Aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2013
Met deze brief doe ik u conform artikel 3.35, negende lid, van de Wet ruimtelijke
ordening (Wro) het Besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve
van het project Afsluitdijk toekomen1.
Het project Afsluitdijk heeft als doel de veiligheid van de waterkering te verbeteren
en de capaciteit van de waterafvoer van het IJsselmeer naar de Waddenzee te vergroten.
Voor de waterveiligheid is op 23 december 2011, met de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk,
de voorkeursbeslissing vastgesteld. De voorkeursbeslissing betreft maatregelen om
het dijklichaam en de civieltechnische kunstwerken op orde te brengen en biedt ruimte aan
de ontwikkeling van regionale ambities op het gebied van duurzaamheid, natuur, recreatie
en toerisme. Voor de waterafvoer is in 2012 besloten tot het gefaseerd aanbrengen
van pompen bij het spuicomplex Den Oever. Deze voorkeursbeslissing vormt de basis
van de planuitwerking voor de vergroting van de afvoercapaciteit door de Afsluitdijk.
Voor de beide opgaven voor waterveiligheid en waterafvoer wordt één geïntegreerde
projectbeslissing Afsluitdijk voorbereid. Deze projectbeslissing zal bestaan uit een
rijksinpassingsplan en een aantal uitvoeringsbesluiten. Het rijksinpassingsplan en
de uitvoeringsbesluiten kennen elk eigen procedures met een verschillend bevoegd gezag.
Mijn inzet is de inhoudelijke afstemming van alle besluiten te waarborgen en de procedures
efficiënt en snel te doorlopen op een wijze die transparant en duidelijk is voor de
betrokken burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden.
Om dit te bereiken heb ik besloten tot coördinatie op grond van artikel 3.35 van de
Wro (rijkscoördinatieregeling). De toepassing van de rijkscoördinatieregeling heeft
tot gevolg dat alle besluiten onder mijn verantwoordelijkheid gecoördineerd worden
voorbereid en bekendgemaakt. Bovendien is in het Besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling
bepaald dat de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd is de benodigde omgevingsvergunning(en)
te verlenen.
Deze gecoördineerde aanpak heeft de instemming van de betrokken bestuursorganen. Er
zijn afspraken gemaakt over hun betrokkenheid bij de voorbereiding van de besluiten.
Conform artikel 3.35, negende lid, van de Wro wordt het Besluit tot toepassing van
de rijkscoördinatieregeling aan beide Kamers van de Staten-Generaal toegezonden. Gelet
op het zomerreces loopt de termijn bedoeld in artikel 3.35, negende lid, van de Wro
tot drie weken na het reces.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus