, en laatste geplande onderhandelingsronde vindt plaats van 20–24 juni. De onderhandelingsresultaten zullen daarna ter goedkeuring worden voorgelegd aan zowel de EU-lidstaten als aan de lidstaten van de Raad van Europa.

Aan EU-zijde geeft de Commissie tussentijdse terugkoppelingen van de onderhandelingen aan de raadswerkgroep Fundamentele Rechten en Vrij Verkeer van Personen (FREMP). In deze raadswerkgroep worden momenteel ook de regelingen besproken die intern binnen de EU toepassing en verdere uitwerking moeten geven aan onderdelen van het Toetredingsakkoord. Aan de zijde van de Raad van Europa brengt de (Noorse) voorzitter van het speciale comité verslag uit aan het CDDH. In het najaar zijn twee bijeenkomsten van het CDDH gepland.

Het uiteindelijke toetredingsakkoord moet worden goedgekeurd door alle 47 staten die partij zijn bij het EVRM (waaronder alle EU-lidstaten) en door de EU. Aan EU-zijde moet het besluit tot sluiting, waarin ook de noodzakelijke interne EU-spelregels zullen worden vastgelegd, door de Raad met unanimiteit worden aangenomen, na goedkeuring door het EP. Tot slot moeten de lidstaten het besluit tot sluiting in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen hebben goedgekeurd voordat het in werking kan treden.

30. Richtsnoeren over methodologische stappen om de verenigbaarheid met de grondrechten in de voorbereidende instanties van de Raad te controleren

– Informatie

Het Voorzitterschap zal een korte toelichting geven op de richtsnoeren over methodologische stappen om de verenigbaarheid met de grondrechten in de voorbereidende instanties van de Raad te controleren die door het Coreper van 19 mei jl. zijn aangenomen. De ontwikkeling ervan was reeds aangekondigd in de raadsconclusies over de effectieve naleving van het EU handvest van de grondrechten van de Raad d.d. 24–25 februari jl. Het betreffen richtsnoeren die door raadswerkgroepen gebruikt zullen worden ten behoeve van het garanderen van de verenigbaarheid van wetsvoorstellen en amendementen met de in het EU Handvest neergelegde grondrechten. De richtsnoeren laten de rol van de Juridische Dienst van de Raad onverlet.

De richtsnoeren zijn inmiddels vastgesteld en worden van toelichting voorzien door het Voorzitterschap. Nederland kan de toelichting aanhoren.

31. Raadsconclusies over de herinnering aan de misdaden van totalitaire regimes in Europa

De raadsconclusies over de herinnering aan de misdaden uitgevoerd door totalitaire regimes in Europa zijn een uitvloeisel van het Kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat uit 2008. Het kaderbesluit heeft alleen betrekking op strafbare feiten die worden gepleegd wegens ras, huidskleur, godsdienst, afstamming, dan wel nationale of etnische afkomst. Het is niet van toepassing op misdaden die worden gepleegd op andere gronden, bijvoorbeeld door totalitaire regimes. In de verklaring die bij de goedkeuring van het kaderbesluit bij de notulen van de Raad was gevoegd, werd de Commissie verzocht om binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het kaderbesluit te onderzoeken en aan de Raad te rapporteren of er een aanvullend instrument vereist is, om de werkingssfeer uit te breiden tot het vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden jegens een groep personen op basis van maatschappelijke status of politieke overtuiging.

De Commissie heeft op 22 december 2010 een evaluatieverslag aan de Raad uitgebracht (COM (2010) 873) over de vraag of een aanvullend instrument noodzakelijk is om de herinnering aan de misdaden uitgevoerd door totalitaire regimes in Europa levend te kunnen houden. In de aanloop naar de publicatie van het evaluatieverslag heeft een aantal voormalig communistische landen aangedrongen op Europese wetgeving om het ontkennen van misdaden van totalitaire regimes. De Commissie zag geen noodzaak voor een aanvullend (gerechtelijk) instrument op dit gebied en concludeerde dat elk land momenteel in het licht van zijn specifieke nationale situatie zijn eigen methoden kiest (gerechtigheid voor slachtoffers, berechting van daders, waarheidsvinding, instandhouding van de herinnering, voorlichting, beleidsmaatregelen met een grote symbolische waarde, enzovoorts). De Commissie was dan ook van oordeel dat niet werd voldaan aan de voorwaarden om een aanvullend instrument te ontwikkelen, maar zal deze zaak wel blijven volgen. De raadsconclusies zijn bedoeld om het onderwerp op de agenda te houden.

Nederland kan instemmen met de bevindingen van de Commissie en met de raadsconclusies.

32. Ontwerp-raadsconclusies over het negende jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2010)

Naar verwachting zal de Raad raadsconclusies aannemen over het negende jaarverslag van Eurojust, over 2010. Het jaarverslag beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot onder meer de aan Eurojust aangeboden zaken en de samenwerking met andere Europese instanties.

Nederland kan instemmen met de ontwerp-raadsconclusies, maar is in zijn algemeenheid van oordeel dat er in elk geval vanaf volgend jaar een beknoptere versie van de conclusies moet komen. Daarnaast is Nederland, anders dan een aantal andere lidstaten, minder beducht voor een rol van Eurojust bij de ontwikkeling van beleid op strafrechtelijk gebied in de EU en zou daarvoor zeker enige ruimte willen bepleiten.

33. Bijeenkomst van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken EU-VS

– Informatiepunt

De Commissie zal een korte terugkoppeling geven van de besprekingen van het Voorzitterschap samen met de Commissie met de bewindspersonen van Homeland Security en Justice uit de Verenigde Staten. Deze bijeenkomst volgde op de eveneens in Budapest gehouden Cybercrime Conferentie (12 en 13 april jl.), waarbij de beide Amerikaanse bewindspersonen aanwezig waren.

Op de EU-VS agenda stonden elf punten, waaronder geen verrassende want de agenda is een vervolg op de eerdere besprekingen die halfjaarlijks in deze samenstelling worden gehouden. Het betrof onder andere een stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de onderhandelingen over de gegevensbeschermingsovereenkomst EU-VS. Prominent op de agenda stond het onderwerp Cybercrime/Cybersecurity. Er is een VS-EU werkgroep die zaken als publiek-private samenwerking, incidentenmanagement en bewustwording bespreekt. Van beide kanten werd het belang van het ratificeren van de Raad van Europa Conventie betreffende cybercrime benadrukt. Er is aandacht gevraagd voor de toenemende problemen met betrekking tot cocaïne en het transport hiervan naar de VS en Europa. De Lissabon Conferentie en de G8 bijeenkomst in Parijs (door Frankrijk georganiseerd in mei 2011) besteden aandacht aan deze problematiek, met een focus op handhaving, witwassen en corruptie. Er werd gekeken naar de voortgang van de onderhandelingen over EU-VS PNR (uitwisseling van passagiersgegevens). Die onderhandelingen lopen sinds december 2010. De wensen over definities, reikwijdte en bewaartermijnen lopen nog uiteen. In de EU-VS werkgroep inzake migratie (Platform on Migration) is een gebalanceerde dialoog gevoerd over alle aspecten van migratie: legaal-illegaal, asiel en vluchtelingenzaken, grensmanagement, migratie en ontwikkeling. Als laatste was een onderwerp toegevoegd: de situatie in Noord-Afrika. Er is een open gesprek geweest over de democratische ontwikkelingen in deze regio en daarbij speciaal aandacht voor de migratiestromen. Activiteiten door de EU en de VS zijn toegelicht.

34. Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

– Informatiepunt

Op 19 mei jl. heeft in Sint Petersburg de EU-Rusland Permanente Partnerschapsraad (Permanent Partnership Council of PPC) voor Justitie en Binnenlandse Zaken plaatsgevonden. De Commissie zal een korte terugkoppeling geven van deze top. lTijdens de PPC is gesproken over de EU-Rusland Roadmap on the Common Space of Freedom, Security and Justice. Op de agenda stonden onder meer de volgende onderwerpen: visafacilitatie, grenzen, readmissie, bestrijding van grensoverschrijdende misdaad, illegale drugs, corruptie en terrorisme, de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, dataprotectie en juridische samenwerking op het gebied van strafrecht en civiel recht.

Tijdens PPC is nog geen overeenstemming bereikt over een gezamenlijke lijst met voorwaarden («common steps»). Na vervulling van deze voorwaarden kan worden onderhandeld over visumliberalisatie. In een joint statement is uitgesproken dat er op de EU-Rusland top op 9 en 10 juni a.s. wederom over de stand van zaken zal worden gerapporteerd. Ook is besloten een migratiedialoog te starten tussen de EU en de Russische Federatie. Eind juni zal een eerste bijeenkomst in het kader van die dialoog worden gepland. Ten slotte is overeengekomen nog in 2011 in Brussel een EU-Rusland Commissie expertbijeenkomst te plannen om te spreken over juridische samenwerking in civiele en commerciële kwesties.

De volgende JBZ Permanente Partnerschapsraad zal in oktober 2011 plaatsvinden.

Gemengd Comité

35. SIS II

– Stand van zaken

Tijdens de Raad op 7 oktober 2010 zijn raadsconclusies met betrekking tot het Schengen Informatie Systeem (SIS II) aangenomen. In deze raadsconclusies staat dat de Commissie de Raad en het EP op reguliere basis (elke JBZ-Raad) op de hoogte houdt van de ontwikkelingen aangaande het project SIS II. In april 2011 zijn de ontwikkeltesten – overeenkomstig de in oktober 2010 gepresenteerde planning – van start gegaan. Bij deze testen worden de ontwikkelde functionaliteiten van het centrale SIS II en NSIS II gecontroleerd. Daarna vinden achtereenvolgend de voorlopige systeemacceptatie test (inclusief de Mile Stone Test II) en integrale test plaats. De door de Commissie aangegeven testperiode loopt tot en met het derde kwartaal van 2012. Na de testperiode staan de activiteiten ten behoeve van de migratie en operationalisering van SIS II gepland.

36. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

Zie de agenda van de Raad, punt 19.

Naar boven