32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2013

Het debat over de wolhandkrab en de motie zijn aanleiding geweest voor het Kabinet om de onderwerpen die ter sprake zijn geweest nogmaals te overwegen. In deze reactie treft u de afwegingen aan die uiteindelijk hebben geleid tot de keuze die het Kabinet gemaakt heeft inzake het opheffen van het vangstverbod van de wolhandkrab in vervuilde gebieden. De onderwerpen voedselveiligheid, level playing field en economisch belang zijn meegenomen in de besluitvorming.

Met deze brief reageren wij op de door uw Kamer op 26 maart 2013 aangenomen motie Dijkgraaf (Kamerstuk 32 201, nr. 51) over het opheffen van het vangstverbod van wolhandkrab per 1 april 2013 en tevens bij de verkoop aan consumenten via etikettering duidelijk maken wat het gezondheidsrisico is als te veel bruin vlees geconsumeerd wordt.

Sinds april 2011 is in Nederland een vangstverbod ingesteld voor de met dioxine vervuilde gebieden. Dit vangstverbod is ingesteld om de gezondheid van de consument te waarborgen. Wolhandkrab uit de schone gebieden, zoals het IJsselmeer waar geen vangstverbod geldt, kan volgens het recente rapport van bureau veilig geconsumeerd worden.

Ook voor paling geldt een vangstverbod in dezelfde gebieden omdat deze dezelfde ernstige vervuiling met dioxine en dioxineachtige PCB’s bevat. De vissers die door beide vangstverboden zijn getroffen zijn inmiddels gecompenseerd, onder meer door het verstrekken van een tegemoetkoming voor 5 jaar voor het gederfde netto resultaat van paling én wolhandkrab.

Belasting door het eten van levensmiddelen die dioxines en dioxineachtige PCB’s bevatten, levert een risico voor de gezondheid op omdat deze stoffen sterk ophopen en daarna heel moeizaam afgebroken worden. Vanwege de extreem hoge gehalten aan dioxines en dioxineachtige PCB’s in de wolhandkrab, het brede palet aan mogelijke schade, de ernst van die schade en het feit dat dioxines moeilijk uit het lichaam verdwijnen, vormen deze verbindingen een serieuze bedreiging voor de volksgezondheid. Wolhandkrab uit vervuilde gebieden is de laatste jaren uitvoerig geanalyseerd. Hieruit is gebleken en dat wolhandkrab gemiddeld zo’n 4 keer vuiler is dan paling uit hetzelfde gebied.

Op basis van het vrijwaringbeginsel moet elk land binnen de EU er voor zorgen dat alle producten die de grens over gaan voldoen aan de levensmiddelenwetgeving. Dit betekent dat levensmiddelen niet in de handel gebracht worden indien zij onveilig zijn voor de consument. Het klopt dat Nederland op dit moment nog het enige land is dat in de analyses het bruine vlees meerekent terwijl de andere landen alleen de norm voor wit vlees hanteren. In EU verband is echter de constatering gedeeld dat de norm voor wolhandkrab niet volledig is omdat bruin en wit vlees beide worden geconsumeerd. Daarnaast zijn de waarden van dioxines en dioxineachtige PCB’s in het bruine vlees van de wolhandkrab zeer hoog, 40 tot 100 keer hoger dan in het witte vlees.

Het consumeren van vervuilde wolhandkrab leidt daardoor tot een risico voor de consument. Het risico voor de gezondheid door eten van wolhandkrab is geagendeerd bij de Europese Commissie en deze heeft lidstaten inmiddels gevraagd de vangst en consumptie van wolhandkrab te onderzoeken. Tevens heeft de Europese Commissie aangegeven de monitoring van wolhandkrab verder uit te werken in een Europese aanbeveling. Op basis van de resultaten daarvan kan worden vastgesteld of er vergelijkbare hoge niveaus van verontreinigingen gevonden worden, die aanleiding zouden kunnen zijn voor andere lidstaten om eveneens maatregelen te nemen. Daarnaast kan dit aanleiding zijn om normen voor de combinatie bruin- en witvlees in wolhandkrab vast te stellen. Overigens worden volgens het LEI rapport (juli 2012) alleen in Engeland en Duitsland wolhandkrabben gevangen en dan op niet-professionele basis. De import uit deze landen is daarom beperkt.

Omdat zowel wit als bruin vlees van de wolhandkrab wordt gegeten en zo een risico vormt voor de gezondheid van de consument, is het Kabinet van mening dat de consument hiertegen beschermd moet worden.

De consument moet er op kunnen vertrouwen dat voedsel veilig is. Als duidelijk blijkt dat voedsel niet veilig is en het niet mogelijk is om maatregelen te treffen om het risico te reduceren, dan is het niet verantwoord om het op de markt te brengen. Dit is het uitgangspunt voor het voedselveiligheidsbeleid. De risicobeoordeling van bureau toont aan dat het eten van wolhandkrab uit de gesloten gebieden wel degelijk een risico voor de consument betekent en daarom meent het Kabinet dat hier geen uitzondering gemaakt kan worden.

Etikettering kan in deze niet voldoende garantie geven om de consument te beschermen.

Hoewel in de debatten geregeld het beeld geschetst werd dat in Nederland gevangen wolhandkrab voornamelijk bestemd is voor export naar China, betreft dit slechts 5%. Het LEI rapport (juli 2012) geeft aan dat het belangrijkste afzetgebied van Nederlandse wolhandkrab juist de Europese markt is (grote steden); met name voor Chinese, Japanse en Koreaanse consumenten.

Visserij op wolhandkrab in de schone gebieden biedt een kans voor de binnenvisserij; dit blijkt ook uit het LEI-rapport. De visserijsector ziet deze mogelijkheden en grijpt deze aan waar zij kan.

Om dit potentieel verder uit te bouwen vindt een aantal experimenten plaats, die gesteund wordt met financiering uit het Europese Visserijfonds. Het is in dit verband ook in het belang van de sector dat het schone Nederlandse product boven elke twijfel verheven is en dat dientengevolge ook deze relatieve voorsprong verder uitgebouwd kan worden.

Concluderend:

Het Kabinet stelt het belang van de volksgezondheid voorop. Het vangstverbod van wolhandkrab zorgt er voor dat ernstig vervuilde wolhandkrab uit vervuilde wateren in Nederland niet op de markt komt en geen onaanvaardbaar risico vormt voor de consument.

Op grond van bovenstaande argumenten zijn wij de mening toegedaan dat bij uitvoering van de motie Dijkgraaf cs. er sprake zou zijn van een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van consumenten van wolhandkrab. Dit wensen wij te vermijden. Daarop berichten wij u dat het Kabinet na zorgvuldig beraad besloten heeft om het vangstverbod vooralsnog in stand te laten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven