32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 16 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 juni 2011

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties de behoefte om de regering enige vragen en opmerkingen voor te leggen over:

  • de brief van 18 april 2011 (kamerstuk 21 501-32, nr. 477) inzake de stand van zaken rond actief biologisch beheer en beheervisserij;

  • de brief van 21 april 2011 (kamerstuk 32 201, nr. 13) over de antwoorden op vragen van de commissie de situatie van Nederlandse vissers in Frankrijk;

  • de brief van 29 april 2011 ( kamerstuk 32 201, nr. 14) over de situatie Nederlandse Vissers in Franse havens.

De regering heeft de vragen beantwoord bij brief van 22 juni 2011.

Vragen en opmerkingen en de daarop gegeven antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Blacquiere

Inhoudsopgave

Blz.

     

Inleiding

2

     

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     

Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

10

INLEIDING

Door de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit naar aanleiding van de brieven van 18 april 2011 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 477), 21 april 2011 (Kamerstuk 32 201, nr. 13) en 29 april 2011 (Kamerstuk 32 201, nr. 14). Met de voorliggende brief beantwoord ik de betreffende vragen en opmerkingen. Ik heb hierbij een clustering aangehouden waarbij vragen die hetzelfde onderwerp betreffen zoveel mogelijk gegroepeerd en in samenhang met aanverwante onderwerpen worden beantwoord.

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de situatie van de beheervisserij en zijn tevreden over het optreden van staatssecretaris Bleker in Frankrijk om de Nederlandse vissers te hulp te schieten, maar zouden graag nog antwoord ontvangen op de volgende vragen.

Is het juist dat beheervisserijen voedselarmer water als resultaat hebben, met als gevolg dat de aalstand dunner wordt? In hoeverre kan biologische visserij bijdragen aan een verbeterde stand van diverse vissoorten? Is deze vorm van visserij enkel van toepassing bij de sportvisserij, of wordt er tevens veelvuldig gebruik van gemaakt door de beroepsvisserij? In hoeverre verschilt de nieuwe gedragscode voor Franse en Nederlandse vissers ten aanzien van de huidige gedragscode? Is de huidige gedragscode overtreden door één van de, dan wel beide partij(en)? Zijn er sancties opgenomen in de huidige en de nieuwe gedragscode bij overtreding? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen over de met de Unie van Waterschappen gemaakte afspraken ten aanzien van beheervisserij. Is ten aanzien van afspraak nummer 1 rekening gehouden met de maximale derogatie van de Kaderrichtlijn Water? Wat is de stand van zaken met betrekking tot punt 2? Was er sprake van duplicatieproeven? Zijn deze direct beëindigd? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de kennisopbouw? Voor de zomer van 2011 zou een nieuw overleg worden georganiseerd. Staat het overleg al gepland? Wat is het vervolgtraject?

De leden van de CDA-fractie hebben nog een vraag in het verlengde. Eind vorig jaar zijn een eerste versie visplannen voor de staatswateren gereed gekomen en beoordeeld door Rijkswaterstaat. Daaruit bleek dat de visplannen onvoldoende uitgewerkt zijn om te kunnen beoordelen of zij voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. Van de beroepsvissers wordt verwacht dat zij die gevraagde uitwerking voor hun visserij zullen leveren. Blijft die verdere uitwerking achterwege, dan kan dat uiteindelijk leiden tot het verlies van visrechten. De begeleiding die de Combinatie van Beroepsvissers (CvB) de vissers de afgelopen jaren heeft kunnen geven dreigt met de afloop van het huidige project «opstellen visplannen» per 1 september 2011 te worden beëindigd. Daarmee dreigt voor veel beroepsvissers het gevaar dat zij uiteindelijk hun visrechten kwijt raken. De beroepsvissers beseffen zich terdege dat hun situatie in de afgelopen jaren drastisch is gewijzigd. Het speelveld is kleiner geworden en een transitie via sanering en herstructurering van de sector is onvermijdelijk. Dus ook ten aanzien van sanering en herstructurering van de beroepsbinnenvisserij is begeleiding nodig. Is de staatssecretaris op de hoogte van deze ontwikkeling en welke mogelijkheden ziet hij om de CvB te blijven ondersteunen?

De leden van de CDA-fractie waarderen de inzet van de staatssecretaris inzake de situatie van de Nederlandse vissers in Franse havens. Het blijft, naar mening van de leden van de CDA-fractie, een vreemde zaak. De vissers hebben immers gewoon Europese visrechten in het gebied. De leden van de CDA-fractie vragen waarom speciale afspraken gemaakt moeten worden om Nederlandse bedrijven gewoon rechtmatig hun bedrijfsactiviteiten te kunnen laten uitoefenen. Wat zou de staatssecretaris in de omgekeerde situatie doen? Deelt de staatssecretaris de mening dat indien een gedragscode wordt afgesproken, deze voor alle partijen (vissers, lokale overheden en veiligheidsdiensten) geldt, voor zowel de Nederlandse als de Franse? Kan de staatssecretaris toelichten welk wetenschappelijk onderzoek wordt ingezet? Een nulmeting of een breder onderzoek? Deelt de staatssecretaris de mening dat het om een nulmeting dient te gaan?

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat er – juist ook in economisch moeilijker tijden – gewerkt wordt aan versterking van de visserijsector. De visserijsector is immers niet alleen goed voor vele duizenden arbeidsplaatsen, het is ook een onlosmakelijk onderdeel van ons Nederlandse sociaal-culturele erfgoed. Onze gewoontes, onze taal, onze nationale identiteit zijn ermee verbonden. Daarom is het van groot belang om zuinig te zijn op onze vissers. Mogen we ook van de overheid een bijdrage verwachten om in de visserijsector goed ondernemerschap – ondernemerschap waar op een concurrerende en duurzame wijze, vis gevangen of gekweekt wordt met gebruik van de nieuwste inzichten en technieken en met oog voor de vraag van de consument – te stimuleren?

De leden van de CDA-fractie kunnen zich goed vinden in de drie principes waarop volgens Nederland het Europese gemeenschappelijke visserijbeleid zich primair dient te richten: duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen in zee, perspectief scheppen voor een duurzaam opererende visserijsector en een beleid dat eenvoudig, doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar is. Hoe is de Nederlandse visie in Brussel ontvangen?

De leden van de CDA-fractie zijn sterk voorstander van een meer decentrale en regionale benadering van het Europese visserijbeleid, waarin de betrokkenheid van direct belanghebbenden vergroot wordt door hen deels verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van het beleid. Daarin past ook de versterking van de regionale adviesraden. Wat is de stand van zaken op dit gebied?

Is er duidelijkheid en overeenstemming tussen alle betrokken partijen – dat zijn overheid, vissers, wetenschappers en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) – over wat wordt verstaan onder ecosysteembenadering, een goede ecologische toestand, niet-duurzame visserijtechniek, het uitbannen van discards en het begrip «best beschikbare visserijtechnieken»? Wordt er gestreefd naar het uitbannen van discards tegen elke prijs, ook wanneer daarmee een economisch rendabele visvangst onmogelijk wordt gemaakt? Zouden ook hier begrippen als «redelijkheid» en «billijkheid» een rol moeten spelen?

Met betrekking tot de discards blijven de leden van de CDA-fractie vragen of ongewenste bijvangsten ooit voor 100% uit te bannen zijn. Je kunt ze wel tot een minimum proberen terug te dringen en je kunt er efficiënter mee omgaan dan nu vaak gebeurt, bijvoorbeeld door beleid te ontwikkelen waarin bijvangsten die nu niet zullen overleven als ze worden teruggezet gewoon worden aangeland en verwerkt. Is dit nu de inzet? Is de staatssecretaris bereid om deze optie te bepleiten in Europees verband? Destijds is gemeld dat de visserijsector de tijd krijgt om de transitie door te maken. Hoeveel tijd krijgt de sector? Of loopt de termijn gelijk met het van kracht gaan van het Europees gemeenschappelijk visserijbeleid?

De resultaten van het gevoerde Europese visserijbeleid van de afgelopen decennia zijn nogal eens somber voorgesteld. Het moet bij die beoordeling ook helder zijn waar de voorzorgbenadering en waar de benadering van de Maximum Sustainable Yield (MSY) als maatstaf is gehanteerd. De leden van de CDA-fractie willen graag heldere overzichten van de daadwerkelijke visstandontwikkeling over de afgelopen decennia. Daarnaast onderschrijven de leden van de CDA-fractie de kritiek op het eenzijdig inzetten op de beheersdoelstelling van maximaal duurzame oogst, de MSY. Vanuit IMARES is bevestigd dat het ecologisch gezien een onmogelijke opgave is om alle beviste bestanden in Europa tegelijkertijd op MSY-niveau te bevissen, maar dat de inzet op MSY voor de meeste bestanden wel zorgt voor een lagere, meer duurzame visserijdruk. Als de staatssecretaris als principe hanteert dat beleid ook uitvoerbaar en handhaafbaar moet zijn, moet hij met deze beperking en met dit perspectief rekening houden en ook zijn EU collega’s daarin meenemen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de staatssecretaris om een reactie hieromtrent.

Afgelopen periode laat zien dat het eenzijdige pleidooi voor meer marktwerking als middel om de doelstellingen van het duurzame visserijbeleid te realiseren onvoldoende werkt. De leden van de CDA-fractie geloven dat de markt maar ten dele een langetermijnoplossing kan bieden voor een duurzame visserij en een eerlijke prijs voor versgevangen vis. Immers, wanneer het vrije marktprincipe wordt losgelaten op een eindige bron – en bij overbevissing is hier zeker sprake van – dan wordt met het vrije marktprincipe roofbouw gepleegd op het ecosysteem waar generaties na ons mee worden gedupeerd in de vorm van uitgestorven planten en dieren. De leden van de CDA-fractie vinden dan ook dat het principe van duurzaamheid, goed rentmeesterschap en het op een goede wijze overdragen van de visrijkdom aan komende generaties meegenomen moet worden in het toekomstige Europese visserijbeleid. De visserijsector is volop bezig de omslag te maken van aanbod- naar vraaggestuurde visserij, bijvoorbeeld via het keurmerk van MSC (Marine Stewardship Council). De leden van de CDA-fractie geloven in certificering waardoor de consument meer keuze krijgt in duurzaam gevangen vis. Maar tegelijkertijd zien de leden van de CDA-fractie dat het liberale marktdenken ook kan doorschieten en het duurzaam gevangen vis en een eerlijke prijs juist kan belemmeren door zich eenzijdig te richten op ongeoorloofde prijsafspraken ten koste van goede afspraken binnen de branche en/of de keten over duurzaamheid. De leden van de CDA-fractie zijn blij met de eerdere toezeggingen van de staatssecretaris op het punt van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en mededinging. Wanneer kan het door de leden van de CDA-fractie gevraagde en door de staatssecretaris toegezegde meldpunt voor duurzaamheidsafspraken voor het bedrijfsleven beschikbaar zijn? Is de staatssecretaris bereid deze problematiek van mededingingsregelgeving versus duurzaamheidsafspraken ook bij de onderhandelingen voor het nieuwe Europese gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) mee te nemen?

Is de staatssecretaris bereid om bij het nieuwe GVB te pleiten voor een soortgelijke regeling als nu in de sector groenten en fruit, welke regels bevat voor het uit de markt nemen van producten, bijvoorbeeld via een interventiemaatregel waarbij producenten dan (gedeeltelijk) mogen worden gecompenseerd met Europese middelen?

Kan de staatssecretaris een nadere verklaring geven over welke Europese norm wordt overschreden ten aanzien van dioxines en dioxineachtige PCB’s voor wolhandkrab? Klopt het dat de Europese verordening 1881/2006 een maximumgehalte dioxines en dioxineachtige PCB’s voorschrijft voor schaaldieren, met uitzondering van bruinvlees van krab? IMARES geeft in de discussie aan dat bij de monitoring de gehele inhoud van het krabbenlijf is geanalyseerd, met uitzondering van de poten. Terwijl in de praktijk toch vaak juist ook de poten worden geconsumeerd. Zou bij een goede beoordeling van het dioxine gehalte niet de gehele krab geanalyseerd dienen te worden? Is de staatssecretaris bereid om het onderzoek van IMARES met betrekking tot het dioxinegehalte in de wolhandkrab op dit punt te laten aanvullen en de resultaten daarvan te laten meewegen in de eindafweging of deze dioxinegehaltes een vangstverbod op de wolhandkrab in betreffende gebieden nog steeds rechtvaardigt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

Elk jaar krijgen Nederlandse vissers in het voorjaar te maken met dreigingen bij Franse havens en in de Franse kustwateren. De blokkades van dit jaar waren helaas een zoveelste dieptepunt. Fransen beriepen zich op het stakingsrecht maar Franse vissers werden wel toegelaten tot de binnenhaven van Boulogne sur Mer en Nederlandse vissers niet. De leden van de ChristenUnie-fractie willen een structurele oplossing voor deze problemen. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn dan ook blij dat er in het spoedoverleg in Frankrijk afspraken zijn gemaakt en dat er nu een structureel overleg komt tussen de vissers. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben echter nog wel zorgen over de vraag of deze afspraken voldoende garanties bieden. In het verleden zijn er immers verschillende keren gesprekken geweest tussen vertegenwoordigers van de Franse en Nederlandse visserijsector. Een probleem daarbij was steeds dat de Franse staandwantvissers meestal ongeorganiseerd zijn, hetgeen het moeilijk maakt om hen aan te spreken. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de betrokkenheid van het ministerie bij de besprekingen in Parijs, maar heeft begrepen dat de vervolgbesprekingen in Boulogne vooral aan de vissers zelf werden overgelaten en er namens de Nederlandse regering alleen een toehoorder aanwezig was van de ambassade. De leden van de ChristenUnie-fractie willen er op aandringen dat gezien de gevoeligheden die er zijn op dit dossier dat de staatssecretaris een sterke rol blijft spelen in de gesprekken met de Fransen om te voorkomen dat het komend jaar opnieuw fout gaat. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

In de overeenkomst wordt gesproken over een onderzoek naar de visbestanden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom dit nu ineens moet worden onderzocht en wat de relatie is met het wel of niet kunnen havenen in Boulogne. Het gaat hier immers om vissen waarvoor geen quotum geldt en waar al jaren op wordt gevist. Klopt het dat er door de vissers juist is gesproken over een onderzoek naar de Nederlandse visserijmethode ten opzichte van de Franse methode (fly shoot versus staandwant) en of die elkaar beïnvloeden?

In de brief van 29 april 2011 met nadere informatie inzake de situatie van Nederlandse Vissers in Franse havens (Kamerstuk 32 201, nr. 14) stelt de staatssecretaris dat met ingang van het nieuwe seizoen een volledig normaal en veilig gebruik van de haven van Boulogne sur Mer mogelijk is. Is er inmiddels commitment van de Franse overheden om in te grijpen wanneer vissers zich niet aan de gedragscode houden oftewel een toezegging van de Franse overheid dat de veiligheid van de Nederlandse schepen en hun bemanning evenals de vangst gewaarborgd wordt en dat niet alleen in de haven van Boulogne sur Mer maar in alle Franse havens? Is de staatssecretaris bereid de Franse staat aansprakelijk te stellen voor de economische schade van Nederlandse vissers als er opnieuw onrust ontstaat?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook wat er gebeurt als niet alle vissers de nu op te stellen gedragscode tekenen. Kan voor deze vissers dan de vergunning worden ingetrokken? Deelt de staatssecretaris de mening dat het Europees recht en de verdragen in het kader van de International Maritime Organization (IMO) sowieso gehandhaafd moeten worden?

De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 27 april 2011 toegezegd om een algemeen juridisch advies te laten opstellen door de landsadvocaat met betrekking tot de geleden schade als gevolg van de blokkade van de haven van Bourlogne sur Mer op basis waarvan de vissers zelf juridisch actie kunnen ondernemen. Is er inmiddels een gesprek geweest tussen de vertegenwoordigers van de vissers en de landsadvocaat en zo nee, op welke termijn vindt dit plaats? Wanneer komt het advies beschikbaar?

De staatssecretaris stelde in hetzelfde overleg dat de ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de juridische procedure. De betreffende Nederlandse vissers hebben echter aangegeven dat zij veel liever hebben dat er door de landsadvocaat een collectieve claim wordt ingediend. Dit voorkomt dat individuele vissers in een ongemakkelijke positie kunnen komen en geeft een krachtiger signaal richting de Fransen. Kan de staatssecretaris daarom aangeven waarom hij een procedure door de landsadvocaat niet wenselijk vindt? Deelt de staatssecretaris de mening dat het juridisch wel mogelijk is dat de landsadvocaat de procedure voert?

Nederlandse vissers hebben niet alleen te maken met acties van Franse vissers, maar ook met controle en handhaving door Franse controlediensten. Regels moeten gehandhaafd worden, maar de leden van de ChristenUnie-fractie hebben van diverse vissers vernomen dat zij door Franse controlediensten veelvuldig en extreem nauwkeurig worden gecontroleerd, in tegenstelling tot Franse vissers. Hierdoor wordt het werk van Nederlandse vissers sterk ontmoedigd, omdat de controles leiden tot veel onnodig visverlet. Bovendien worden kotters vaak voor de meest geringe of vermeende overtreding opgebracht naar een Franse haven. De vangst wordt noodgedwongen in die Franse haven verkocht aan handelaren die, omdat ze weten dat de vangst afkomstig is van een opgebrachte kotter, voor de vis aanzienlijk minder bieden dan de marktprijs die normaliter via een Nederlandse of Belgische veiling verkregen zou worden. Verder krijgen deze vissers te maken met inbeslagname van tuigage en mogen ze vaak pas na enkele dagen vertrekken na betaling van een waarborgsom. Niet zelden worden Nederlandse vissers, al dan niet in hoger beroep in het gelijk gesteld, maar dit soort procedures duren jaren en ondertussen lijden de betrokken vissers financiële schade die kan oplopen tot tienduizenden euro’s. Concreet is bij de leden van de ChristenUnie-fractie een voorval bekend waarbij een Nederlandse kotter als enige werd gecontroleerd en omliggende Franse schepen niet. Alleen omdat er een paar mazen tekort zaten in een deel van het visnet en een touw te kort was werd deze kotter opgebracht naar Duinkerken waarbij tuigage in beslag werd genomen en er directe schade was door tientallen uren visverlet, advocaatkosten en hogere gasolierekeningen. Dergelijke voorbeelden worden door meer vissers genoemd. Klopt het, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, dat voor dergelijke technische gebreken in Nederland door de Algemene Inspectiedienst (AID) alleen een waarschuwing wordt gegeven of een proces-verbaal op zee wordt opgemaakt (een boete van maximaal enkele honderden euro’s)?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben signalen van Nederlandse vissers ontvangen dat de controles de laatste tijd zelfs, zoals een visser het zei, «grimmiger» worden. Bij een controle, toen controleurs niets hadden kunnen vinden, schijnen uit nijdigheid door de handhavers zelfs alle kasten in de kombuis en hutten leeggehaald te zijn. Veel vissers wagen zich hierdoor niet meer in het gebied. Volgens een visser omdat anders voor hem zelfs faillissement dreigt als hij nog één keer onterecht wordt opgebracht.

Is de staatssecretaris bereid om met spoed een inventarisatie te maken van klachten van Nederlandse vissers over de handhaving in Frankrijk? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de staatssecretaris over het aantal inspecties bij Nederlandse vissers en de proportionaliteit van de handhaving bij deze inspecties in vergelijking met de inspectie bij Franse vissers heeft gesproken met zijn Franse collega. Deelt de staatssecretaris de mening dat het onacceptabel is als andere lidstaten bij de handhaving van de visserijregels hun eigen vissers bevoordelen? De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat dit probleem eerder dit voorjaar door de AID zou worden besproken met de Fransen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de resultaten zijn van deze bespreking en of de staatssecretaris bereid is nog deze zomer afspraken te maken met de Fransen over een eerlijke en proportionele handhaving.

Nederlandse kotters hebben vangstrechten om voor een deel van de Franse kust te vissen. Dit betreffen historische rechten en het gebied waarin gevist mag worden blijkt uit officiële internationale zeekaarten. Klopt het dat de Franse overheid niet deze zeekaarten gebruikt, maar een andere, niet erkende, zeekaart voor de wateren in de omgeving van Duinkerken en dat hierdoor regelmatig kotters die op het grensgebied rechtmatig vissen door de Franse autoriteiten worden vervolgd en te maken krijgen met lange en kostbare juridische procedures waardoor Franse vissers worden bevoordeeld in deze waardevolle visgebieden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of het klopt dat in talrijke procedures voor Franse rechterlijke instanties is komen vast te staan dat de officiële zeekaart maatgevend moet zijn, maar dat de schade die de Nederlandse vissers lijden vaak niet vergoed wordt en dat om die reden er al vissers zijn die in het grensgebied niet meer durven vissen. Is de staatssecretaris bereid in overleg te gaan met zijn Franse collega om te bewerkstelligen dat de Fransen zo spoedig mogelijk alleen gebruik gaan maken van de officiële internationale zeekaarten?

Niet alleen in Frankrijk, ook in Nederland zijn er acties. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de staatssecretaris op de hoogte is van de aangekondigde acties van Greenpeace tegen de vissers. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er voldoende waarborgen zijn dat de vissers veilig en ongehinderd kunnen blijven vissen. De acties worden ingegeven door de discussie over natuurgebieden op zee. Is de staatssecretaris bereid een onderzoeksagenda op te stellen met verifieerbare uitgangspunten van de te behalen doelen van het aanwijzen van natuurgebieden op zee en daarbij de visstand te monitoren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

De leden van de SGP-fractie hechten grote waarde aan het Masterplan Duurzame Visserij dat perspectief biedt voor een economisch en ecologisch duurzame Noordzeevisserij en in de visserijsector breed wordt gedeeld. De leden waarderen de constructieve opstelling van het kabinet ten aanzien van dit Masterplan. Een belangrijk onderdeel is een pilot met twee of meer nieuw te bouwen schepen volgens nieuw concept. De leden van de SGP-fractie hebben in dit verband twee vragen. Kan er binnen het kader van het Europees Visserijfonds, eventueel in overleg met de Europese Commissie, ruimte gemaakt worden voor een substantieel bedrag voor zo’n pilot? Welke mogelijkheden en onmogelijkheden zijn daarbij aan de orde? Kan ook de garantstellingsregeling die de staatssecretaris weer wil openstellen voor de genoemde pilot worden gebruikt?

De leden van de SGP-fractie ontvangen zorgelijke signalen over de invulling van de compensatieregeling voor de binnenvissers die getroffen worden door de gesloten gebieden voor de palingvangst. De leden van de SGP-fractie herinneren het kabinet aan de toezeggingen die in het debat over het betreffende wetsvoorstel zijn gedaan. De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken. Welke elementen zullen wel of niet deel uit gaan maken van de compensatieregeling?

De leden van de SGP-fractie hebben nog vragen bij het verbod op de vangst van wolhandkrab in bepaalde gebieden. De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een reactie op het volgende standpunt vanuit de wetenschap: «Er is een Europese norm gesteld van 8 picogram per gram TEQ (2,3,7,8-dioxine-equivalenten) aan dioxines in het witte vlees van deze krabben. U liet mij acht metingen zien van dioxines in bruin vlees (lijf met ingewanden) van wolhandkrabben. Die metingen mogen uiteraard niet met de norm voor dioxines in wit vlees (poten) van wolhandkrabben worden vergeleken. Er zijn genoeg voorbeelden in de literatuur van PCB- en dioxinegehalten in vlees en lever/pancreas van vis (bijvoorbeeld kabeljauw) en garnalen die laten zien dat PCB gehalten in de pancreas/lever veel hoger zijn dan in het vlees. Ook de kabeljauwvangst wordt niet verboden omdat de PCB-gehalten in de lever ver boven de PCB/dioxinenormen liggen en liefhebbers die levers consumeren! Als basis van een vangstverbod zou bovendien naar mijn mening wel een veel steviger basis nodig zijn dan een aantal van acht metingen!».

De staatssecretaris heeft een onderzoek aangekondigd naar de ecologische en biologische toegevoegde waarde van de uitzet van jonge aal uit vervuilde gebieden in schone gebieden. Wat is de stand van zaken? Neemt de staatssecretaris naast de opvattingen van IMARES ook de overige opvattingen uit de wetenschap mee in zijn standpuntbepaling, zoals het standpunt ten gunste van een ontheffing voor de vangst van jonge aal in gesloten gebieden en de uitzet van deze jonge aal in schone gebieden? Wat is de reactie van de staatssecretaris op deze en andere standpunten? Is de staatssecretaris bereid ontheffing te verlenen voor de vangst van jonge aal in gesloten gebieden?

De projectsubsidie voor de Combinatie van Beroepsvissers zal per 1 september 2011 aflopen, juist nu er in de vorm van het Aalbeheerplan, de gesloten periode en de gesloten gebieden voor de aalvisserij en de visplannen veel op de sector afkomt. Dat betekent dat de sector zelf niet de financiële mogelijkheden heeft om de beroepsorganisatie (CvB) overeind te houden, terwijl de sector gedegen begeleiding onverminderd nodig heeft. Welke mogelijkheden heeft het kabinet om de projectsubsidie voor de CvB overeind te houden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen het kabinet er nogmaals op dat de huidige manier van visserij niet langer houdbaar is. Commercieel interessante soorten worden in Europa zwaar overbevist, de overcapaciteit van Europese schepen gaat naar Afrika om daar de zee leeg te vissen en het kwetsbare bodemleven wordt met ijzeren kettingen aan gort gesleept. Het is tijd voor een drastische omslag, waarbij eerst de grenzen van het ecosysteem bepaald worden, waarop vervolgens de omvang en intensiteit van de vloot wordt afgestemd. Ondertussen wordt echter business as usual ondersteund met belastingsgeld. Het vernietigen en verkopen van onze natuurlijke rijkdommen wordt ondersteund door ons belastingsgeld en dat is onbegrijpelijk. Een van de doelstellingen van het Europees Visserijfonds is het versterken van het concurrentievermogen van de visserijbedrijven. Tijdens economielessen op de middelbare school wordt echter al geleerd dat subsidies juist het concurrentievermogen ernstig beperken. Kan de staatssecretaris een overzicht geven van alle soorten subsidies, zowel direct als indirect, waar de Nederlandse visserijsectorsector over kan beschikken en om hoeveel geld dit het afgelopen jaar ging? Kan de staatssecretaris aangeven of er bij de financiële ondersteuning ook sprake is van nationale koppen, gelden die puur vanuit Nederland beschikbaar zijn?

Ondertussen worden de fundamentele problemen in de sector, de overcapaciteit en overbevissing maar niet aangepakt. Dit wordt weer eens onderschreven door de terugkerende spanningen tussen Nederlandse en Franse vissers. Op welke manier denkt de staatssecretaris dit fundamentele probleem aan te pakken zodat er werkelijk structurele oplossingen gevonden kunnen worden?

Onderschrijft de staatssecretaris dat aanbod en prijs op dit moment niet in evenwicht zijn? Onderschrijft de staatssecretaris dat de overcapaciteit aan schepen laat zien dat de marktwerking niet de regulerende werking heeft die er door velen aan wordt toegeschreven?

De markt kent geen ethiek, de rol van de overheid is dan ook zorg te dragen dat kwetsbare waarden worden beschermd. In het geval van de visserij dient de overheid dus onze natuurlijke rijkdommen te beschermen. Is de staatssecretaris bereid het subsidiebeleid hierop kritisch te herzien?

Tijdens de Biodiversiteitstop in Nagoya is een van de afgesproken doelen dat alle subsidies die de biodiversiteit schade toebrengen in 2020 afgeschaft zijn. Onderschrijft de staatssecretaris dat subsidies aan een sector die verantwoordelijk is voor het overbevissen van 88% van de visbestanden, een subsidie is die de biodiversiteit schade toebrengt? Zo ja, op welke manier is de staatssecretaris voornemens deze subsidies af te schaffen? Zo nee, waar baseert de staatssecretaris dat op?

Vorige maand is een wetenschappelijk rapport verschenen waaruit blijkt dat het afschaffen van subsidies op de visserij in de Noordzee de visserij juist winstgevender maakt . Door het afschaffen van subsidies nam niet alleen de winst toe, ook commerciële interessante soorten zoals kabeljauw en haring, namen toe in biomassa. Welke beleidsconclusies is de staatssecretaris bereid hieruit te trekken?

Ook is er in opdracht van het Europees parlement een rapport over de garnalenvisserij in de Noordzee geschreven. Op dit moment wordt de markt overspoeld met garnalen en krijgen vissers een te lage prijs. De historische context van de overmaat aan garnalen op de markt, is het feit dat vissoorten als kabeljauw en wijting onder de sterke visserijdruk behoorlijk zijn teruggelopen. Om quota te sparen zijn veel vissers destijds overgestapt op garnalen; daar waren er immers genoeg van. Dit is echter wel een schoolvoorbeeld van «fishing down the food web», zoals door de meest vooraanstaande visserijbioloog ter wereld, Daniel Pauly, al jaren geleden is geschetst. Je haalt de dieren die bovenaan de voedselketen staan, zoals kabeljauw, eruit en gaat dan verder de keten af. Dat er nu zoveel garnalen zijn, komt doordat de predatoren allang zijn weggevangen. De vissers vangen nu steeds grotere hoeveelheden, er komen steeds meer vissers bij, de prijs wordt lager en er treedt een neerwaartse spiraal op die alleen kan worden doorbroken door de overcapaciteit aan te pakken. Hoe gaan we dat nu concreet doen? De leden van de fractie voor de Partij voor de Dieren vragen daaromtrent een reactie van de staatssecretaris.

Het probleem van de garnalenvloot is dat er teveel boten zijn, die ook nog eens de bodem verwoesten en gigantische bijvangsten hebben. Zo blijkt uit het rapport dat maar 21 % van de totale vangsten (21% van in totaal 182 000 ton) in 2005 op het bord van de consument belandt. Maar liefst 78% (140 600 ton) wordt weer (half)dood overboord gegooid. En om dit even in perspectief te plaatsen, deze omvang staat gelijk aan het gewicht van 35 000 olifanten.

Dat het nu zo goed gaat met garnalen wil niet zeggen dat het systeem gezond is en dat we vooral massaal garnalen moeten wegvissen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen de staatssecretaris nog maar eens herinneren aan de aangenomen motie van lid Ouwehand (Kamerstuk 32 201, nr. 9) die discards wil uitbannen. Is de staatssecretaris bereid in de geest van de motie continu in Europa commissaris Damanaki te steunen in haar voorstellen om discards uit te bannen?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Visserij in Franse wateren

Over de problematiek van de Nederlandse visserij in Franse wateren is door de fracties van PVV, CDA, Christen Unie en Partij voor de Dieren een aantal vragen gesteld. De PVV fractie vraagt naar het verschil met de «oude»gedragscode. De CDA fractie vraagt waarom speciale afspraken gemaakt moeten worden om in betrokken wateren te kunnen vissen.

Ten aanzien van de gedragscode voor Franse en Nederlandse vissers kan ik u informeren dat als follow up van de op 4 mei jl. gezamenlijk door de Franse en Nederlandse autoriteiten en visserijorganisaties ondertekende overeenkomst een gedragscode voor goede visserijpraktijken is opgesteld door en voor de visserijsectoren. Deze ligt nu ter ondertekening voor aan individuele vissers. Het is de bedoeling dat de gedragscode voor 30 juni door de individuele vissers wordt ondertekend.

Het gaat hier niet om een vervanging van een bestaande gedragscode. De nu opgestelde gedragscode is de eerste gedragscode gericht op vissers uit Frankrijk, Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk die actief in dit gebied zijn en gebruik maken van de haven van Boulogne sur Mer. Er zijn geen sancties in de gedragscode opgenomen. Wel kunnen alleen vissers die de gedragscode hebben ondertekend in Boulogne sur Mer aanlanden.

Het doel van de code is om vissers, die met verschillende methodieken en met verschillende vaartuigen vissen, op een goede manier te laten samenwerken in dit zeer intensief bevaren en beviste gebied. In de code is ook voorzien in een maandelijks overleg waarin vissers die de code hebben ondertekend onder andere gerezen problemen kunnen bespreken en oplossen. Betrokken partijen gaan ervan uit dat door ondertekening de vissers zich gebonden voelen aan de afspraken en deze derhalve nakomen.

Ik heb u in antwoorden op schriftelijke vragen geïnformeerd dat het Nederlandse vissers is toegestaan – uiteraard met respectering van de regels van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid – in betrokken wateren actief te zijn. Nadere afspraken zijn gewenst vanwege de intensieve visactiviteiten in combinatie met het zeer intensieve gebruik van het Kanaal voor het bootverkeer naar onder andere de havens van Antwerpen, Rotterdam en Hamburg. De afspraken zijn gericht op het behoeden van de veiligheid van de vissers en het voorkomen van schade aan vistuig op volle zee. De gedragscode die de onderlinge spanningen tussen de vissers moet wegnemen, wordt ter ondertekening aan alle belanghebbende visserijondernemers voorgelegd, die gebruik maken van de binnenhaven van Boulogne sur Mer en vissen in het Kanaal, en het betreft vaartuigen die varen onder Franse, Nederlandse, Belgische en Britse vlag. Aangezien de gedragscode gericht is op het goed laten samenwerken van vissers onderling, zijn lokale overheden en veiligheidsdiensten geen ondertekenaars van de gedragscode. De «Service Maritime» volgt de goede naleving van de gedragscode, evenals de in Frankrijk en Nederland verantwoordelijke ministeries, de Nederlandse ambassade in Parijs en CROSS (Centre Regional Operationel de Surveillance et Sauvetage = maritieme veiligheidsdienst).

De fractie van de Christen Unie is van oordeel dat een structurele oplossing voor de problemen die de Nederlandse vissers in Franse wateren en havens ondervinden nodig is. Ook de Partij voor de Dieren wijst hierop. De fractie van de Christen Unie wenst dat ik een sterke rol blijf spelen in de gesprekken met de Fransen.

Ik ben van oordeel dat de nu gemaakte afspraken en de gedragscode een structurele oplossing moeten gaan bieden. Na het ondertekenen van de overeenkomst op 4 mei vond de eerste vervolgvergadering plaats in Boulogne sur Mer op 19 mei onder voorzitterschap van de «Service Maritime». De eerstkomende vergadering zal op 2 september in Boulogne sur Mer plaatsvinden als voortvloeisel van de gedragscode en ook deze vergadering zal plaatsvinden onder de regie van de Service Maritime.

Ik heb met Minister le Maire op 24 mei jl. overleg gevoerd over de gebeurtenissen in de afgelopen periode en de manier waarop de problemen nu zijn aangepakt. Daarbij is afgesproken dat we bij onverhoopt nieuwe problemen snel contact met elkaar zullen opnemen. Ik zal de verdere ontwikkelingen dan ook nauwlettend blijven volgen.

De fractie van de Christen Unie vraagt naar een commitment van de Franse overheid om in te grijpen wanneer vissers zich niet aan de gedragscode houden.

Ook vraagt deze fractie of ik bereid ben de Franse staat aansprakelijk te stellen voor de economische schade van Nederlandse vissers als er opnieuw onrust ontstaat.

De veiligheid van vissers van welke nationaliteit dan ook die in Franse wateren actief zijn, wordt gewaarborgd door de Franse kustwacht (CROSS). Mijn inzet en die van de Franse overheid is juist erop gericht om de oorzaken van spanningen die in de afgelopen jaren zich tussen de vissers voordeden, weg te nemen. Ik moedig de Nederlandse vissers dan ook aan om met de ondertekening van de gedragscode blijk te geven van hun constructieve houding. Uiteraard zijn de Franse havens toegankelijk voor vissers uit EU lidstaten. Echter in het geval van Boulogne sur Mer, wordt de toegang voor met name de binnenhaven die een beperkte capaciteit heeft, primair verleend aan de vissers die de gedragscode hebben ondertekend.

Ten aanzien van het aansprakelijk stellen van de Franse staat verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden waarin ik aangegeven heb dat de ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de juridische procedures. Ik heb aangeven bereid te zijn om de landsadvocaat een soort algemeen juridisch advies op te laten stellen op basis waarvan de vissers zelf kunnen beoordelen en overwegen of zij concrete juridische acties willen ondernemen.

De fractie van de Christen Unie vraagt naar de wijze van handhaving door de Franse inspectie en controle autoriteiten. Tevens wijst zij op het gebruik van verouderde zeekaarten door de Franse autoriteiten.

Met betrekking tot de aanpak van de visserijcontroles wijs ik erop dat het de bevoegdheid van de lidstaten en hun inspectiediensten is op welke wijze zij uitvoering geven aan de controle, inspectie en handhaving. Het kader waarbinnen dit geschiedt is de in 2009 in de Raad aangenomen vernieuwde Europese controleverordening. Deze verordening legt de verplichtingen van de lidstaten vast over het toezicht op de naleving van de regels van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. De uitvoering ligt bij de lidstaten, hetgeen tot een verschillende benadering tussen lidstaten kan leiden. Ik beschik niet over informatie dat Nederlandse vaartuigen intensiever geïnspecteerd worden dan Franse vaartuigen.

Een van de onderdelen van deze verordening betreft het opzetten van een systeem van wederzijdse bijstand in het kader van de administratieve samenwerking. Met de Franse autoriteiten wordt nu overleg gevoerd over het afsluiten van een overeenkomst gericht op de te volgen procedures bij geconstateerde overtredingen.

Ik ga er op voorhand niet vanuit dat de Franse controleautoriteiten gebruik maken van onjuiste zeekaarten. Ik zal evenwel de VWA verzoeken hieromtrent bij de Franse autoriteiten opheldering te vragen.

De fracties van CDA en Christen Unie vragen naar welk wetenschappelijk onderzoek wordt ingezet.

In de op 4 mei jl. – ook door de visserijvertegenwoordigers – getekende overeenkomst is afgesproken dat de Franse en Nederlandse wetenschappelijke instituten onderzoek zullen doen naar de bestandsituatie en het geschikte niveau van visserijmogelijkheden in het Kanaal en de zuidelijke Noordzee. De inrichting en afbakening van dit onderzoek is nog onderwerp van overleg. Daarbij zullen Imares en de relevante Franse wetenschappelijk instituten betrokken worden.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de CDA fractie vragen hoe de Nederlandse visie op het toekomstig GVB in Brussel is ontvangen en wat de stand van zaken is met betrekking tot de regionale benadering en de versterking van de rol van de RAC's. Tevens vragen deze leden of er bij alle betrokkenen duidelijkheid is en overeenstemming bestaat over wat wordt verstaan onder de ecosysteembenadering, de goede milieutoestand, niet duurzame visserijtechnieken.

De Nederlandse visie is door de Europese Commissie positief ontvangen. De in de visie aangeduide drie speerpunten te weten duurzaam gebruik ecologisch kapitaal, regionalisering en de rol van de markt, sluiten aan bij de richting die de Europese Commissie nu denkt in te slaan bij de herziening van het GVB. Ten aanzien van de stand van zaken met betrekking tot de regionale benadering verwijs ik u naar het u toegezonden verslag inzake de high level bijeenkomst in Noordwijk over de herziening van het GVB. Aldaar is uitgebreid stilgestaan hoe de regionale benadering nader geconcretiseerd kan worden. De rol van de Regionale Advies Raden (RAC's) moet naar mijn mening versterkt worden.

In de visie «Vis als duurzaam kapitaal» zijn de door de CDA-fractie genoemde begrippen zoveel mogelijk omschreven. De criteria voor de goede milieutoestand zijn opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en op basis daarvan wordt een nadere uitwerking gegeven. Het is dan ook belangrijk dat alle partijen in de discussies over de vormgeving van het GVB hun opvattingen hierover duidelijk ventileren.

De leden van de CDA fractie en de Partij voor de Dieren vragen naar mijn inzet bij de aanpak van de discardproblematiek.

Verminderen van bijvangsten moet allereerst bij de bron worden aangepakt, namelijk selectievere visserijmethoden en vistuigen. Deze moeten de bijvangsten verminderen. Vervolgens is mijn inzet om discards uit te bannen via een aanlandingsplicht. Deze moet wel geleidelijk worden ingevoerd. Het uitbannen van discards is en blijft mijn inzet. Net als de Commissie, hanteer ik als uitgangspunt een visserij die voedsel produceert zonder verspilling. Ik steun de Commissie daarom in haar ambitie om aan de teruggooi van ongewenste bijvangsten een einde te maken. In antwoord op de vragen van het CDA wil ik benadrukken dat innovatie, beheer, technische maatregelen en markt bijdragen aan het reduceren van ongewenste bijvangsten en dat er een stapsgewijze aanpak van de aanlandingsplicht moet komen. Echter, er zal altijd sprake van bijvangsten zijn, zeker in een gemengde visserij. Ik wil graag met de sector en andere stakeholders in overleg gaan om te bezien hoe dit op goede wijze kan worden ingevuld.

De leden van de CDA fractie vragen naar de beoordeling van de ontwikkeling van de visbestanden en onderschrijven de kritiek op het eenzijdig inzetten van de doelstelling van Maximum Sustainable Yield

In het voorjaar van 2010 publiceerde de Europese Commissie de beleidsverklaring over de vangstmogelijkheden voor 2011, waarin voor het eerst op een meer systematische wijze de MSY benadering wordt geïmplementeerd. Hierin gaf de Commissie een overzicht van de toestand van de bestanden. Die toestand werd vergeleken met de voorzorgs-referentiepunten, maar ook met de Maximaal Duurzame Opbrengst (MSY – Maximum Sustainable Yield). Het mondiaal (VN) en Europees beleid is er op gericht om MSY in 2015 te halen. Het overzicht toont aan dat het met de Europese bestanden door de bank genomen nog steeds niet goed gaat. De Commissie constateerde ook een aantal positieve ontwikkelingen, met name in de Noordzee. In de Noordzee zijn schol, tong, haring en schelvis hersteld, maar met de kabeljauw gaat het onverminderd slecht. Recent is de nieuwe beleidsverklaring van de Commissie is recent gepubliceerd. Hierin wordt voortgebouwd op de MSY benadering van dit jaar.

De afspraken over MSY zijn mondiaal in 2002 gemaakt en bevestigd door de Raad van Europese visserijministers in 2008. Daarbij is aangegeven dat MSY het doel zou moeten zijn van beheerplannen en dat stakeholders via de Regionale Advies Raden (RAC's) hierin geconsulteerd worden. De Europese Commissie heeft daarom de wetenschappers van ICES vorig jaar gevraagd om in haar adviezen ook met MSY rekening te houden in haar adviezen. Dat bleek een lastige opgave vanwege de nog beperkt kennis zoals ten aanzien van de gemengde visserij. Op aandringen van Nederland worden de MSY niveaus door ICES herzien en herijkt. Ook de stakeholders zijn hierbij betrokken. Ik houd vast aan de verdere implementatie van de MSY benadering. Daar bij vind ik het van belang dat de stakeholders hierbij betrokken blijven.

Mededinging en visserijbeleid

De leden van de CDA-fractie vragen of ik bereid ben de problematiek van mededingingsregelgeving versus duurzaamheidafspraken bij de onderhandelingen voor het Europese gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) mee te nemen. Eveneens vragen deze leden wanneer het toegezegde meldpunt voor duurzaamheidafspraken voor het bedrijfsleven beschikbaar is.

Tijdens het Algemeen Overleg Voedselprijzen op 26 mei 2011 heb ik u meegedeeld dat de relatie mededingingsregels en duurzaamheid zorgvuldig wordt geanalyseerd. Na het zomerreces komt er een brief met de resultaten van deze analyse, waarin ook de relatie tussen mededingingsregels en duurzaamheid wordt meegenomen. In de onderhandelingen voor het Europees Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zal ik pleiten voor het bevorderen van een duurzame visserij en voor het versterken van de rol van de markt. Bij de herziening van de marktordening voor visserijproducten zet ik mij in voor sterke producentenorganisaties met een verantwoordelijke rol in het bevorderen van een duurzame visserij.

Tijdens het bovengenoemde Algemeen Overleg heb ik toegezegd dat ik de suggestie van de CDA-fractie een meldpunt in te stellen serieus wil bekijken, daarover met de NMa overleg zal voeren en daarop na het zomerreces op terug te zullen komen.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik bereid ben te pleiten voor een soortgelijke regeling als nu in de sector groenten en fruit, welke regels bevat voor het uit de markt nemen van producten.

Een aantal aanpassingen in de marktordening is noodzakelijk. Naar mijn oordeel moet in ieder geval een eind worden gemaakt aan het uit de markt nemen en doordraaien van vis. Ik beraad mij er nog over hoe de gemeenschappelijke marktordening er in de toekomst uit moet gaan zien, mede in het licht van de discussie die hierover gevoerd zal worden. Mijn belangrijkste inzet hierbij is de versterking van de marktgerichtheid van de sector. Daarbij voorzie ik een dragende rol voor de producentenorganisaties, waarvan de positie dus versterkt moet worden.

Financiële ondersteuning visserijsector

De leden van de CDA-fractie vragen of de overheid het ondernemerschap in de visserijsector wil stimuleren. Door de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wordt gevraagd of het subsidiebeleid kan worden herzien om het in te zetten op de bescherming van natuurlijke rijkdommen. Daarbij vragen deze leden naar de relatie tussen subsidies die de biodiversiteit schade toebrengen – en waarover tijdens de Biodiversiteitstop in Nagoya afspraken zijn gemaakt – en de subsidies aan de visserijsector. Tevens vragen deze leden welke beleidsconclusies ik trek uit een recent rapport waaruit blijkt dat het afschaffen van subsidies op de visserij in de Noordzee deze juist winstgevender maakt.

Met de instrumenten en middelen uit het Europees Visserijfonds faciliteert het kabinet visserijondernemers om de stap naar een duurzame visserij te maken en daarbij oog te hebben voor de vraag en voorkeuren van de consument. Belangrijke voorwaarde voor toekenning van subsidies uit het Europees Visserijfonds is dat deze niet mogen leiden tot een toename van de visserijinspanning en moeten bijdragen aan een meer duurzame, selectieve visserij die geen schade toebrengt aan het ecosysteem. Op die wijze wordt gewaarborgd dat EVF-subsidies geen schade toebrengen aan de natuurlijke rijkdommen en de biodiversiteit.

Ik heb kennis genomen van het artikel met betrekking tot subsidies waar de Partij van de Dieren naar verwijst. Met betrekking tot mijn standpunt rond subsidies verwijs ik naar de visie «Vis als duurzaam kapitaal». In het nieuwe GVB moet de overheid meer aan de markt overlaten en slechts gerichte steun geven, opdat het ondernemerschap van de visser wordt gestimuleerd. Beperkte overheidssteun moet gericht zijn op de omslag van de visserijsector naar meer duurzaamheid; subsidies worden uitsluitend gekoppeld aan innovatie gericht op verduurzaming van de visserij. Deze innovaties moeten bijdragen aan selectievere visserijmethodes, beperking van de impact op het ecosysteem, een lager energiegebruik, vernieuwing van de afzetketen en een sterker ondernemerschap. Op lange termijn zal geen sprake meer zijn van generieke steun aan de visserij, maar uitsluitend nog van gerichte betalingen voor stimulering van duurzaamheid en concurrentiekracht en het tegengaan van overcapaciteit. Subsidies die leiden tot een effectieve verhoging van de capaciteit van de vloot passen immers niet bij beleid waarin de ecologische duurzaamheid van de visserij voorop staat.

De gewenste omslag kan niet van vandaag op morgen worden gerealiseerd. De visserijsector moet daarom de tijd krijgen om de geschetste transitie door te maken.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar een overzicht van de subsidies waar de Nederlandse visserijsector over kan beschikken en over hoeveel geld het de afgelopen jaren ging.

Financiële steun aan de Nederlandse visserijsector is afkomstig uit het Europees Visserijfonds. In het EVF is voor Nederland voor de periode 2007 t/m 2013 een totaal bedrag van 120 mln. beschikbaar.

In de jaren 2007–2010 is in totaal, verdeeld over de 5 assen van het EVF, € 81,22 toegekend. Te weten:

As 1, met name sanering en investeringen aan boord, € 28,6 mln.

As 2, met name aquacultuur, binnenvisserij en verwerking en afzet, € 9,2 mln.

As 3, met name VIP-projecten gericht op innovatie en samenwerking, € 33,2 mln.

As 4, ten behoeve van de ontwikkeling visserijgemeenschappen, € 4,2 mln.

As 5, ten behoeve van de uitvoering van het EVF-programma, € 6 mln.

Voor het jaar 2011 is, verdeeld over de 5 assen, een bedrag van € 20,53 mln. gecommitteerd.

In de huidige EVF-periode is een enkele keer nationale steun toegekend.

Te weten:

€ 0,65 mln. als investeringssteun voor de pulskor

€ 1, 2 mln. voor de aalcompensatie

De visserijsector komt ook in aanmerking voor middelen afkomstig uit het EU-controlefonds t.b.v. controlewerkzaamheden. In de jaren 2007–2010 ontving de sector hiervoor € 1,17 mln. Voor de jaren 2010 en 2011 is € 2,14 mln. toegezegd.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de mogelijkheden om middelen uit het Europees Visserijfonds in te zetten voor het Masterplan Duurzame Visserij. Met het oog hierop informeert de SGP-fractie tevens naar de mogelijkheden om de garantstellingregeling weer open te stellen.

Zoals in het Algemeen Overleg op 23 mei jl. toegezegd, ben ik bereid bij te dragen aan de ontwikkeling van een pilotschip. EVF-steun voor de bouw van een schip zelf is niet toegestaan, maar ik ben bereid om innovatieve onderdelen van een pilotschip, bijvoorbeeld selectieve of energiebesparende vistechnieken, te ondersteunen. De mogelijkheid om met het oog hierop tot een hernieuwde openstelling van de garantstellingregeling over te gaan is op dit moment onderwerp van overleg met de banken en de Europese Commissie.

Aanwijzing natuurgebieden

De leden van de Christen Unie vragen of de staatssecretaris op de hoogte is van de aangekondigde acties van Greenpeace tegen de vissers en of er voldoende waarborgen zijn dat de vissers veilig en ongehinderd kunnen blijven vissen. Tevens vraagt deze fractie of de staatssecretaris bereid is een onderzoeksagenda op te stellen met verifieerbare uitgangspunten van de te behalen doelen van het aanwijzen van natuurgebieden op zee en daarbij de visstand te monitoren.

Ik ben op de hoogte dat Greenpeace acties heeft aangekondigd. Ik heb begrepen dat Greenpeace houten zeepaarden heeft geplaatst. Ik onderzoek, samen met de staatssecretaris van I & M, of de veiligheid van vissers in het geding is en of stappen nodig en mogelijk zijn.

Met betrekking tot het onderzoek wat ten grondslag ligt aan de aanwijzing van natuurgebieden op zee heb ik u in mijn brief van 14 juni jl. geïnformeerd. De best beschikbare kennis aangaande de landelijke staat van instandhouding van de habitattypen staat in het zogenaamde profieldocument opgetekend. Dat profieldocument bevat de uitgangspunten voor de te behalen doelen. Dit document wordt in de tijd, op logische momenten, aan de laatste stand van de kennis aangepast. Een nieuwe onderzoeksagenda acht ik daarom nu niet nodig. Wel kan ik bevestigen dat de effectiviteit van te treffen maatregelen ten aanzien van het bereiken van natuurdoelen zal worden beoordeeld. Monitoring van de visstand is daar ook onderdeel van. Dit is overigens al grotendeels vastgelegd volgens de Europese Data Collectie Verordening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Dioxineproblematiek

De leden van de fractie van het CDA vragen welke Europese norm wordt overschreden ten aanzien van dioxines en dioxineachtige PCB’s voor wolhandkrab. De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of het klopt dat deze norm geldt voor schaaldieren, met uitzondering van bruinvlees van krab. De leden van de CDA-fractie vragen zich in het verlengde daarvan af of het dan wel juist is dat de gehele inhoud van het krabbenlijf is geanalyseerd, met uitzondering van de poten. Ook de leden van de SGP-fractie vragen of het wel klopt dat metingen zijn verricht aan volledige krabben, als de normstelling is gebaseerd op het witte vlees in de poten. De leden van de SGP-fractie vragen zich tevens af of voor een vangstverbod niet een veel steviger basis nodig is dan een aantal van acht metingen.

In Verordening 1881/2006 staat vermeld dat voor schaaldieren (zoals de wolhandkrab) een norm geldt van 8 pg/g versgewicht voor de som van dioxines en dioxineachtige PCB’s. Dit maximumgehalte geldt voor krabben alleen voor de aanhangsels (poten en scharen) en niet voor het vlees in het buikgedeelte van de krab (bruin vlees). Deze toevoeging is echter pas recent in verordening 420/2011 beschreven (inwerkingtreding 20 mei jl.). Uit het onderzoek van IMARES en RIKILT (rapport C011/11) is gebleken dat het bruinvlees in de bemonsterde wolhandkrabben zeer hoge gehaltes dioxinen en dioxineachtige PCB’s (10 tot 96 pg/g) bevat, zelfs hoger dan de concentraties gemeten in wild gevangen paling in de verontreinigde gebieden. Het is daarmee zeer aannemelijk dat de consumptie van wolhandkrab, afkomstig uit met dioxine vervuilde wateren, een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Bij de consumptie van wolhandkrab wordt het bruine vlees juist als delicatesse gezien en geconsumeerd. Het is daarom wenselijk dat vanuit het volksgezondheidbelang wordt voorkomen dat met dioxine vervuilde wolhandkrab in de handel wordt gebracht. Om deze reden is artikel 54c, in de Visserijwet opgenomen. Dit artikel biedt een rechtsbasis voor het treffen van maatregelen ten aanzien van vissen waarvan wordt vermoed dat deze stoffen hebben opgenomen die een ernstig gevaar voor de mens kunnen opleveren.

Om het risico voor de Nederlandse consument in te schatten zal mijn collega van VWS het Bureau risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (BuRo) van de nieuwe VWA verzoeken een risicobeoordeling te laten uitvoeren naar het risico van consumptie van wolhandkrab gevangen in de met dioxine verontreinigde Nederlandse wateren.

De onderzoeksgegevens in het IMARES-rapport zijn gebaseerd op analyse van de hele inhoud van het krabbenlijf. Hiervoor is gekozen juist omdat deze inhoud vaak gegeten wordt. Daarnaast bevatten de poten en scharen van de wolhandkrab zeer weinig wit vlees waardoor dit moeilijk is te analyseren. Het onderzoek in 2010 had een inventariserend karakter en er is hiervoor op een beperkt aantal locaties bemonsterd. Dit jaar zal uitgebreider onderzoek plaatsvinden naar de vervuiling in wolhandkrab, zowel in de nu gesloten gebieden als daarbuiten. De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting begin 2012 beschikbaar zijn. Mochten deze resultaten leiden tot een ander inzicht ten opzichte van het huidige, wat ik overigens niet verwacht, dan zal ik dit meenemen in de jaarlijkse evaluatie van het gesloten gebied.

Ik vind het van belang te benadrukken dat volgens de Europese Algemene Levensmiddelen Wetgeving de producent primair verantwoordelijk is voor de veiligheid van de door hem geleverde producten.

Door de leden van de SGP-fractie wordt gevraagd of het onderzoek naar uitzet van jonge aal uit vervuilde gebieden naar schone gebieden doorgaat en of hier ontheffing voor wordt verleend.

Subsidie is verleend aan een VIP-project, waarin onderzocht gaat worden wat het effect is van het opgroeien van jonge aal uit vervuilde gebieden in schoon water. Op verzoek van de aanvrager wordt het project op dit moment nog op enkele punten aangepast. De verwachting is dat het project op korte termijn van start gaat. Voor dit onderzoek wil ik ontheffing verlenen om de noodzakelijke hoeveelheid jonge aal uit de gesloten gebieden te halen. Wel blijf ik bij mijn standpunt dat het onderzoek onder gecontroleerde omstandigheden moet plaatsvinden. Te denken valt aan een kwekerij en/of een klein afgesloten schoon water. Mogelijke vervolgstappen zijn afhankelijk van de resultaten uit dit onderzoeksproject.

De leden van de fractie van de SGP vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de invulling van de compensatieregeling voor vissers in de gesloten gebieden.

Hierover wordt u op korte termijn, vóór het AO van 29 juni, een aparte brief toegezonden.

Beheervisserij

De leden van de PVV-fractie vragen of beheervisserij op de binnenwateren leidt tot voedselarmer water met als gevolg dat de aalstand dunner wordt. Tevens vraagt de PVV-fractie of een dergelijke visserij kan bijdragen aan een verbeterde visstand voor sportvisserij en/of beroepsvisserij. De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de afspraken met de Unie van Waterschappen over beheervisserij als neergelegd in de brief van 18 april 2011 aan de Kamer.

Uitvoering van beheervisserij leidt niet tot een verandering in de voedselrijkdom van wateren. De voedselrijkdom is afhankelijk van de externe aanvoer van voedingsstoffen in combinatie met wat reeds aan voedingsstoffen aanwezig is in het systeem. Beheervisserij kan wel leiden tot een verschuiving in de vissamenstelling van een water; dit is ook het doel van het uitvoeren van een beheervisserij. Een dergelijke verschuiving in vissamenstelling kan leiden tot een verbeterde visstand.

De vraag of dit een gunstige invloed heeft voor sport- en beroepsvissers is afhankelijk van wat in de beleving van genoemde doelgroepen een goede visstand is. Zo kan voor de sportvisserij een eenzijdige vissamenstelling met veel brasems aantrekkelijk zijn, maar ook een water waar als gevolg van een beheervisserij een kleinere dichtheid aan brasems en een veel grotere soortenrijkdom aanwezig is kan aantrekkelijk zijn. Invloed van beheervisserij op de aalstand is niet te verwachten omdat deze met name wordt bepaald door de hoeveelheid aal die vanuit zee naar de verschillende wateren intrekt.

Wat betreft de afspraken met de Unie van Waterschappen over beheervisserij, als neergelegd in de brief van 18 april 2011 aan de Kamer, kan worden gemeld dat de Unie van Waterschappen overleg heeft georganiseerd met de betrokken waterschappen om de afgesproken lijn toe te lichten en dat er op 30 juni een overleg is gepland met vertegenwoordigers van Sportvisserij Nederland.

Door de leden van de CDA-fractie wordt in het verlengde van de vragen over beheervisserij en de KRW geïnformeerd of het niet noodzakelijk is de sectororganisatie voor beroepsvissers te blijven ondersteunen voor de vormgeving van visplannen in de VBC’s. Ook door de leden van de SGP-fractie is de vraag neergelegd of de betreffende ondersteuning van de Combinatie van Beroepsvissers niet moet worden gecontinueerd.

Voor de ondersteuning van het opstellen van visplannen in de VBC’s is in de afgelopen drie jaar een aanzienlijke subsidie verstrekt aan zowel de Combinatie van Beroepsvissers, als aan Sportvisserij Nederland. Deze meerjarige subsidie was nadrukkelijk bedoeld als een aflopende eenmalige investering om de sector in staat te stellen na deze periode eigenstandig verder invulling te kunnen geven aan de visplannen. Voortzetting van deze ondersteuning is derhalve niet aan de orde. Wel is nog sprake van een subsidie aan de Combinatie voor Beroepsvissers, met als doel de versterking van de sector beroepsbinnenvisserij, die nog doorloopt. Tot slot ligt ook de vraag aan de sector nog op tafel om te komen met een eigen toekomstvisie. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan kan ik mogelijk in ondersteunende zin een bijdrage leveren, waarbij ik op voorhand wil benadrukken dat de mogelijkheden hiervoor op dit moment beperkt zijn.

Garnalenvisserij

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op welke wijze de vangstcapaciteit van de garnalenvisserij zal worden beperkt.

Begin april zijn afspraken gemaakt met de sector en natuur- en milieuorganisaties over de ontwikkeling van beheermaatregelen en een toekomstperspectief voor de garnalenvisserij. Ik heb dit traject ondersteund met onderzoek en begeleiding.

Hoewel tot zeer recent ook vanuit de onderzoekswereld geen wetenschappelijke aanleiding werd gezien om te komen tot beheermaatregelen voor de garnalenvisserij, is inmiddels geconcludeerd dat het toch wenselijk is om te komen tot een beheer van de garnalenvisserij.

Samen met de sector wordt hieraan gewerkt, waarbij draagvlak van de soort en het ecosysteem uitgangspunten zijn. Een dergelijke aanpak is alleen effectief wanneer dit op Europees niveau worden geïmplementeerd. Tijdens een recent bilateraal overleg tussen Nederlandse en Duitse overheden en vissers hebben alle partijen afgesproken hierbij samen te werken. Gezien de internationale context is instelling van beheermaatregelen een traject dat meerdere jaren in beslag neemt. De geschetste aanpak biedt ook een goede basis om het toekomstperspectief voor de garnalenvisserij te versterken. De sector is zelf eerstverantwoordelijke voor de uitwerking van dit spoor. Het Productschap Vis is hierbij nauw betrokken.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA).

Naar boven