32 317 JBZ-Raad

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE, MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2010

In reactie op brief 22112-1016/2010D24250 (d.d. 28 mei 2010) van uw waarnemend griffier, de heer F.M.J. Hendrickx, waarin mij wordt verzocht uw Kamer zo mogelijk voor de JBZ-Raad van 3–4 juni een notitie toe te sturen over de toetreding van de EU tot het EVRM en tevens om geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van dit onderwerp tijdens de genoemde JBZ-Raad, bericht ik u – mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken – als volgt.

Tijdens het Algemeen Overleg voorafgaand aan de JBZ-Raad van 23 april jl. – waarnaar u verwijst (Kamerstuk 32 317, nr. 11) – heb ik aangegeven te verwachten in de loop van de zomer te kunnen gaan werken aan een notitie over o.a. de bevoegdheidsverdeling tussen het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ik heb geen indicaties dat ik die verwachting dien te herzien. Derhalve kunt u na de zomer een notitie tegemoet zien.

Ten aanzien van uw verzoek om geen onomkeerbare stappen te zetten kan ik u geruststellen: tijdens de Raad heeft geen besluitvorming plaatsgevonden over de toetreding van de EU tot het EVRM. Er vond een niet-wetgevende bespreking plaats over het autoriseren van de Europese Commissie om onderhandelingen te gaan voeren met de Raad van Europa. Er zijn derhalve geen onomkeerbare stappen gezet. De Commissie is door de Raad geautoriseerd en heeft onderhandelingsrichtlijnen meegekregen die in lijn zijn met de Nederlandse inzet, zoals neergelegd in het aan u toegezonden vertrouwelijke BNC-fiche.

De Raad besluit over de uiteindelijke overeenkomst op grond van artikel 218 lid 3 en lid 8 VWEU met eenparigheid van stemmen en na goedkeuring door het Europees Parlement. Voordat het zover is, kan op basis van de toegezegde notitie een discussie plaatsvinden tussen de Minister van Justitie en uw Kamer.

Een afschrift van deze brief stuur ik aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie.

De minister van Justitie,

minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven