32 317 JBZ-Raad

Nr. 36 MOTIE VAN HET LID RECOURT C.S.

Voorgesteld 17 februari 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het Europees aanhoudingsbevel dient om binnen de Europese Unie de overlevering van verdachten en veroordeelden te vergemakkelijken en daarmee een bijdrage levert aan de veiligheid in Europa;

overwegende, dat Nederland geen veilige haven kan en mag zijn voor criminelen, ook niet als zij Nederlander zijn;

overwegende, dat de gronden waarop een lidstaat overlevering van eigen burgers kan weigeren beperkt zijn en limitatief zijn opgenomen in het kaderbesluit;

constaterende, dat enkele lidstaten van de Europese Unie sterk oververtegenwoordigd zijn als het gaat om het gebruik maken van het Europees arrestatiebevel;

van mening, dat het draagvlak voor het Europees arrestatiebevel dreigt te ontvallen als overlevering van burgers uit andere lidstaten wordt gevraagd zonder dat alternatieve wegen zijn bewandeld;

van mening, dat het Europees arrestatiebevel niet bedoeld is voor gevallen waar het relatief kleine strafbare feiten betreft;

van mening, dat lidstaten daarnaast meer gebruik moeten maken van de bestaande en nog in ontwikkeling zijnde alternatieven voor het Europees arrestatiebevel zoals het innen van geldboetes en het in andere lidstaten horen van verdachten;

verzoekt de regering in overleg te treden met de regeringen van de overige EU-lidstaten om bovenstaand terughoudend gebruik van het Europees aanhoudingsbevel en de bestaande en in ontwikkeling zijnde alternatieven te bespreken en daar meer draagvlak voor creëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Recourt

Van der Steur

Gesthuizen

Naar boven