32 264 Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit

Nr. 23 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2011

Hierbij doe ik uw Kamer mijn reactie toekomen op het nader gewijzigd amendement van het lid Bouwmeester, Kamerstukken II 2010–2011, 32 264, nr. 21. In het in bovengenoemd wetsvoorstel voorgestelde nieuwe artikel 4a van de Wet op de kansspelen wordt voorzien in de mogelijkheid van een algemene maatregel van bestuur. In deze maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot maatregelen en voorzieningen van vergunninghouders ter voorkoming van kansspelverslaving, alsmede met betrekking tot hun wervings- en reclameactiviteiten. Het voornoemde amendement strekt er in zijn huidige vorm mede toe dat deze algemene maatregel van bestuur dwingend wordt voorgeschreven. Hierdoor dient deze algemene maatregel van bestuur reeds tot stand te zijn gekomen, alvorens de wetswijziging in kan gaan. Gezien het tijdsbestek dat benodigd is voor een dergelijke algemene maatregel van bestuur, zou dit betekenen dat de instelling van de kansspelautoriteit vertraging oploopt. Dit zou gezien het belang van een zo spoedig mogelijke verhoging van de effectiviteit van de handhaving van de Wet op de kansspelen zeer onwenselijk zijn.

In het licht van het voorgaande doe ik een beroep op uw Kamer het wetsvoorstel niet in voornoemde zin te amenderen. Ik zeg uw Kamer graag toe dat een algemene maatregel van bestuur als hiervoor bedoeld, zo spoedig als mogelijk daadwerkelijk tot stand zal worden gebracht. Bovendien herhaal ik hierbij mijn reeds eerder gedane toezegging dat het ontwerp voor deze algemene maatregel van bestuur aan uw Kamer zal worden toegezonden. De overige onderdelen van het amendement laat ik aan het oordeel van uw Kamer over.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven