32 317 JBZ-Raad

Nr. 376 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2015

Hierbij treft ter informatie aan mijn beantwoording van de vragen van de leden van de Vaste Commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad in uw brief van 24 november jl. Deze vragen hebben betrekking op de PNR-richtlijn, de voorlichting door het Britse National Border Targeting Center op 10 november jl. en een passage over de richtlijn uit een notitie van de Commissie Meijers van 9 juni 2015. Tevens vindt u een korte schets van de stand van zaken van het besluitvormingsproces.

In mijn brief van 30 november jl. berichtte ik u over de stand van zaken rond de PNR-richtlijn1. Tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de JBZ Raad van 3 en 4 december jl. zijn de vorderingen van de onderhandelingen en de positie die Nederland daarbij in neemt uitvoerig besproken. Tussen dit algemeen overleg en de JBZ Raad boekte het huidige voorzitterschap vooruitgang in de onderhandelingen. Hij bood op 2 december een document aan in het college van permanente vertegenwoordigers (Coreper) met een mogelijk compromis voorstel voor de richtlijn.2 In de JBZ Raad heeft de Raad terugkoppeling gekregen van deze voortgang en steun uitgesproken voor het bereikte compromis. Op 10 december is dit in stemming gebracht in de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) van het Europees Parlement. Het LIBE heeft met een meerderheid ingestemd met het compromis voorstel. De plenaire stemming in het Europees Parlement zal nu begin 2016 plaatsvinden. U ontvangt spoedig een nadere brief over deze ontwikkelingen.

Ten aanzien van de vragen gesteld door de leden van de D66-fractie of risicoprofielen kunnen worden opgesteld op basis van reeds bestaande informatie van overtreders, kan ik bevestigen dat de richtlijn het mogelijk maakt op basis van risicoprofielen onbekende zware criminelen en terroristen te onderkennen. Deze risicoprofielen worden onder andere gebaseerd op informatie van gekende overtreders en vergeleken met de PNR-gegevens. De richtlijn stelt tevens nadere voorwaarden voor het opstellen en evalueren van deze risicoprofielen. Alleen het resultaat van deze vergelijking, ofwel de afwijking van het normaalpatroon, wordt hierna beoordeeld door een daartoe bevoegd ambtenaar. Daarmee wordt een minder aanzienlijke inbreuk op bescherming van privacy en persoonsgegevens geboden.

Op de vraag of het kabinet voornemens is zich in te zetten voor verplichte uitwisseling van gegevens, kan ik antwoorden dat de uitkomst van de onderhandelingen in de Raad is dat informatiedeling niet verplicht is. Lidstaten houden zelf de controle over hun gegevens. Hierbij is het van belang om op te merken dat de effectiviteit en de toegevoegde waarde van de PNR-richtlijn toeneemt met informatiedeling tussen de lidstaten. Nederland hecht daaraan en zal dat bevorderen. Nederland zet tijdens het voorzitterschap de bevordering van samenwerking en uitwisseling van gegevens hoog op de agenda, in zowel JBZ-Raden als een hoog ambtelijk seminar aangaande terroristische reisbewegingen op 1 maart. De leden van de commissies VenJ en I&A/JBZ zullen voor het plenaire deel van dit seminar een uitnodiging ontvangen.

De leden van de SP-fractie hebben tot slot gevraagd om een reactie van het kabinet op een oproep van de Commissie Meijers voor de opname van een «sunset» of evaluatieclausule in de richtlijn. In deze fase van de onderhandelingen kunnen geen nieuwe voorstellen worden ingediend, maar uitsluitend compromissen op de bestaande voorstellen. Het inzetten op een horizonbepaling is om die reden niet meer aan de orde. Zowel het Europees Parlement als de Raad stellen voor om een bepaling op te nemen voor een stevige evaluatie naar de werking van het instrument. De verplichting tot het uitvoeren van een grondige evaluatie zal dan ook onderdeel uitmaken van de uiteindelijke richtlijn en de nationale implementatie.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 32 669, M en Kamerstuk 32 317, nr. 362.

X Noot
2

Document met nummer st14670/15 is beschikbaar via EU-Extranet.

Naar boven